Direct naar artikelinhoud

Acht procent van sterfgevallen bij minderjarigen is ‘euthanasie’

Bij meer dan een derde van de sterfgevallen onder Vlaamse minderjarigen wordt vooraf beslist door een arts om het leven te verkorten, zo blijkt uit een studie van de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Controversiëler is dat het bij 8 procent van die overlijdens expliciet de bedoeling was om het leven van het kind te beëindigen.

Kinderen zelf worden amper of niet betrokken bij levensverkortende beslissingen

Dat is veel in vergelijking met euthanasiecijfers bij volwassenen, al gaat het nu strikt genomen niet om euthanasie. Hoewel ouders doorgaans betrokken waren bij die beslissingen, gold dat amper of niet voor de kinderen zelf. Ook niet als het uitdrukkelijk de bedoeling was hun leven te beëindigen.

Hoewel er al enkele wetsvoorstellen over ingediend zijn, is in ons land euthanasie bij minderjarigen niet wettelijk geregeld. Dat levensbeëindigende ingrepen wel gebeuren bij kinderen, is zeker. De studie van onderzoeker Geert Pousset van het Bio-Ethics Institute van de Universiteit Gent en van de vakgroep zorg rond het levenseinde van de Vrije Universiteit Brussel toont nu voor het eerst hoe vaak. Pousset vroeg alle artsen die betrokken waren bij de 250 kinderen tussen 1 en 17 jaar die in een periode van 1,5 jaar overleden in Vlaanderen in hoeverre sprake was van levensverkortende medische beslissingen. Dat was bij 36 procent zo, concludeert zijn studie in Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine.

In 10 procent van de gevallen werd beslist om een behandeling niet meer op te starten of een behandeling stop te zetten. Het vaakst werd beslist om de pijn- en symptoombestrijding op te voeren wat levensverkortend werkt (18 procent van de gevallen). Die beslissingen werden doorgaans in overleg met de ouders genomen, de minderjarigen zelf werden hier echter zelden of niet bij betrokken.

Controversiëler is dat in 8 procent van alle sterfgevallen een middel werd toegediend met het uitdrukkelijke doel het leven van het kind te beëindigen. Dat cijfer ligt dubbel zo hoog als euthanasie bij volwassenen. Al kan je hier niet echt spreken van euthanasie, omdat de levensbeëindiging in geen enkel geval gebeurde op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt. Bij euthanasie staat het verzoek van de patiënt normaal centraal. Het cijfer is ook dubbel zo hoog als de euthanasiecijfers bij minderjarigen in Nederland, waar euthanasie wel wettelijk is vanaf twaalf jaar.

Die actieve levensbeëindiging gebeurde meestal vlak voor het verwachte overlijden van de patiënt en bij patiënten zonder enig uitzicht op verbetering. In drie kwart van de gevallen verzochten de ouders om de levensbeëindiging.

De onderzoekers maken zich wel zorgen over dat hoge cijfer actieve levensbeëindiging. Pousset ziet enkele mogelijke verklaringen. “Als een arts geconfronteerd wordt met een nodeloos lijdend kind, is de emotionele betrokkenheid wellicht groter om die pijn te verlichten. Ook staat de pijnbestrijdingsmedicatie bij kinderen mogelijk niet even ver als bij volwassenen. Bovendien worden artsen in zulke situaties ook geconfronteerd met een sterk appel van de ouders om een einde te maken aan het nodeloos lijden.”

“Ook al hebben we de indruk dat die actieve levensbeëindiging op een zorgvuldige manier gebeurt, na overleg met de ouders en andere zorgverleners en dus allerminst overhaast, toch blijft het een controversiële en zeer ingrijpende gebeurtenis”, vervolgt Pousset. “We hebben de indruk dat de alternatieven zoals palliatieve zorg en pijnbestrijding voor kinderen misschien ontoereikend zijn vandaag. Het maatschappelijk debat moet hierover verder gezet worden.”

Niet alleen is euthanasie bij minderjarigen in ons land wettelijk niet geregeld, dat de minderjarigen zelf doorgaans niet betrokken werden, doet wenkbrauwen fronsen. “Artsen die echt actief levensbeëindigend ingrijpen, begeven zich toch op erg glad ijs. Er geldt een grote rechtsonzekerheid.” De artsen gaven verschillende redenen aan waarom ze de situatie niet bespraken met de minderjarigen. “Ofwel was de minderjarige al comateus waardoor het niet mogelijk was hen te betrekken. Ofwel was de patiënt volgens de artsen te jong. Alleen werd dat soms ook aangegeven voor patiënten die al twaalf jaar of ouder waren. Dat is toch in conflict met allerlei aanbevelingen om het kind te betrekken bij zulke beslissingen.”