Direct naar artikelinhoud

Apotheose voor een antivedette

Welgeteld één dag heeft Andy Schleck kunnen genieten van de gele trui die hij op Alpe d'Huez veroverde. Hij had aangekondigd dat hij voor elke seconde zou vechten tijdens de tijdrit om en rond Grenoble - de enige race tegen de klok in deze Tour, overigens. Mogelijk heeft hij dat gedaan, maar Andy Schleck kwam wel erg veel seconden te kort om Cadel Evans te verontrusten. De Australiër stond zaterdagochtend nog op een derde plaats met 57 seconden achterstand op de gele trui. Vooraf was er algemene twijfel over de uitslag. Zeker, Cadel Evans is de betere tijdrijder. Maar hij had al zo vaak gefaald in de eindstrijd om een grote ronde. Altijd, eigenlijk. En Andy Schleck is een renner die verbetert naargelang de Tour vordert, en die vorig jaar Alberto Contador - ook een betere tijdrijder dan hij - feller concurrentie had aangedaan tijdens de afsluitende, biljartvlakke tijdrit tussen de wijngaarden van de Haut-Médoc.

Maar ditmaal bleek dat al die speculaties vooraf weinig zin hadden. Cadel Evans is in deze Tour niet alleen duidelijk de regelmatigste, maar wellicht ook de sterkste renner. Ook in de tijdrit. Hij reed een haast perfecte wedstrijd: snel, gedoseerd, uiterst geconcentreerd, en dus in staat à la limite door dorpjes te vlammen en over verkeersdrempels te springen. Aan de streep had hij, op de Duitse tijdritspecialist Tony Martin na iedereen op grote achterstand gereden. Een fatale achterstand voor de Schlecks: Cadel Evans reed niet minder dan 2:31 sneller dan de gele trui. Het zal voor Andy Schleck weer dit jaar niet zijn.

Het was best een pakkend moment vlak na de streep: in een ongelofelijke chaos van internationale cameraploegen en Franse politie die met elkaar leken te wedijveren in brutaliteit en trek- en duwwerk, stond Fränk Schleck met zijn armen troostend om Andy. Een piëta van twee broers. En troost was wel nodig, want Andy droeg nog altijd een gele trui die hem niet meer toebehoorde.

Cadel Evans had na zijn prestatie in de tijdrit een bijzonder comfortabele en misschien zelfs wat onverwachte voorsprong opgebouwd van 1:34 op Andy Schleck, en 2:30 op Fränk, die ook één plaats naar achteren opschoof. Waardoor Andy Schleck voor de derde opeenvolgende keer als tweede op het podium staat, en hij de jongste telg is in de rij eeuwige tweedes. "Ik wil geen Zoetemelk zijn", liet hij zich ontvallen.

Dat is nochtans een domme vergelijking voor een renner als Schleck, want Zoetemelk werd eerst vijf keer tweede (in 1970 en 1971 na Merckx, in 1976 na Van Impe , in 1978 en 1979 na Hinault) voor hij in 1980 wel degelijk de Tour de France won (en in 1982 werd hij nog eens tweede, weer na Hinault: zo bouwde Joop zijn absoluut record op). Zoetemelk is eigenlijk te verkiezen boven de voorbeelden van die twee andere eeuwige tweedes, te weten Jan Ullrich (won al in 1997 de Tour nadat hij bij zijn debuut in 1996 tweede werd), en bleef nadien die zege najagen, om op zijn best opnieuw tweede te worden: na Pantani in 1998 en na Armstrong in 2000, 2001 en 2003). En dan is er de spreekwoordelijke 'eeuwige tweede', Raymond Poulidor, maar die in werkelijkheid 'slechts' twee keer tweede werd - na zijn aartsvijand Anquetil in 1964, na neoprof (!) Felice Gimondi in 1965, ten slotte na de onvermijdelijke Eddy Merckx in 1974.

Géén toevalsrenner

Andy Schleck heeft geen aartsvijanden, botste tot dusver niet op een schier onklopbaar monster als Eddy Merckx, maar is stilaan de allure van de eeuwige neoprof kwijt. Wat hem van Poulidor onderscheidt, is dat hij al twee keer de gele trui droeg (zij het telkens voor één dag). Wat hem met Poulidor bindt, is dat hij begint te verliezen van verschillende types van renners. Andy Schleck verloor twee keer van Alberto Contador, en nu ook van Cadel Evans. In tegenstelling tot Contador, die zeker in 2009 een vorstelijke superioriteit uitstraalde - in de bergen kon die toen echt demonstreren, en hij won zelfs met enige autoriteit de lange tijdrit rond het meer van Annecy - was Cadel Evans niet de Vorst van de Tour.

