Direct naar artikelinhoud

Een te strak plan

Eind de jaren vijftig leek de hele wereld ervan overtuigd dat de Sovjet-Unie de geschiedenis aan haar kant had. De Spoetnik draaide rond de aarde en Joeri Gagarin draaide af en toe een rondje mee. Francis Spufford schreef met De rode belofte een boek dat ergens tussen fictie en non-fictie hangt en dieper ingaat op de vraag waar het mis ging.

door Marnix Verplancke

De telefoon rinkelt in het appartement van Gagarin. Zijn kleine dochtertje neemt op en zegt: "Sorry, maar mama en papa zijn er niet. Papa cirkelt momenteel om de aarde en zal om zeven uur weer thuis zijn. Mama is naar de groentewinkel, niemand weet dus wanneer we haar mogen verwachten."

Het is een klassieke mop uit het Sovjetrepertoire, en zoals alle moppen vertelt ze in een paar zinnen meer waarheid dan een epistel van een paar bladzijden zou kunnen doen. Met de lancering van de eerste Spoetniksatelliet en de ruimtewandeling van Gagarin leek de Sovjet-Unie eind de jaren vijftig op weg om het Westen zowel in technologisch als in economisch opzicht achter zich te laten. Het land beleefde een groei van naar eigen zeggen 10 procent per jaar - door de CIA teruggebracht tot 8 procent - en kwam daarmee na Japan op de tweede plaats op de wereldranglijst. Chroesjtsjov bezocht Washington, grapte dat het geen tien jaar meer zou duren tot de modale Rus rijker zou zijn dan de modale Amerikaan, en iedereen was bang.

"Die westerse angst berustte op een misverstand", aldus de Brit Francis Spufford, auteur van De rode belofte. "Ze zagen Spoetnik en Joeri Gagarin en namen automatisch aan dat een land dat in staat was tot zulke prestaties wel heel geavanceerd moest zijn. Onder die technologische hoogstandjes zag men een piramide van doordeweekse producten zoals groente en kinderschoenen, maar die was er helemaal niet. De Sovjet-Unie had alle energie geïnvesteerd in de technologische strijd met het Westen en de rest was niet mee geëvolueerd. Zo'n scheefgetrokken situatie is op termijn niet houdbaar."

De rode belofte is, zoals Spufford het uitdrukt, "een soort roman", met dat verschil dat het boek vol personages loopt die echt bestaan hebben en dat het over een idee gaat in plaats van over mensen. We zouden het dus net zo goed 'een soort geschiedenisboek' kunnen noemen.

Het idee in kwestie is de planeconomie, die een halve eeuw geleden beschouwd werd als het toppunt van rationaliteit en daardoor als de oplossing voor alle problemen. Spufford: "Het kapitalisme was chaotisch en daardoor ook extreem verspillend. Heel veel energie en grondstoffen gingen verloren. Iedereen trok immers een andere kant op. Een systeem waarbij alle neuzen dezelfde richting uit wezen, leek veel efficiënter. Wie wetenschappelijk te werk wou gaan, koos dus voor planning, want een maatschappij die gestuurd werd door onze hersenen moest gewoonweg beter zijn. Alleen weten we inmiddels dat we met een flinke dosis pragmatisme stukken verder komen dan met een strak plan natuurlijk."

Heeft die planeconomie dan nooit gewerkt?

Francis Spufford: "Dat hangt af van waar je haar mee vergelijkt. Een planeconomie kan heel wat verwezenlijken, maar je moet er wel bij nemen dat ze mensen behandelt als radertjes in een machine: nuttig zolang ze werken, maar ook heel makkelijk te vervangen.

"Afgezien daarvan kun je via een planeconomie de eerste stappen van de indus- trialisering heel vlug zetten. Op een generatie, van 1917 tot 1960, maakte men in de Sovjet-Unie van een stel ongeletterde boeren een goed opgeleide industriestaat. Het stadium daarna bleek het struikelblok te vormen. Na de revolutie van de zware industrie had een elektronische moeten komen. Het ruwe planningsproces moest verfijnd worden en men wist dat dat niet zou lukken. De planners wisten dat ze niet een Amerika bij elkaar konden plannen, maar ze raakten wel heel ver.

