Direct naar artikelinhoud

Gedichten als huisgenoten

POËZIE. Benno Barnard koppelt meer dan vijftig gedichten aan persoonlijke beschouwingen. Mijn gedichtenschrift is een leescahier om te koesteren.

De Zweedse literatuurhistoricus Thomas von Vegesack stelt in De intellectuelen (1989) dat echte intellectuelen geen passagier kunnen zijn op de trein van de geschiedenis die bestuurd wordt door radicale, linkse hervormers van de maatschappij. Ware intellectuelen moeten de richting van de reis voortdurend ter discussie stellen. Benno Barnard (°1954) is zo'n kritische observator in zijn leesnotities Mijn gedichtenschrift.

Speels en ernstig

Barnard houdt van de verbondenheid tussen het heden en het verleden, tussen levenden en doden. Met wat goed was, blijft hij graag in gesprek. Dat standpunt maakt hij expliciet duidelijk in zijn boodschap aan de lezer in Mijn gedichtenschrift. Hij verwijst daar naar de negentiende eeuw, waarin dames uit de burgerij hun favoriete gedichten overschreven. En hij voegt er, speels en ernstig als altijd, aan toe: 'De wereld begon te vergaan toen dames ophielden een gedichtenschrift bij te houden.'

Benno Barnard heeft natuurlijk meer gedaan dan gedichten overschrijven. Elk hoofdstukje is gewijd aan één gedicht. Barnard becommentarieert, vertaalt soms, situeert het gedicht nu eens in de tijd, voegt er dan weer beschouwingen over de dichter aan toe..., allemaal om nader bij de poëzie te komen en zich het gedicht en de dichter tot zijn gezelschap te maken.

Hij hanteert bewust geen chronologische ordening, want ook de doden zijn tijdgenoten en welkom aan zijn schrijftafel. Ze komen uit allerlei windstreken aangewaaid: uit Friesland en Groot-Brittannië, maar net zo goed uit Duitsland, Polen en Rusland, Frankrijk of Italië.

Vaak situeert Barnard de dichters trouwens in zijn persoonlijk leven. Zo opent hij dit hoogstpersoonlijke boek met leesnotities met een herinnering aan zijn te vroeg overleden vriend Herman de Coninck. Die probeerde zijn echtscheiding te verwerken in de bundel De hectaren van het geheugen (1985). Barnard spaart zijn vroegere kompaan niet: 'Ik kan geen regel lezen in die gedichten of ik hoor hem weer van alles beweren, veel dwaasheden ook, allemaal gelardeerd met meer zelfmedelijden dan zelfspot.'

Minzamer is hij als hij het over zijn overleden vader, de dichter Guillaume van der Graft, heeft. Na een mislukte operatie, vier jaar voor zijn dood, zegt de vader tegen de zoon: 'Voor ik inslaap lig ik altijd smaakvolle overlijdensadvertenties op te stellen.' De zoon bedenkt daarbij: 'Werkelijk, het laatste wat bij een Barnard wordt aangetast, is het spraakcentrum.'

Is die eloquente zoon dan bereid om zijn mening bij te stellen, anders dan de volbloed conservatief? Zeker. In zijn notitie bij T.S. Eliot, bij een fragment uit diens The Waste Land, wrijft hij Paul Claes, een soort Indiana Jones van de hermetische poëzie, aan dat hij een te autobiografische lezing van het gedicht hanteerde. Maar dan vervolgt hij met de bedenking over Eliot: 'Is het dan werkelijk helemaal uitgesloten dat de emotioneel onvolgroeide maar hyperrationele Tom inderdaad bewust heeft zitten coderen, in plaats van op z'n Freuds?'

Dit is een heerlijk idiosyncratisch leescahier. Als gedichten graag ergens gesavoureerd worden, dan ten huize van Benno Barnard.