Direct naar artikelinhoud
Taal

Waarom de West-Vlaming zo worstelt met de g en de h

Ej hie eihenlik een heheuhn, hie met uw muhheheheuhn!?Beeld Sven Franzen

De eeuwige strijd van de West-Vlaming met de letters 'g' en 'h' ontlokt steevast hoongelach bij ­‘anderstalige’ landgenoten. Maar is dat misprijzen wel terecht? Is er een wetenschappelijke verklaring voor dit taalfenomeen? Ja, die is er zeker! 

Ej hie eihenlik een heheuhn, hie met uw muhheheheuhn!?

Misschien ziet deze zin eruit alsof er hier op de redactie een mollige kat op een toetsenbord is gaan zitten. Of misschien lees je ’m luidop en begrijp je meteen wat er staat. In dat laatste geval ben je, net als ik, een West-Vlaming (of iemand die veel optrekt met West-Vlamingen en zojuist slaagde voor een belangrijke vriendschapstest). Dat hoopje klinkers en medeklinkers is West-Vlaams dialect voor: ‘Heb je eigenlijk een geheugen, gij met uw muggengeheugen!?’

Die zin is een mooi voorbeeld van de meest herkenbare karakteristiek van de West-Vlaming: we doen ‘iets raars’ met onze g en h. Dat is tevens de reden waarom we door andere Vlamingen systematisch uitgelachen worden. Als ik zeg dat iemand een hoed heurtje op heeft of dat Lady Haha’s nieuwe nummer bij mij op repeat staat, is dat eigenlijk al genoeg om niet-West-Vlaamse vrienden en collega’s op de lachspieren te werken.

Of erger: hun neus te doen ophalen van afkeer. Zo keek een vriend uit Brussel me laatst nog aan alsof ik een heel vieze scheet had gelaten toen ik in plaats van handgranaat andhranaat zei, en het nog erger maakte door met gandhranaat op de proppen te komen toen ik mezelf probeerde te corrigeren. “Het enige goede wat uit West-Vlaanderen komt, is de trein naar Brussel of Antwerpen”, grapte hij. Een West-Vlaming krijgt het vanuit verschillende kanten behoorlijk te verduren.

Om eerlijk te zijn schrik ik zelf soms ook een beetje van hoezeer mijn tong zich in bochten wringt als ik g’s en h’s probeer uit te spreken zoals onze taal dat voorschrijft. Het is geen kwestie van onwil: in mijn hoofd klinkt het juist, het komt er in de praktijk gewoon compleet verkapt uit. Een Antwerps gezegde luidt: ‘Liever een Antwerpse dikke nek dan een West-Vlaams spraakgebrek’. Meestal heb ik bij het horen daarvan zin om mijn frustratie om te zetten in een flinke mep in iemands gezicht. Maar dat kan niet, want geweld is slecht en strafbaar. Dus zoek ik m’n heil in een ander wapen: kennis. Met de hulp van dialectoloog Chris De Wulf van de universiteiten van Gent en Zürich zocht ik uit of het door elkaar rammelen van onze g’s en h’s écht ligt aan de incapabiliteit van de West-Vlaming, of dat er andere verklaringen te vinden zijn.

'De h is al honderden jaren verdwenen uit de taalvariëteit die West-Vlamingen spreken'
Chris De Wulf, dialectoloog

Gekopieerd

Het eerste wat De Wulf me vertelt, is dat het rommelen met de g- en h-klanken diep in onze vezels verankerd zit: “De h is al honderden jaren verdwenen uit de taalvariëteit die West-Vlamingen spreken. En ook in Oost-Vlaanderen, heel Vlaams-Bra­bant, de helft van de provincie Antwerpen en heel Zeeland valt de h inmiddels weg in de dialecten.”

Dat wil zeggen dat meer dan de helft van Vlaand­eren de drie h’s van iep iep oera vakkundig inslikt wanneer iemand de kaarsjes van een verjaardagstaart uitblaast, ‘kom nekeer ier’ zegt om een ander te wenken en een superheld een supereld noemt. Hier is dus weinig stof om West-Vlamingen mee uit te lachen. Meer zelfs: de rest van Vlaande­ren lijkt ooit ons laks gebruik van de h te hebben gekopieerd, alsof we een voorbeeldfunctie hadden.

De Wulf bevestigt dat: “In de vroege middeleeuwen waren Oost-, West- en Frans-Vlaanderen samen het meest toonaangevende gebied, met steden als Brugge, Gent en Ieper als belangrijke en rijke spelers. In teksten uit het Brugge of Gent van de 13de en 14de eeuw zie je al dat de h soms niet geschreven werd. Huis was bijvoorbeeld uis. En omgekeerd stond er vaak een h waar er geen hoorde te staan.” Hypercorrectie, heet dat laatste, om de term te gebruiken die mensen die dagelijks vuistdiep in taalkwesties duiken hanteren. Schrijvers deden hun best om netjes te schrijven, zonder h’s weg te laten, en schreven uit onzekerheid soms ten onrechte een h aan een woord. “Dit zien we al in 1100, bij een van de oudst bekende Nederlandse zinnen: ‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi[c] [e]nda thu’. Daar staat hik in plaats van ik, vertelt De Wulf om nog maar eens te benadrukken hoe lang we in het westelijke deel van Vlaanderen al sjoemelen met de h.