"Wat is de beste beschrijving van de Sovjeteconomie? Die scène uit de film van Laurel en Hardy die een piano moeten leveren ergens boven aan een immense trap. Met heel veel gekreun en gesteun raken ze bijna boven, en dan verliezen ze de macht over het instrument en dondert het weer naar beneden.

"In feite had Amerika toen meer met de Sovjet-Unie gemeen dan met Europa. Het geloof in de mechanisering en de grootschalige productie van goederen was hier nog helemaal niet doorgedrongen. Wij hadden bijvoorbeeld geen kaasfabrieken zoals je die in Amerika en de Sovjet-Unie vond, maar wel kleine Franse boertjes die hun brie en camembert op de markt verkochten."

De man die we met die tijd vereenzelvigen en het hoofdpersonage in uw boek is president Chroesjtsjov. Wat maakte hem zo anders?

"Chroesjtsjov was de enige Sovjetpresident die over emoties en humor beschikte. Het lijkt wel alsof hij onder Stalin zo veel had moeten zwijgen dat hij toen hij zelf aan de macht kwam niet meer kon stoppen met praten. Hij was heel spontaan en vertelde grappen, een beetje zoals Bill Clinton. Hij was een performer die zich als een vis in het water voelde wanneer hij onder de mensen was, handjes kon schudden en oneliners kon spuien."

Hoe raakte zo iemand aan de top in de Sovjet-Unie?

"Hij beschikte over een ijzeren zelfdiscipline en had er geen moeite mee zich voor te doen als een simpele malloot. Hij forceerde zichzelf om anderen sympathiek te vinden en was er uiteindelijk van overtuigd dat hij in de partijtop omringd werd door fantastische kerels.

"Let op, we hebben het hier over de Stalintijd, toen miljoenen mensen vermoord werden en de partij door achterdocht en schrik werd geregeerd. Oké, dacht iedereen toen wellicht, we zijn bang voor alle anderen, maar die Chroesjtsjov is een zacht ei. Laten we hem dus maar tot opvolger van Stalin verkiezen. Waarna het zachte ei hen allemaal begroef.

"We mogen ons dus niet laten misleiden door de charme van de man. Misschien was hij zelfs nog luguberder dan alle anderen samen, omdat hij onder die charme net zo meedogenloos was als zijn ergste tegenstanders. Mijn peter zag Chroesjtsjov toen hij in 1957 Londen bezocht en beschreef hem als een norse aardappel. Dat was het beeld dat ik in mijn hoofd had tijdens het schrijven van mijn boek."

Waarom is de Sovjet-Unie uiteindelijk mislukt? Te veel planning of net te weinig?

"Op een bepaald moment, nadat Kosygin Chroesjtsjov was opgevolgd, stelde het planbureau voor om de prijzen niet langer door een mens te laten bepalen, maar wel door een computer. Dat zou veel efficiënter zijn. Kosygin weigerde echter en verliet dus in feite het plan. Wellicht had dat voorstel tot een grote catastrofe geleid en had Kosygin dus gelijk. Zij die de planners op dit vlak wilden tegenhouden, waren degenen die wisten hoe de economie echt werkt, en niet alleen in theorie. Ze beseften hoe die economie onophoudelijk bijgestuurd diende te worden, en dat overlaten aan een computerprogramma was wel heel gevaarlijk natuurlijk. Het probleem met computerprogramma's is immers dat ze bijzonder afhankelijk zijn van de kwaliteit van de informatie die ze gevoed krijgen, en de Sovjet-Unie had - om het zacht uit te drukken - moeilijkheden met het verzamelen van informatie.

"In 1965 begon het al goed mis te lopen, maar tegen de jaren tachtig moest de overheid haar eigen spionagesatellieten inzetten om de werkelijke omvang van de katoenopbrengst te meten, omdat niemand ter plekke nog correcte informatie verschafte."

Was Sovjetwetenschap in feite geen contradictio in terminis? Om wetenschap te bedrijven moet je toch vrij zijn en contacten hebben met wetenschappers uit het buitenland?

