Direct naar artikelinhoud

In de lichtstad brandt de lamp

Je bent jong, Belgisch en je wil mannenmode maken? Dan blijkt Parijs nog altijd de plek bij uitstek.

Het Parijse feest van de herenmode duurt slechts vijf dagen, maar onze Belgische driekleur is als vanouds goed vertegenwoordigd. De eerste dag prijkten Walter Van Beirendonck, Raf Simons en Haider Ackermann op de agenda. Later volgen ook Kris Van Assche, Dries Van Noten en het van oorsprong Belgisch huis Maison Martin Margiela.

Maar ook naast het officiële circuit staat jong talent te dringen om een plekje in de Franse hoofdstad. Antwerpenaar Cédric Jacquemyn (zie inzet) defileerde bijvoorbeeld voor een tweede keer in Parijs en jonge designers als Marius Petrus of de in Antwerpen geschoolde Daniel Andresen houden presentaties. Belgische ontwerpers tonen hun herenkleding in Parijs. Een groot verschil met die anders modestad, Milaan, waar alleen het merk Les Hommes defileert.

"Parijs blijf de modehoofdstad", knikt Agens Wené van het Flanders Fashion Institute. "En dat geldt niet alleen voor de Belgen."

Volgens Wené blijft de Belgische markt te klein voor onze ontwerpers. "Zeker bij mannenmode moet je als designer internationaal op zoek naar aankopers." En dan is Parijs de juiste keuze. "Jonge ontwerpers zijn afhankelijk van de goodwill van deze aankopers of buyers. Zij moeten de tijd nemen om kennis te maken met hun collecties. Tussen twee shows door kunnen ze in Parijs al eens langskomen, maar voor een onbekend label reizen ze niet naar België."

Defileren binnen de officiële agenda van de fashion week is voor beginners onmogelijk, maar voor hen bestaan ook andere opties. Sommigen, zoals de Brugse Glenn Martens, laten dromen van een eigen collectie even voor wat ze zijn en gaan aan de slag bij een gevestigd merk. In het geval van Martens is dat het modehuis Y/Project. Voor anderen zijn er modebeurzen die samen met de fashion weeks plaatsvinden. Een laatste optie is een showroom openen. De ontwerper huurt dan een hotelkamer, leegstaand kantoor of oude winkelruimte waarin hij zijn collectie met een handvol modellen kan tonen aan pers en buyers.

Deel uitmaken van de Parijse modeweek blijkt echter geen goedkope aangelegenheid. "Voor de huur van zo'n ruimte telt een ontwerper al snel 7.000 euro neer", zegt Wené. "En daar komt dan nog eens een commissie bij. Het spreekt voor zich dat je al goed moet verkopen om die kosten terug te winnen."

Nieuwe generatie

Sommige ontwerpers delen een ruimte en sparen zo wat geld uit. "Op een beurs staan is niet noodzakelijk goedkoper", vervolgt Wené. "Inschrijvingsgeld bedraagt ook een paar duizend euro. En in beide gevallen moet je als designer ook je eigen pr verzorgen."

Flanders Fashion Institute coacht onze jonge talenten met hun businessplan en helpt ze een juiste plek te vinden. "Voor high-end fashion is Parijs de plek, maar wie meer streetwise kleding maakt, is beter af in Berlijn. Tom Van der Borght staat bijvoorbeeld in Berlijn en ik heb het gevoel dat hij daar op de juiste plaats zit."

Volgens Wené zijn het beloftevolle tijden voor de vaderlandse herenmode. "We hadden ooit een showroom voor Antwerps talent op de mannenmodeweken, maar we moesten stoppen omdat er niet genoeg ontwerpers waren. Vandaag merk ik dat een nieuwe generatie zich op mannenmode smijt."