Toch was Evans alomtegenwoordig. Als hij met één andere Tourwinnaar moet vergeleken worden, dient men zéér ver terug te gaan in het verleden. Cadel Evans is géén overweldigend kampioen, die zijn generatie verdrukt met het winnen van talloze grote rondes. Géén toevalsrenner evenwel, géén schlemiel die gebruik maakt of mag maken van rivaliteiten van groten. Géén klassiekerkoning die ineens de Tour kan winnen, géén weergaloos talent dat ineens the year of his lifetime beleeft, en op zijn 34ste ook geen jeune premier meer die de gevestigde machten een neus zet. Cadel Evans is een type zoals Gastone Nencini in 1960. Hoe wat waar wie? Nencini? Precies, behalve een schare wielerliefhebbers is de nochtans zeer keurige renner die Nencini was (hij won behalve de Tour ook nog eens de Giro) compleet vergeten. Nencini was redelijk kleurloos, maar in zijn goede jaren verschrikkelijk regelmatig. Zo is Cadel Evans ook, en mogelijk is het lot van Nencini straks ook het zijne.

Tot deze Tour was Cadel Evans én een vast lid van het kransje 'favorieten', én een renner waarvoor niemand echt bang was, wegens altijd wel pech of een jour sans, meestal dan nog in een cruciale rit, én is hij 'een karakter'. Dat is een compliment, tot het ogenblik dat je persoonlijkheid een sta-in-de-weg is van je persoonlijke successen. En dat gebeurde Evans wel eens.

Behalve in deze Ronde van Frankrijk. Weinig winnaars van de Tour reden in hun tijd een even foutloos parcours als Cadel Evans dit jaar. En foutloos is voor één keer niet grijs of onzichtbaar. In zowat elke rit waarin er geknikkerd werd 'voor echt', zat Cadel Evans voorin (in de meeste andere ritten trouwens ook). Cadel Evans sloot de Tour af door tweede te worden in de slottijdrit, maar hij begon deze Tour ook door knap tweede te worden in de openingsrit op Mont des Alouettes. De wereld vergaapte zich aan de jump van Philippe Gilbert, maar Cadel Evans was ook daar al tweede, en nam daar al minstens drie seconden op de andere favorieten. Na die rit was er gekrakeel omdat Alberto Contador, gevallen op tien kilometer van het einde, dezelfde tijd wilde krijgen als Andy Schleck (gevallen op minder dan drie kilometer). Aan dergelijke disputen moest Cadel Evans geen energie verspelen. Hij reed voor die vallers uit.

Hij zou dat blijven doen. Op de eerstvolgende belangrijke afspraak, Mûr-de-Bretagne, trapte eerst Gilbert op zijn adem, sprong vervolgens Contador weg, en die stak zijn arm al omhoog toen Evans hem in extremis nog remonteerde. Het was toen al een symboolmoment voor deze editie van de Tour, en voor de wijze waarop Evans reed. Aan-dachtig, vooraan, zo krachtig counterend dat het een atletische prestatie op zich werd.

Volgende afspraak: de ritten door het Centraal Massief. Eerst naar Super-Besse. Philippe Gilbert jumpt vergeefs achter de ontsnapte Rui Costa. Na Gilbert finisht Evans derde. Dan naar Saint-Flour. Weer jumpt Gilbert de nijdige aankomsthelling op, nu als winnaar van de pelotonsprint. Dan komt Peter Velits, dan, jawel, Cadel Evans. En zelfs in de ritten waar dat niet moet of hoeft, eindigt hij zéér dicht vooraan, en haast altijd als eerste - de allereerste - van 'de favorieten'. Neem de massasprint in Cap Fréhel: aan de kust, dus wind, dus kans op waaiers, dus reed Evans vooraan. In de sprint eindigt hij als elfde - dat is echt héél dicht. Ter vergelijking: Andy is die dag 32ste, Fränk 40ste, Contador 48ste.

Vervolgens de Pyreneeën. Evans rijdt hoogst attent. Hij gaat niet achter ontsnappers aan, hij is het ijkpunt van de 'kopgroep der favorieten'. Op Luz-Ardiden is hij vijfde, op Plateau de Beille vierde. In de eerste rit moet hij 20 seconden toegeven op Fränk Schleck, in de tweede 2 op Andy. Daar tekent zich ook al het drama van de Schlecks af. Het zijn broers. Ze gunnen elkaar alles, maar ze offeren elkaar niet op. Ze verdelen de tijdswinst. En dat zal fataal aflopen.

