Direct naar artikelinhoud

Johan Vande Lanotte: Plat op de buik voor China? Ik dacht het niet

Gisteren zei professor Jonathan Holslag (DM 3/6) hier nog dat hij vroeger regelmatig een Chinese receptie kon meepikken, maar dat hij daar tegenwoordig wegens zijn kritische bemerkingen over dit land niet meer toe wordt uitgenodigd. Zelf heb ik geen ervaring met Chinese recepties. Waar ik wel, net als alle Belgen, ervaring mee heb zijn de mogelijkheden van internationale handel. België is niet voor niks één van de meest open economieën ter wereld. Het is dus in het belang van ons land dat de spelregels van de internationale handel gerespecteerd worden.

De vraag is of dit in het dossier van de zonnepanelen ook is gebeurd. Wat zijn de feiten? De productie van zonnepanelen is in Europa inderdaad gedaald. De prijsconcurrentie vanuit de Aziatische landen zal hierbij zeker niet hebben geholpen. Maar daar tegenover staan verscheidene bloeiende ondernemingen die werkgelegenheid creëren door import, distributie, installatie en onderhoud van, al dan niet Chinese, zonnepanelen.

Concreet betekent dit dat, ondanks het verminderen van de eigen productiecapaciteit, 60 à 70 procent van de toegevoegde waarde en het grootste deel van de tewerkstelling binnen de Europese Unie wordt gerealiseerd. En die tewerkstelling is de voorbije tien jaar fors gestegen. Iedereen begrijpt dat indien de prijzen door invoerheffingen zouden stijgen - het voorstel van de commissie spreekt zelfs van heffingen tot 67,9 procent - de vraag sterk zou dalen. We riskeren dus na het verlies van de productie ook de import, distributie en installatie van zonnepanelen te zien verdwijnen.

De vrijwaring van de tewerkstelling in de sector was dus één van de doorslaggevende elementen bij de evaluatie van dit dossier. Deze beslissing is niet met de natte vinger genomen, maar na een onderzoek door de FOD Economie. Dus niet de minister die 'snel snel' iets beslist, maar wel een besluit waarmee ik het eensluidend advies van de specialisten van de dienst economisch potentieel heb gevolgd.

De professor heeft echter kennis van een andere besluitvormingsprocedure. Ik citeer: "Ik hoef u uiteraard niet uit te leggen dat de vicepremier en een aantal collega's de voorbije maanden aanzienlijk bewerkt werden door de Chinese ambassade". Zonder het gezegd te hebben, laat staan bewezen, insinueert de professor hier veel over de werking van de politieke besluitvorming en hiermee sluit hij op gemakkelijke wijze aan bij het buikgevoel van veel Vlamingen. Ik moet de professor echter teleurstellen. Om mij van gedacht te doen veranderen is er meer nodig. Ik heb de Chinese ambassadeur inderdaad eenmaal ontvangen om over dit dossier te spreken. Deze ontmoeting vond plaats nádat het standpunt door mijn administratie was vastgelegd en ik het had bevestigd.

Ik blijf principieel een voorstander van een gezonde en eerlijke internationale handel, op basis van duidelijke regels die steeds op dezelfde wijze worden toegepast, ongeacht of het nu gaat om een klein land, pakweg België, of een groot land zoals China. Momenteel is het arsenaal aan afdwingbare regels echter zeer beperkt. Grosso modo mag een land slechts in twee gevallen ingrijpen. Ten eerste ingeval van dumping, ten tweede wanneer er sprake is van illegale subsidies. Voor alle duidelijkheid: in het dossier dat de Europese Commissie voorlegt, is er vooralsnog geen sprake van subsidies. Of er dumping in het spel is, wordt door de Commissie onvoldoende aangetoond.

Ben ik tevreden met deze gang van zaken? Neen. Vaak hebben lage prijzen uit niet-Europese landen niet zo veel te maken met dumping of subsidies. Wel met het niet respecteren van basisregels inzake arbeidsvoorwaarden, kinderarbeid, lonen en milieunormen. Het drama in de textielfabriek van Bangladesh spreekt boekdelen. Juist die elementen kunnen vandaag niet in aanmerking worden genomen. Mijn visie op lange termijn is dus eenvoudig en duidelijk: faire handel tussen alle landen, niet alleen getoetst aan dumping of subsidies, maar ook en vooral aan sociale en milieunormen. Zo ver zijn we echter nog niet. En dát vind ik een bijzonder jammerlijke zaak.