'Het dialect van de Antwerpenaar leunt dichter aan bij onze standaardtaal. Het wordt door iedereen begrepen'
Chris De Wulf, dialectoloog

Geilige heest

Bevind je je binnenkort in de nabijheid van een Antwerpenaar die hevig grapt en grolt om je g of h? Erger je niet, adviseert De Wulf. “Lach ze liever stilletjes uit in hun gezicht omdat zij een West-Vlaams taalgebrek – het ontbreken van de h – hebben overgenomen én populair hebben gemaakt. Dankzij hen is het een gezamenlijk taalgebrek geworden.”

Met dat laatste doelt De Wulf op de rol die Vlaams-Brabant en Antwerpen hebben gespeeld in de taal die we dagelijks met elkaar spreken. “Oost- en West-Vlaanderen verloren hun prestige in de 15de eeuw al aan het Brabantse gebied, met Antwerpen op kop, en vanaf de 16de eeuw aan Hollandse steden. Vlaams, Brabants en Hollands hebben een grote invloed gehad op het Standaard­nederlands, maar het Brabants heeft verder nog in grote mate het Verkavelingsvlaams bepaald, de tussentaal die we allemaal ­spreken en op televisie steeds vaker voorkomt.” In die zin is de ­stereotiepe arrogantie die vaak aan Antwerpenaren (of: Arrogantwerpenaren) toegeschreven wordt terecht. “Je kunt niet boos zijn als een West-Vlaming ondertiteld wordt en een Antwerpenaar niet”, licht De Wulf toe. “Hun dialect leunt dichter aan bij onze standaardtaal. Het wordt door iedereen begrepen. Dat is objectief gezien gewoon zo.”

'West-Vlamingen ­willen het ­verschil tussen de g en de h soms zodanig ­duidelijk maken dat ze vreemde ­keelklanken­ ­produceren'
Chris De Wulf, dialectoloog

Oké, maar waarom zijn de Westfluten dan de enigen die enge dingen uitkramen zoals dat we dankzij de geilige heest altijd kunnen rekenen op de gulp van hod? Dat is een logisch taalfenomeen, oppert De Wulf, waar niet enkel West-Vlamingen maar ook westelijke Oost-Vlamingen en Zeeuwen zich schuldig aan maken. “Als je geen h hebt in je eigen dialect, gaan de g en de ch automatisch meer op een h lijken. Je gebruikt de mond- en keelholte waar die klanken gevormd worden anders. Geld wordt held en held eld, zonder spraakverwarring.”

Het is pas als we met Vlamingen van andere uithoeken van het land spreken, dat we écht bizarre stoten uithalen. Onze g kan ineens heel schraperig klinken, bijna als een Hollandse g (hier heeft niemand zin in) en een h kan er plots als een aangeblazen rochel uitkomen, zoals wanneer Johan Vande Lanotte zijn eigen voornaam uitspreekt. “Dat is opnieuw die hypercorrectie”, vertelt De Wulf. “West-Vlamingen die het beste van zichzelf willen geven in het Standaardnederlands, proberen het verschil tussen de g en de h zodanig duidelijk te maken dat ze vreemde keelklanken produceren. Zo komt de h er rochelend uit omdat de spreker te veel druk zet achter in de mond. Hij doet te hard z’n best om die exotische, vreemde klank te vormen.”

Dat kan geen spraakgebrek genoemd worden. “Als dit een spraakgebrek is, hebben bijna alle Belgen een spraakgebrek”, stelt De Wulf. “Neem het Engels: wij vinden het heel moeilijk om de twee verschillende th-klanken in bijvoorbeeld breathe en breath uit te spreken. Ze lijken goed op de t, d, f, v, s en z en we spreken ze dan ook vaak zo uit: bried, bred. Niet door incompetentie, maar omdat we dat onderscheid in onze eigen moedertaal niet maken.”

Onze moeite met de g en h is ook vergelijkbaar met Chinezen die worstelen met de r en l. De Wulf: “In het Chinees bestaan die twee niet als verschillende klanken. En de r en l zitten te dicht op elkaar in de mondholte om het verschil goed te kunnen uitspreken. Dat is geen spraakgebrek: hun moedertaal heeft gewoon een klank minder.”

Een West- of Oost-Vlaming uitlachen met z’n g en h is dan misschien niet racistisch, maar wel vergelijkbaar met grapjes maken over een Chinees die zegt dat de glootste Belg tel weleld de Mount Evelest is. En ook dat is al lang niet meer cool. De eerst­volgende keer dat een Vlaming zich voor je ogen verslikt in een woord met veel g’s en h’s, geef ’m dan liever een beetje liefde. Het klankgevecht in z’n mond doet hij of zij tenslotte alleen maar omdat jij toevallig naast hem staat.