Direct naar artikelinhoud
Colloquium Neerlandicum

Inktvismuzen, Vlaamse broekschijters, en Hugo Claus als computerspel: het 20ste Colloquium Neerlandicum

We leven intussen al een vol decennium zonder Hugo Claus, maar zijn geest waart nog steeds onverdroten door ons literair én digitaal landschap.Beeld RV

De afgelopen dagen zakten zo’n driehonderd onderzoekers in de Neerlandistiek af naar Leuven voor het Colloquium Neerlandicum, een driejaarlijkse bijeenkomst van bollebozen die graag spreken over de Nederlandse taal en cultuur.

Als academicus voor het Nederlands kiezen lijkt geen evidente keuze, zeker gezien de vele doemscenario’s die ons de laatste tijd toelachen: het hoger onderwijs verengelst, de talenkennis verschraalt, de ontlezing (ongetwijfeld geleid door Fortnite en Netflix) rooft steeds meer potentiële boekenliefhebbers, en de middelbare scholen schrappen doodleuk een uur Nederlands. Het digitale tijdperk lijkt onze taal moederziel alleen achter te laten. Maar lonkt er dan een rampzalige, Nederlandsloze toekomst aan de horizon?

Niet als het aan de organisatie van het Colloquium, de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), en het aandikkend legioen internationale neerlandici ligt. Want terwijl de promotie van het Nederlands in eigen land dead on arrival lijkt, is de populariteit van onze taal net gestégen in het buitenland, als we het IVN zelf mogen geloven. Van Slowakije over Syrië tot China spreken er zowel studenten als docenten Nederlands met een sappig accent – en als we de rijke flora en fauna aan Nederlands onderzoek bekijken, trekken we dezelfde conclusie.

Een Colloquium om u, je, ghi én gij tegen te zeggen

Deze twintigste editie van het Colloquium landde in de Leuvense Faculteit Letteren, waar elke nieuwsgierige Neerlandofiel zijn ogen en oren kon laven aan lezingen en panelsessies over verschuivingen in de tussentaal, digitale lesplannen voor het Nederlands, middeleeuwse kerstverhalen, de socialemediastrategie van een Surinaams politica, en twintigste-eeuwse reisbrieven zónder #wanderlust-selfie. De rode draad van dienst is ‘Nederlands in beweging’, want onze taal heeft al heel wat omzwervingen meegemaakt, van land tot land, kunstvorm tot kunstvorm, en eeuw tot eeuw. Dat resulteert op het Colloquium vanzelfsprekend in een biodiversiteit om u, je, ghi én gij tegen te zeggen.

Een greep uit het aanbod te geven: Barbara Fraipont (UCLouvain) zoomde in op de inktvis als inspiratiebron, muze, en gezelschapsdier in het werk van Charlotte Mutsaers en Oek De Jong. De inktvis is, in tegenstelling tot een kat of hond, geen evidente keuze als compagnon de route in het leven, maar daar geeft een subversief figuur als Mutsaers geen ene moer om. Volgens Fraipont draait dat beeld van de gezelschapsinktvis de verwachtingen van onze maatschappij én die van de lezer op zijn kop, en is het daarnaast een krachtige kritiek op de integratie van zogezegd “vreemde” levensvormen in onze cultuur.

Thomas Pierrart (KU Leuven) spitte dan weer de traditie van het Amerikaverhaal in het Nederlands uit. Daartoe keert hij terug in de tijd - à la Back to the Future, maar dan met boeken in plaats van een blitse Delorean - via de reisverhalen van onder meer Conscience en Claus. De personages van die laatste willen bijvoorbeeld kaartspelen met echte gokkers in Vegas, in plaats van met de ‘Vlaamse broekschijters’ hier. De schrijvers van die tijd contrasteerden het bruisende, explosieve Amerika met het rationele Europa, en die structuur fungeert als microscoop om hedendaagse VS-trippers als P.F. Thomèse, Cees Nooteboom en Auke Hulst te analyseren. 

De inktvis is geen evidente keuze als compagnon de route in het leven, maar daar geeft een subversief figuur als Charlotte Mutsaers (foto) geen ene moer om.Beeld Karoly Effenberger

Zulke moderne verhalen contrasteren Amerika immers niet zozeer met Europa, maar het Amerika van nu met dat van vroeger – het land van dromen dat nu bestaat uit verdampte neon, leegstaande fabrieken, en krottenwijken. De Amerikaanse mythes en dromen die de vroegere verhalen voortdreven, blijken nu weinig meer dan lege hulzen. Via een dergelijk historisch én modern referentiekader blijken de oude meesters niet enkel een spiegel van hun eigen tijd, maar ook van de onze. Hun visie op het Amerika van toen vertelt ons immers verrassend veel over wat er zich momenteel in de States afspeelt.

Hugo Claus als computerspel

Het Nederlands beweegt zich duidelijk vrijelijk over land en zee, maar dartelt dankzij de gebundelde krachten van verschillende studenten en experts, zoals Gwennie Debergh en Kevin Absillis (UAntwerpen), nu ook door cyberspace. Zij transformeren De Verwondering, een schromelijk onderschatte roman van Hugo Claus, tot een computerspel. Het boek is een afschrikwekkend doorwrochte potpourri van dagboeken, brieven, vergetelheden en onzekere waarnemingen van een leraar met geheugenverlies die zijn verleden tracht te reconstrueren. Die hermetische vorm zorgt ervoor dat veel studenten het boek grotendeels ongelezen wegleggen. Dat terwijl de kwaliteitsserie van vandaag - denk aan Tabula Rasa - wél een gelaagd verhaal vertellen, aldus Absillis, en daarenboven ook een breder publiek bereiken. De (jonge) lezer lijkt minder complexiteit te verwachten van boeken dan van series. Games zweven daar ergens tussenin, dus het lijkt niet onlogisch dat de gemiddelde student eerder grijpt naar verhaalgedreven games als Heavy Rain of Life Is Strange voor een diepgaande narratieve ervaring dan naar een breinbreker als De Verwondering.

Op tv smullen mensen van complexe verhalen, zoals dat van 'Tabula Rasa'.Beeld CAVIAR

Met dat onrecht in gedachten bouwen Absillis en Debergh een point-and-click-avontuur waarin u net als het hoofdpersonage van het boek uw verloren geheugen dient te reconstrueren in een virtuele speeltuin waarin u allerhande raadsels oplost, door een Oostends hotel banjert, en fragmenten van de roman ontleedt. Op die manier bereikt die overweldigend complexe roman een breder Netflix-en-chillend studentenpubliek zónder dat ze op scholieren.com een samenvatting moeten opzoeken. De timing van het spel kon overigens niet beter, want het trekt ook de aandacht naar de – uitmuntende! – heruitgave van De Verwondering ter ere van Claus’ tienjarig overlijden. We leven intussen al een vol decennium zonder die talige gigant, maar zijn geest waart nog steeds onverdroten door ons literair en digitaal landschap.

We leven intussen al een vol decennium zonder Hugo Claus, maar zijn geest waart nog steeds onverdroten door ons literair en digitaal landschap

Het twintigste Colloquium smaakt nog steeds naar meer, want het bewijst andermaal dat onze taal een schatkist vol glimmend nieuwe perspectieven is én dat we nog steeds intelligente neerlandici voortbrengen die taalkundige, didactische, en culturele kwesties vanuit een immer originele hoek kunnen tackelen. U kan op beide oren slapen: de seismografen van ons cultureel landschap staan op scherp, en het gaat goed met het Nederlands – of tenminste: beter dan u zou denken.