Direct naar artikelinhoud
Column

Als God perfectie en zuiverheid is, wordt handicap symbool voor alles wat God níét is

Anais Van Ertvelde.Beeld Bob Van Mol

Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet.

“God zal je genezen!” De man in het restaurant wil graag zijn handen op mijn voorhoofd leggen. Ze glimmen van de knoflook­olie. Hij zat helemaal aan de andere kant van de zaal. In zijn eentje een tafel vol thali’s naar binnen aan het werken.

Nu heeft hij zich een weg gezocht langs de smalle paadjes, tussen de andere eters door, tot bij mij. Achter hem een slagveld van opzij­getrokken pvc-tafellakens en uit de weg geduwde stoelen. Het was dringend, precies.

“God zal je genezen!” probeert hij nog een keer. Ik kijk hem niet-begrijpend aan, voel aan mijn eigen voorhoofd. Het is warm, klammig zelfs. Ben ik dan toch ziek aan het worden? Ik heb de laatste tijd echt te veel gewerkt. Dat zul je altijd zien, net als je op vakantie vertrekt. Dan word je ziek. Gisteren duizelde het me, toen ik tijdens de yoga een groet aan de zon uitvoerde. Zwart voor mijn ogen. Lage bloeddruk.

“Niet nu!” stuurt de man bij. “Later. Wanneer je naar de hemel gaat. In de hemel heeft niemand een lichamelijk gebrek.”

Voor ik wat kan zeggen, baant hij zich een weg terug naar zijn thali’s. Tevreden met zichzelf eet hij verder. Mijn gezelschap weet niet meteen hoe het moet reageren. Daar heb ik alle begrip voor. Zulke uitwisselingen overkomen hen niet elke dag. Mij ook niet, eerlijk gezegd. “Het is misschien een beetje voorbarig dat hij ervan uitgaat dat ik naar de hemel ga”, grap ik dan maar. Mijn tafelgenoot maakt dankbaar gebruik van mijn opmerking: “Over de hel zeggen ze toch altijd dat de compagnie er vele malen beter is. Met al hun gebreken. Van lichamelijke of andere aard.”

Ik ben niet gelovig opgevoed, laat staan bijbelvast. Mijn gedachten gaan dus meteen naar de Franse historicus Henri-Jacques Stiker. Als pionier schreef die begin jaren 80 al een geschiedenis van handicaps. Daarin ging hij op zoek naar sleutelmomenten waarop de maatschappij betekenis aan handicaps toekende. In het Oude Testament en de Talmoed vond hij de basis voor een principe van exclusie: wie onooglijk of ziekelijk is, mag de tempel niet binnen. Zo leest Stiker daar. Als God perfectie en zuiverheid is, wordt handicap symbool voor alles wat God níét is. Het aardse, het vuile, het aangetaste.

Wandel ik door de paarlen poorten naar binnen en verschijnt er plots een tweede arm? Wat een horror. Dát zou pas een trauma zijn

Het Nieuwe Testament schaaft die interpretatie volgens Stiker slechts gedeeltelijk bij. Jezus opent de tempel voor iedereen, maar wel nadat hij lichamelijke afwijkingen heeft uitgewist, genezen. Bij wijze van denkoefening probeer ik me levendig voor te stellen hoe het in zijn werk zou gaan: mijn genezing aan de paarlen poorten. Of net erna. Wandel ik naar binnen en verschijnt er plots een tweede arm? Wat een horror. Dát zou pas een trauma zijn. Ik moet er niet aan denken. Sta ik met Petrus te bikkelen terwijl hij probeert een hand­oplegging te doen waarvoor ik geen toestemming wil geven?

Of is het Jezus zelf die daar heelt? “Zou je dat niet eerst vragen?” zeg ik hem. “Iedereen heeft andere verlangens, JC. Je kunt er niet zomaar van uitgaan dat je het beter weet. Als je wat wilt doen, help dan mijn bloeddruk omhoog.”

Mijn arm voelt niet als een wonde. En dan nog. Sommige wonden maken je tot wie je bent. Ik wil ze lang niet alle kwijt. Het lijkt vooral de onnadenken­de genezer die zich er goed bij voelt.

Bij de illusie dat je zomaar kunt helen door alle kwetsuren te wissen.