"Toen de contacten met de buitenwereld afgebroken werden, was dat catastrofaal maar niet terminaal. Bovendien bleven zuivere wetenschappen zoals wiskunde en fysica relatief ongeschonden. Wanneer je het echter over sociale wetenschappen of economie hebt, waren de gevolgen wel zwaar. Die disciplines werden gewoonweg van de kaart geveegd.

"Wat je wel zag tijdens de jaren vijftig en zestig was dat de menswetenschappen opnieuw opgebouwd werden vanuit de wiskunde. De economisten die ik in mijn boek opvoer, waren in feite allemaal wiskundigen. Vandaar dat ze ook geen flauw idee hadden van de echte economie, en dat leidde soms tot bijzonder verfrissende inzichten. Leonid Kantorovitch, de enige Sovjeteconoom die ooit de Nobelprijs kreeg en de vader van het lineair programmeren, ontketende weliswaar geen revolutie in de Sovjeteconomie, maar zijn wiskunde is een uitstekende manier om goede van minder goede keuzes te onderscheiden wanneer er veel variabelen in het spel zijn. Ze wordt vandaag nog steeds gebruikt bij het uittekenen van vluchtroutes van vliegtuigen."

Waarom waren biologen gevaarlijk voor het regime?

"Omdat Chroesjtsjov weliswaar de Sovjetmaatschappij gedestaliniseerd had, maar niet op het vlak van de biologie en de landbouw. Tot de jaren twintig stonden Sovjetgenetici aan de top van de wereld. Maar toen kwam Lysenko, die de evolutieleer afzwoer. Ook de biologen moesten opeens ontkennen dat er genen bestonden, en dat hielden ze dertig jaar vol. Of toch bijna, want sommigen konden niet zwijgen.

"Zo bekeek een biologe het patroon van door genetische afwijkingen veroorzaakte kindersterfte en ontdekte ze dat die in golven voorkwam die helemaal parallel liepen met de zwartste pagina's uit de Sovjetgeschiedenis. De grote hongersnoden en vervolgingscampagnes bleken genetische gevolgen te hebben. De biologie had dus toegang tot de werkelijke geschiedenis van de Sovjet-Unie, die in de geschiedenisboeken verbloemd of verzwegen werd."

Hoe slecht het uiteindelijk ging met de Sovjetwetenschap blijkt uit het opgeven van de eigen computerindustrie in 1969. Voortaan zou de USSR IBM-compatibel zijn.

"Dat is wellicht een van de meest destructieve beslissingen die in de Sovjet-Unie genomen zijn. Het land liep voortaan een computerachterstand op van gemiddeld vijf à tien jaar. Dat is extra jammer omdat het tot in 1969 over imposante computers kon beschikken. Ze werden niet massaal geproduceerd en dienden vooral landsverdediging, waardoor de ontwerpers nooit hun eigen uitvinding te zien kregen, maar ze werkten voortreffelijk en het was op deze computers dat de grote economische plannen draaiden. Het is dus niet toevallig dat die computerindustrie ongeveer op hetzelfde moment werd opgegeven als de economische hervormingen van het land werden stopgezet. Het was het einde van een tijdperk: weg alle hoop en ambitie."

En toen kwam Brezjnjev.

"En de totale stagnatie. Het leven was vrij comfortabel. Je had een gegarandeerde job, je eigen flat met keukentafel en daar kon je je vrienden uitnodigen om bij gebrek aan wodka samen dingen te drinken die niet echt bedoeld waren om te drinken, zoals eau de cologne. Onder Brezjnjev was elke visie op een betere toekomst verdwenen. De Sovjet-Unie verkocht olie, harkte dollars binnen en kocht er salami en Fiatfabrieken mee, wat verre van utopisch is natuurlijk. De leiding was tevreden met wat bereikt was en berustte.

"Dat merk je ook aan de moppen die toen verteld werden. Daar zat geen teleurstelling meer in. De hoop die tot teleurstelling kan leiden, was verdwenen. Er was alleen nog comfortabel cynisme: 'Heb je het al gehoord, Brezjnjev is opgegeten door een krokodil.' 'Ja, ik weet het, het arme dier scheet twee weken later nog altijd medailles.'"

INFO:
Francis Spufford, De rode belofte, (oorspronkelijke titel: Red Plenty), vertaald door Toon Dohmen, Nieuw Amsterdam, 478 p., 27,95 euro.