Direct naar artikelinhoud
Postuum

'Het Beest' is dood: wie was maffiabaas Totò Riina, de man die 26 keer levenslang kreeg?

'Het Beest' is dood: wie was maffiabaas Totò Riina, de man die 26 keer levenslang kreeg?
Beeld rv

In de Italiaanse stad Parma is Salvatore 'Totò' Riina overleden. Decennialang zwaaide Riina (87), de beruchtste aller peetvaders, de plak over Cosa Nostra, de Siciliaanse maffia. Talrijke geheimen neemt hij mee in zijn graf.

Twintig jaar lang stond hij aan het hoofd van Cosa Nostra, al die tijd heerste hij met ijzeren vuist over Sicilië. In de gevangenisvleugel van een ziekenhuis in Parma, in Noord-Italië, is in de nacht van donderdag op vrijdag Salvatore 'Totò' Riina overleden, peetvader der peetvaders. Totò Riina, die aan kanker leed, werd uitgerekend gisteren 87.

Riina's dood komt niet helemaal onverwacht. De voorbije dagen was de boss in een coma geraakt, eerder deze week had de Italiaanse minister van Volksgezondheid, Andrea Orlando, het document ondertekend dat zijn nabije verwanten de toestemming verleende om afscheid van Riina te nemen. Volgens Italiaanse media zullen zijn echtgenote en een van zijn dochters zich in de komende uren naar Parma begeven.

150 moorden

Dat laatste gebeurt bij hoge uitzondering – en postuum. Totò Riina, die 26 keer levenslang kreeg, was veruit de zwaarst bewaakte gevangene van de republiek. Als opperste leider van Cosa Nostra, de maffiaorganisatie die vanuit het stadje Corleone soeverein over Sicilië waakte, zou Riina sinds de jaren 70 ruim 150 moorden op zijn kerfstok gehad hebben, waarvan hij er 40 zelf geklaard had. Riina was het die de aanslagen op de antimaffiarechters Giovanni Falcone, in 1992, en Paolo Borselino, in 1993, beraamde; hij ook zette zijn naam onder een reeks bloedige terreurdaden in Rome, Milaan en Firenze, eveneens in de vroege jaren 90.

Als weinig anderen in Italiës collectieve verbeelding belichaamde de Capo dei Capi, die begin 1993 in de boeien was geslagen, het absolute kwaad, een vaandel dat hij hooghartig en tot op het laatst bleef voeren. “Ik stond niemand naar het leven,” klinkt een van zijn citaten, “het waren de anderen die mij naar het leven stonden.”

Volgens de centrumlinkse krant La Repubblica was Riina er alles aan gelegen de perceptie hoog te houden dat hij en niemand anders de maffia controleerde. In werkelijkheid is het Italiaanse gerecht, én de publieke opinie, er steevast van uitgegaan dat ergens boven Cosa Nostra heen andere lieden aan de touwtjes trokken, figuren uit de politieke wereld en Italiaanse instellingen. Zelf praten deed Riina in de virtuele beklaagdenbank amper (hij werd door middel van videoconferenties verhoord vanuit de cel), meewerken met het onderzoek nog minder: mini-camera's, ander spionagemateriaal en getuigenissen van bloedbroeders zijn het die 's mans ware aard en de modus operandi van Cosa Nostra jaar na jaar verder blootgelegd hebben.

Als weinig anderen in Italiës collectieve verbeelding belichaamde de Capo dei Capi, die begin '93 in de boeien was geslagen, het absolute kwaad, een vaandel dat hij hooghartig en tot op het laatst bleef voeren

Vooral jegens een collega-peetvader uit Apulië, Alberto Lorusso, toonde Riina, alias het Beest, zich loslippig. Volgens Lorusso, met wie Riina van gedachten wisselde toen beiden hun dagelijks luchtje gingen scheppen, barstte de Capo van de eigenwaan: “Mannen zoals Totò Riina (hij vermocht in de derde persoon over zichzelf te spreken, LD), van hen mogen er duizend per jaar geboren worden", zo stelde hij ooit. Riina bleef ook opscheppen over de moord op Falcone.

Salvatore 'Totò' Riina na zijn arrestatie in 1993.Beeld AFP

De grootspraak was niet enkel een karaktertrek, mogelijk was ze in de eerste plaats een strategie om verwarring te zaaien. Stukje bij beetje daagde het de speurders dat voor deze boss waarheid en fictie door elkaar liepen, zoals hij ook meerdere persoonlijkheden speelde: nu eens het onschuldige, haast meelijwekkende oude mannetje, dan weer de kille moordenaar met de lugubere blik.

Arm boerengezin

Opgroeien deed Salvatore Riina, die in 1930 in Corleone werd geboren, ten zuiden van Palermo, in een arm boerengezin. Op zijn achttiende sloot hij zich aan bij de maffia. Na een eerste celstraf voor moord werkte hij zich op tot rechterhand van de legendarische baas Luciano Liggio, die hij in 1974 opvolgde. Meer dan een kwarteeuw lang slaagde Riina erin zich voor de autoriteiten te verstoppen. Intussen stapelden de aanhoudingsbevelen zich op en maakte de Corleone-clan zich meester van de Siciliaanse economie. Drugstrafiek, ontvoering, afpersing en moord werden Riina's handelsmerk. Niet alleen het gerecht had hij in het vizier, ook concurrerende maffiageslachten, die uit Palermo, moesten het op bloedige wijze ontgelden.

Stukje bij beetje daagde het de speurders dat voor deze boss waarheid en fictie door elkaar liepen, zoals hij ook meerdere persoonlijkheden speelde: nu eens het onschuldige, haast meelijwekkende oude mannetje, dan weer de kille moordenaar met de lugubere blik.

Riina bleef bijna tot op zijn sterfbed deining veroorzaken. Zo had hij in juli dit jaar zijn verzwakte gezondheid ingeroepen om zijn invrijheidstelling te eisen. De rechtbank verwierp het verzoek met het argument dat Riina binnen de gevangenismuren even goede zorgen kreeg toebedeeld als daarbuiten het geval zou zijn geweest.

Waar en wanneer Riina begraven wordt, is nog niet meegedeeld. Zijn oudste zoon Giovanni (41) is de enige telg van de familie die geen toestemming kreeg voor het addio. De ultieme toedracht over zijn wapenfeiten neemt Riina in zijn graf mee.