Een week naar de zee zit er voor 1 op de 8 Vlamingen niet in
FLEMAL

1 op de 8 Vlamingen kan zich geen week vakantie per jaar permitteren

Een op de acht Vlamingen heeft niet genoeg geld om één week per jaar op vakantie te gaan. Dat blijkt uit de eerste resultaten van de jaarlijkse enquête naar inkomens en levensomstandigheden van Statbel. En ook een onverwachte uitgave is voor evenveel Vlamingen moeilijk. 

Zowat 21,6 procent van alle Belgen - een op de vijf - had in 2023 geen budget om één week vakantie buitenshuis te betalen. Het gaat om een lichte stijging in vergelijking met vorig jaar, toen het 20,8 procent was. Als je de vergelijking maakt met de periode voor de coronacrisis (2019) gaat het om een daling. 

Vlaanderen is de regio met het laagste percentage: 13,5 procent. Al is er ook daar een (lichte) stijging in vergelijking met 2022. In Wallonië (31,5 procent) en Brussel (36,4 procent) liggen de cijfers een heel stuk hoger. 

Belangrijk: het gaat om mensen die aangeven dat ze niet op vakantie kunnen om financiële redenen. Mensen die dat niet kunnen door andere redenen of daar geen behoefte aan hebben, worden hier niet meegeteld. Daarom is een vergelijking met de jaren 2020 en 2021 erg moeilijk. Door de coronamaatregelen was reizen toen niet evident.

Alleenstaande ouders en werklozen hebben het moeilijker

Binnen dat ene globale cijfer zitten enorme verschillen als je gaat kijken naar de bevolkingsgroepen. Vooral werklozen, huurders, alleenstaande ouders en laaggeschoolden hebben het moeilijk om een week vakantie te betalen. 

"Deze cijfers zijn een belangrijke indicator", zegt Henk Van Hootegem van Steunpunt Armoedebestrijding. "Vakantie is iets wat bij een samenleving hoort. Daar niet aan kunnen deelnemen, wijst op uitsluiting. Het is een pertinent signaal."

Ook onverwachte uitgaven moeilijk

De cijfers komen uit de jaarlijkse enquête naar inkomens en levensomstandigheden van het Belgische statistiekbureau Statbel. Daarin wordt onder meer gekeken hoeveel mensen zich iets - wat voor velen als "basis" wordt beschouwd - niet kunnen veroorloven. 

Concreet worden dertien zaken voorgelegd: van een degelijke verwarming tot twee paar schoenen. Wie over minstens zeven zaken daarvan zegt het zich niet te kunnen veroorloven uit geldgebrek, wordt beschouwd als ernstig materieel en sociaal gedepriveerd.

Vorig jaar ging dat om 6,1 procent van alle Belgen, maar ook hier zijn erg grote regionale verschillen. In Vlaanderen gaat het bijvoorbeeld om 3,4 procent, in het Waals Gewest 8,5 procent en in Brussel 13,7 procent. 

Opvallend: naast één week vakantie per jaar staat "een onverwachte uitgave" ook hoog in de lijst. 21,5 procent van de Belgen zegt dat een onverwachte uitgave van 1.300 euro een probleem is. Ook hier gaat het om bijna 2,5 miljoen mensen. 

Ook hier gaat het veel vaker om mensen in Brussel (38,3%) en Wallonië (32,6%), en minder in Vlaanderen (12,3%).

"Geen goed nieuws"

"Deze cijfers zijn uiteraard geen goed nieuws", zegt armoede-expert Wim Van Lancker op X. "Wie in materiële en sociale deprivatie leeft, heeft een ontoereikende levensstandaard. En dat kan leiden tot armoede. Maar het is niet 1-op-1 gelijk te stellen met armoede, en deprivatie is een trager proces dan hoe de inkomens evolueren."

Op basis van deze indicator lijkt het risico op armoede de afgelopen jaren min of meer stabiel gebleven. Ze stijgt niet, maar ze daalt ook niet. 

Volgende week worden alle cijfers uit de enquête bekendgemaakt. Dan wordt ook duidelijk hoeveel mensen vorig jaar rond moesten komen met een inkomen dat onder de armoededrempel ligt en krijgen we een vollediger beeld van de armoede in België.

Meest gelezen