Direct naar artikelinhoud
Insecticiden

Bijengif: van verdacht naar reëel gevaar

Bijengif: van verdacht naar reëel gevaar

Amper een maand nadat Den Haag een verbod op de stoffen verwierp, is het weer gedoe rond het 'bijengif' imidacloprid. Britse wilde bijen die grazen op bloemen behandeld met de omstreden insecticiden, zijn de afgelopen 18 jaar veel meer in aantal en leefgebied achteruit gegaan dan andere bijen.

Dat toont voor het eerst aan dat 'neonicotinoïden' - de klasse stoffen waartoe imidacloprid behoort - de insecten toch echt schade berokkenen, schrijven Britse biologen vandaag in vakblad Nature Communications. Tot nu toe ging men vooral af op laboratoriumstudies en kleinere veldexperimenten.

Over neonicotinoïden - 'bijengif', zeggen de tegenstanders - is al jaren gesteggel. Het bestrijdingsmiddel, doorgaans gebruikt als zaadcoating, wordt opgenomen door de plant, waarna er niet of nauwelijks meer hoeft te worden gespoten. 

Nadeel is dat het ook in het nectar en het stuifmeel komt. Toen er na 2000 in veel landen opeens verdacht veel bijensterfte werd gemeld, hoorden de neonicotinoïden bij de hoofdverdachten. Maar dat blijkt nog mee te vallen: de bij heeft last van een hele waslijst problemen, waarvan gif er wellicht een is.

Voor het nieuwe onderzoek analyseerden ecologen twee decennia waarnemingen van 62 soorten wilde bijen. Daaruit bleek een opvallend patroon: het ging vooral slecht met bijen die zich voeden met koolzaad. Een teken dat de insecten gevoelig zijn voor neonicotinoïden, waarmee men het gewas doorgaans behandelt.

Bijen vormen een essentieel onderdeel in de wereldwijde voedselvoorziening.

Toch is het gif ook hier slechts een van de factoren, benadrukt hoofdonderzoeker Ben Woodcock van het Centrum voor ecologie en hydrologie in Oxfordshire. "De invloed van neonicotinoïden is waarschijnlijk niet los te zien van andere omgevingsfactoren, zoals verlies van leefgebied, ziektekiemen, klimaatverandering en andere insecticiden." Producent Bayer wijst erop dat de studie niet goed aanwijst wat oorzaak is en wat gevolg.

In Nederland zou het wel eens helemaal anders kunnen zitten, vermoedt bijenexpert Koos Biesmeijer van Naturalis. Bij ons komen bijen minder in aanraking met neonicotinoïden, simpelweg omdat de behandelde gewassen hier vaak onder glas staan of niet aanlokkelijk zijn voor bijen. Het verbod op imidacloprid dat staatssecretaris Van Dam vorige maand overwoog, had dan ook een andere reden: in glastuinbouwgebieden wordt soms te veel van het gif in het water aangetroffen. Waterdieren, muggen en vogels die van muggen leven, zouden daardoor schade oplopen.

"In ons land zijn neonicotinoïden absoluut geen hoofdoorzaak van bijensterfte", zegt Biesmeijer. "Althans niet bij honingbijen, waarvan we de beste gegevens hebben. Bij ons is bij de bijensterfte vooral de imker van belang, en hoe goed die erin slaagt om ziekten zoals de varroamijt te bestrijden."

Bijengif: van verdacht naar reëel gevaar

Dat van de 360 wilde bijensoorten in ons land ongeveer de helft op de rode lijst staat, komt ook hier door een veelheid van problemen. "We nemen voedsel weg en stoppen gifstoffen terug", vat de bioloog de optelsom van samen van natuurverschraling, bevolkingsgroei, bebouwing en intensieve landbouw.

Voor Groot-Brittannië is het een goed idee, oppert Woodcock, om soms ook eens koolzaad zonder neonicotinoïden te telen. "De voordelen van koolzaad als vroeg foerageergewas kan wellicht zorgen voor een relatief snel herstel van in elk geval sommige wilde bijensoorten."

Ook Biesmeijer wil toe naar een duurzame landbouw die zo min mogelijk schade aan de omgeving toebrengt, maar waarschuwt wel om de neonicotinoïden niet te snel af te schrijven. "Je mag aannemen dat we anders weer gaan spuiten. En de vraag is wat schadelijker is", zegt hij.