Direct naar artikelinhoud
Opinie

Het shariadebat leidde alvast tot een nuttig besluit: van onwetendheid word je niet slimmer

Mark Elchardus.Beeld Bob Van Mol

Mark Elchardus is emeritus professor sociologie aan de VUB en opiniemaker bij De Morgen. Zijn bijdrage verschijnt wekelijks op zaterdag.

De eerste bevindingen van de survey Samenleven in diversiteit, vorige week gepresenteerd, zorgden meteen voor vuurwerk. 23 procent van de mensen van Marokkaanse en 39 procent van de mensen van Turkse origine stellen “dat de regels van mijn geloof altijd moeten voorgaan op de Belgische wetten”. Het is gek zo'n gegeven naar nationale herkomst, in plaats van naar levensbeschouwing te rapporteren, maar soit. 

In een onderzoek uit 2016 (Noir, jaune, blues) was 29 procent van de Belgische moslims het eens met de uitspraak “de wetten van de islam staan boven de wetten van het Belgische volk”; 34 procent zou “liever een politiek systeem hebben dat op de Koran steunt”. Deze cijfers liggen dicht bij wat vorige week werd gemeld. Niets nieuws dus. Toch kregen we meteen weer een debat over hoe groot de steun voor shariawetgeving bij de moslims in dit land nu eigenlijk is.

Barbaarse straffen

Moeilijke vraag. Voorrang geven aan geloofsregels boven de wet betekent niet noodzakelijk dat men shariawetgeving wil, laat staan de soort barbaarse straffen die in sommige versies daarvan zijn voorzien. Stellen dat die voorrang helemaal niet wijst op een verlangen om onder sharia te leven, is echter klinkklare onzin, zeker als gezegd wordt dat de geloofsregels altijd moeten voorgaan.

Waarom maken wij ons eigenlijk zorgen over mensen die religieuze voorschriften willen laten primeren op de wet? Laten we toch niet vergeten dat we zo'n houding onder bepaalde omstandigheden bewonderen. In Sophocles’ treurspel begraaft Antigone haar broer, tegen de wet in. Montesquieu stelt het scherp: “De plicht van een burger is een misdaad als zij in de weg staat van de plicht van een mens.” Talrijk zijn de boeken en films die Pius XI verwijten dat hij zich niet consequenter verzette tegen de naziwetten. In het geval van de moslims vinden we dat verzet verwerpelijk. Waarom? Gewoon omdat we onze wetten veel beter achten dan de meeste van hun voorschriften.

Waarom maken wij ons eigenlijk zorgen over mensen die religieuze voorschriften willen laten primeren op de wet?

Uit het onderzoek uit 2016 leren we dat zowat een op de drie van de Belgische moslims akkoord gaat met de uitspraak: “Ik hou niet van de westerse cultuur, zeden en levenswijze.” Bijna alle niet-moslims houden daar nu net wel van, zeker als zij de vergelijking met moslimlanden maken. 

In onderzoek uit 2013 in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs in Antwerpen en Gent vond 21 procent van de moslimleerlingen het goed dat in sommige landen homoseksuelen worden terechtgesteld. De overgrote meerderheid van niet-moslims krijgt daar koude rillingen van. Aan die verschillen ontspringt de vrees voor sharia, voor een weg die niet de onze is. Het draait om cultuurverschillen, niet om de spanning tussen overtuiging en wet.

Geloofsafvalligen

Voor zover ik weet werd in België nog nooit de vraag gesteld of “u een beweging zou steunen die ernaar streeft shariawetgeving in te voeren?” Dat gebeurde wel in Nederland in 2010 (I. Roex en anderen): 40 procent van de mensen van Marokkaanse en 19 procent van die van Turkse origine verklaarden toen dat zij dat “misschien wel of zeker” zouden doen. In een studie (van Policy Exchange) uit 2007 in Groot-Brittannië stemde 28 procent van de moslims in met de stellig “mocht ik kunnen kiezen dan zou ik hier liever onder shariawet dan onder Britse wet leven”.

Ook die vragen bieden onvoldoende inzicht. Ik zou graag willen weten wat de voorschriften die sommige moslims willen volgen, impliceren voor het gebruik van de gemeentelijke bevoegdheden betreffende sociale bijstand, OCMW, huisvesting, onderwijs, ordehandhaving, politiemacht, burgerlijke stand. Ook zou ik willen weten wat er onder de radar van onze wet en handhaving gebeurt met geloofsafvalligen of met vrouwen die op aanraden van geestelijke leiders niet burgerlijk maar enkel religieus huwen en dan willen scheiden of verstoten worden, en zich enkel tot een (informele) shariaraad van bebaarde fundi’s kunnen wenden. De debatten over de sharia maken duidelijk dat we dringend meer onderzoek behoeven. Hoeveel moslims zouden volgens de shariawetgeving willen leven? Wat verstaan zij daar dan precies onder? Wat houdt dat in? Hoe willen zij dat waarmaken? Waarin verschillen zij van de moslims die daarvoor bedanken?

De echte tegenstanders zijn de mensen die van oordeel zijn dat onderzoek over het denken, voelen en doen van moslims moet worden verboden

Die kennis moet ook ten dienste staan van de mensen die binnen de moslimgemeenschap bouwen aan een geloofsbeleving die niet alleen de wet respecteert, maar ons samenlevingsproject mee draagt. Zo zijn er nogal wat, islamleraars en imams. Zij verdienen te worden ondersteund met degelijke kennis van het denken en voelen van de moslims. Het gebrek daaraan lijkt mij bedreigender dan die 30 procent die shariawetgeving wil en waarvan we niet goed weten wat ze bedoelen (als ze dat zelf al weten). Zij zijn niet onze tegenstanders in het streven naar integratie. De echte tegenstanders zijn de mensen die bewust kiezen voor onwetendheid, die van oordeel zijn dat onderzoek over het denken, voelen en doen van moslims moet worden verboden omdat het moslims te zeer zou herleiden tot hun geloof. Zij maken die 30 procent onzichtbaar, zoals ze alles wat zij niet willen zien ook voor anderen onzichtbaar willen maken. Zij geloven dat zichtbaarheid “polariseert”. Zijn er blijkbaar van overtuigd dat men van onwetendheid slimmer wordt.