Moeder Belgische Syriëstrijder getuigt: ‘Er waren kleine signalen, maar niets alarmerend’

De zoon van Fatima Ezzarhouni vertrok in 2013 richting Syrië. Nadien heeft ze hem nooit meer gezien. In De zevende dag deed doet de moeder van een van eerste Belgische Syriëstrijders haar verhaal. ‘Hij sprak nauwelijks over Syrië.’

evdg, rdc

Afgelopen week doodde gedetineerde Benjamin Herman, die met penitentiair verlof was, twee agenten en een student in Luik. Hij radicaliseerde naar verluidt tijdens zijn verblijf in de gevangenis. De zaak deed niet alleen het debat over strafuitvoering opnieuw oplaaien, maar ook dat over het deradicaliseringsbeleid.

In De zevende dag getuigde Fatima Ezzarhouni zondagvoormiddag over de radicalisering van haar zoon. Hij was een van de eersten die vanuit België naar Syrië vertrok.

Ezzarhouni’s verhaal begint in de zomer van 2013. Haar zoon verjaart op 14 juni en die dag wou ze hem dan ook even extra goed vasthouden. ‘Ik wilde hem vasthouden, maar hij kon mij zelfs niet aankijken’, vertelt ze. ‘Hij leek gehaast, ik dacht dat het met de examenperiode te maken had. Ik heb hem toen gezegd “Ik heb u 18 jaar geleden op de wereld gezet”, en hem toch even vastgehouden. Dat was de laatste keer dat ik hem gezien heb.’

‘Kleine signalen’

Pas toen ze een brief vond, besefte ze wat er precies was gebeurd. ‘Twee dagen naar na zijn vertrek vond ik zijn brief’, aldus Ezzarhouni. De inhoud kent ze na al die jaren zo goed als vanbuiten. ‘Liefste mama’, stond er, ‘bedankt voor alles en sorry voor alles. Je bent de persoon die ik het liefste zie.’

Er komt ook nog een uitleg in de brief, waarom hij niet meer in België kan blijven: ‘Ik ben naar Syrië gegaan om de mensen zoals jij en ik, de weduwen, de wezen te helpen. Mensen die geen hulp gekregen hebben vanuit de wereld. Ik heb het ook voor Allah gedaan.’

Het maakte zijn vertrek niet minder makkelijk voor Ezzarhouni. ‘Hij is vanuit een ideaal vertrokken’, klinkt het. ‘Maar na zijn brief werd het pikzwart.’ De moeder heeft nooit geweten dat haar zoon radicaliseerde, maar achteraf beseft ze wel dat er signalen waren. ‘Ik had geen vermoeden. Maar er waren wel kleine signalen. Niks alarmerend. Zeker toen niet. Hij was wat veranderd qua kledij, bad meer, en af en toe sprak hij over de moslims in Birma, dat ze onderdrukt werden en dat het niet eerlijk was. Maar over Syrië sprak hij nauwelijks.’

Zwaargewond en vader

Waar haar zoon vandaag zit, weet Ezzarhouni niet. Maar ze vermoedt dat hij nog steeds in Syrië is. Zelf hoort ze hem niet of nauwelijks, maar via via kwam ze al wat dingen te weten. ‘Intussen heeft hij een kindje, weet ik. Hij is vader, ik ben grootmoeder geworden. Ik weet ook dat hij zwaargewond geraakt is en zijn gezondheid niet meer zo goed is.’

Ezzarhouni is ondertussen actief in verschillende organisaties waar deradicalisering een thema is. ‘Ik ben niet de enige moeder die dit heeft gemaakt. Ik probeer dan ook te helpen waar ik kan.’