Beide mannen stonden in voor de opleiding van politierekruten toen N. verschillende denigrerende opmerkingen maakte over zijn collega. De man zelf gaf één misplaatste opmerking toe, maar betwistte dat hij een racist zou zijn. Volgens de rechtbank was hij zwaar over de schreef gegaan en had hij met zijn uitlatingen een ongunstig klimaat geschapen dat aanzette tot racisme.

De bal ging in 2015 aan het rollen toen politie-inspecteur W.N. van collega’s hoorde dat J.N. achter zijn rug diverse racistische uitspraken zou gedaan hebben, zowel over hemzelf als over zijn pasgeboren zoontje. Toen de hiërarchie over de uitspraken hoorde, werd J.N. overgeplaatst, terwijl W.N. een klacht indiende. Volgens zijn advocaten was er duidelijk sprake van uitlatingen die aanzetten tot racisme. Ook het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia, dat zich burgerlijke partij stelde, was daarvan overtuigd.

Het parket zag onvoldoende bewijzen voor een veroordeling. Volgens het parket ging het alleen om beledigingen die niet strafbaar waren en was er geen sprake van aanzetten tot racisme. De advocaat van J.N. pleitte dat zijn cliënt slechts één misplaatste uitspraak had gedaan, waarvoor hij zich ook had verontschuldigd.

Niet eenmalig

Maar de rechtbank veegde de argumenten van zowel de verdediging als het parket van tafel. ‘Er kan geen twijfel over bestaan dat de betrokkene zich op racistische wijze heeft uitgelaten over zijn Afrikaanse collega’s en over Afrikanen in het algemeen’, klonk het. ‘In al zijn kritiek op het functioneren van zijn collega’s zat een racistische insteek, het ging niet om een eenmalige ontsporing.’

Volgens de rechtbank was een opschorting, zoals door de verdediging gevraagd was, niet op haar plaats omdat de feiten bijzonder laakbaar waren en die het hele politiekorps geschaad hadden.