Een achtergelaten koffer in het station van Blankenberge, een paar kartonnen dozen bij de luchthaven van Deurne of een valies op een perron van Antwerpen-Centraal. Allemaal waren ze verdacht, en elke keer mocht Dovo, de ontmijningsdienst van het Belgische leger, uitrukken. Om telkens weer te besluiten dat het loos alarm was. Maar in terreurtijden geldt: het zekere voor het onzekere.

In de eerste zeven maanden van dit jaar zijn de ontmijners in totaal al 160 keer uitgerukt, alleen voor aan terreur gelinkte meldingen. Opruiming van oud oorlogstuig is daar niet bijgerekend. Ter vergelijking: in heel 2015 kreeg Dovo 158 meldingen van verdachte pakketten. In 2014 waren dat er 116, het jaar daarvoor 94.

Angst na terreurgolf

Bij Dovo zelf was gisteren niemand beschikbaar voor meer uitleg bij de cijfers en de snelle opeenvolging van interventies. Reden: “Het werkritme laat dat niet toe.” Lees: de ontmijners zitten stilaan op hun tandvlees. “De druk is sterk te voelen”, zegt een militaire bron. “Alweer wordt een eenheid overbevraagd.”

De overheid roept de burgers overigens op – “de dramatische aanslagen van 22 maart indachtig” – om extra aandachtig te zijn. “Meld elk verdacht pakket ”, staat te lezen op risico-info.be, een website van de FOD Binnenlandse Zaken. Dus worden achtergelaten koffers in stations massaal gemeld aan de politie, die op haar beurt elke keer Dovo inschakelt.

Het is een logisch gevolg van de angst die de recente golf van terreur meebrengt, zegt professor Eric Depreeuw, psycholoog gespecialiseerd in angst. “We zijn in Zaventem, Parijs en ­Nice van dichtbij geconfronteerd met een enorme bedreiging. Zowat ­iedereen reageert daarop met angst en stress. Velen kunnen dat plaatsen en kunnen verder, anderen gaan neutrale stimuli ervaren als een bedreiging. Bijvoorbeeld: ze zien een koffer en zien er een bom in.”