Erkende vluchtelingen krijgen van de federale overheid een installatiepremie die hen moet helpen bij de zoektocht naar een woning. Het Antwerpse OCMW wil die premie alleen maar toekennen als de vluchteling in een woning verblijft die aan alle kwaliteits- en gezondheidsnormen voldoet. Het OCMW wil zo de strijd aangaan met huisjesmelkers.

“De strijd tegen huisjesmelkers is een terechte strijd, maar het niet toekennen van een installatiepremie is daartoe niet het juiste middel. Die woonkwaliteitsvereiste is immers niet opgenomen in de wetgeving”, oordeelde het arbeidshof.

De vluchteling in kwestie was een Pakistaan die op 6 juli 2015 naar België was gekomen. Op 30 november 2015 werd hij erkend als vluchteling en moest hij het asielcentrum verlaten. Hij vond in februari 2016 een huurappartement in Antwerpen en vroeg een installatiepremie aan, waar hij als erkend vluchteling recht op had. Zo’n premie dient om een woning in te richten met meubelen, keukenspullen te kopen, etc.

Het OCMW weigerde echter de premie toe te kennen - ook al voldeed hij aan alle voorwaarden - omdat het appartement “ongeschikt” was. De verhuurder zou een slechte reputatie hebben, er zouden drugsdealers en prostituees in het pand actief zijn en het zou slecht onderhouden zijn.

De wetgeving voorziet echter niet dat de woning moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen vooraleer een installatiepremie kan worden toegekend. De vluchteling was naar de arbeidsrechtbank getrokken en had daar in september 2016 gelijk gekregen. Het OCMW ging in beroep, maar ving woensdag opnieuw bot.