Dan naar de Alpen. Contador wordt zenuwachtig, demarreert naar Gap, Evans neemt over en pakt winst op iedereen: drie op Contador en Sanchez, elf op Fränk Schleck, liefst 1:09 op Andy Schleck. De Schlecks compenseren in de rit naar de Galibier: omdat Andy Schleck de meeste tijd heeft verloren, moet hij als eerste gaan. Niemand wil of kan echt achtervolgen. Behalve Evans. In zijn eentje halveert hij een maximale voorsprong van ongeveer 4:20 van Andy Schleck tot 2:18. Aan de streep mag Fränk nog een seconde of tien meeschnabbelen, feit is dat doordat de ene dag de ene Schleck meer verliest dan de andere en de andere dag die ene meer mag winnen dan de andere, de Schlecks hun potentiële bonus minimaal uitbouwen. Of minimaler dan misschien had gekund.

Op de Galibier verloor Alberto Contador de Tour, hij wil zich revancheren naar Alpe d'Huez. Weer is Andy weg, nu laat Cadel Evans zijn BMC's het gat dichtrijden. Op Alpe d'Huez zelf gaat Contador - die mag - en blijft Evans netjes bij Andy en Fränk. Andy nam het geel over van de steeds irritantere Voeckler, maar hij nam niet één seconde extra op Cadel Evans. Terwijl hij (terecht, natuurlijk) blij en fier was met zijn gele trui, had hij niet kunnen toeslaan voor de strijd voor Dé Gele Trui. Die van Parijs. En dan was er die ene tijdrit waarin Evans nu eens wel toesloeg.

Deze Tour alleen maar afdoen als 'regelmatig', is Evans prestatie niet naar waarde schatten. Cadel Evans is geen renner van onbegrensde mogelijkheden. Maar gegeven zijn beperkingen, vocht hij, en altijd en overal vooraan. En de dagen dat hij moest achtervolgen, was hij eigenlijk cowinnaar. Andy Schleck was auteur van de meest indrukwekkende prestatie in deze Tour, maar die dag sloeg Cadel Evans in zekere zin de grote aanval af. Hij hield de Schlecks nog altijd 'binnen schot'. Wat ook zou blijken.

Waarmee Cadel Evans stilaan een mooi palmares heeft. Hij werd in 2009 al wereldkampioen in Mendrisio, hij is in 2011 de eindwinnaar van de Tour de France. Wat voor overwinningen heeft een renner eigenlijk nog meer nodig om zijn carrière 'geslaagd' te noemen? Zeker omdat er, behalve een resem ereplaatsen en een oneindig lange rij vaak pijnlijke mislukkingen, hij ook nog leiderstruien in Giro en Vuelta heeft verzameld, her en der etappes won, en topwedstrijden als de Waalse Pijl en de Ronde van Romandië.

Op zijn 34ste bereikt die loopbaan natuurlijk stilaan zijn voltooiing. Cadel Evans is niet alleen 'een oudere renner', hij is vooral geen jongen meer. Dat bleek op de traditionele persconferentie in het Palais des Sports in Grenoble, op het middenplein van de wielerpiste. Het is al van Lance Armstrong geleden dat er nog een winnaar zat die iets te vertellen leek te hebben, niet alleen over hoe gelukkig hij was en hoezeer hij zijn ploegmaats, zijn ploegleiding en zijn ploegomkadering dankt. Met Evans zit er een man die zijn leven heeft geleefd, zijn successen gekend, zijn naam heeft gemaakt, maar ook zijn mislukkingen heeft moeten leren verteren, en - zo bleek toch - nog altijd de donkere kanten van zijn loopbaan liever niet onder ogen ziet - Evans kwam als jong profrenner in een peloton dat nog altijd weinig complexen had in de 'omgang' met doping.

Maar hoe dan ook was deze overwinning niet alleen verdiend. Zelden werd het de laatste jaren een renner ook zo gegund. Want doe het maar, als jonge Aussie, meer dan tien jaar geleden, afreizen naar Europa, een omzwerving van de ene ploeg naar de andere, met het aparte karakter van een absoluut buitenbeentje je toch laten gelden in dat harde en bijwijlen onbarmhartige wielermilieu. Na de zoveelste mislukte campagne leek hij wel eens aangeschoten wild. Cadel - 'Cadelleke', dat is toch die zonderling met zijn piepstem, eenzelvig, hautain, een typetje dat haast neurotisch zijn dromen najoeg. Vaak vruchteloos. Dat zal allemaal wel waar (geweest) zijn. Intussen leeft diezelfde Cadel Evans in de wetenschap hij inderdaad zijn leven heeft gericht en geïnvesteerd naar één doel, dat hij daarvoor al een prijs betaalde, maar dat hij zondag in Parijs ook heeft bereikt waarvoor hij zo intens en zo apart heeft geleefd. Respect.