Direct naar artikelinhoud

Migranten helpen mee onze pensioenen te betalen

De kosten van de vergrijzing zijn minder kolossaal dan verwacht omdat er steeds meer mensen aan de slag gaan in ons land. 'Die gunstige wending dankt België vooral aan de instroom van jonge, actieve migranten', zo geeft de Vergrijzingscommissie aan op haar tiende verjaardag.

Ondanks die positieve wending blijven de kosten van de steeds ouder wordende Belgische bevolking gigantisch. Dit jaar berekende de Vergrijzingscommissie - die in 2001 samen met het Zilverfonds werd opgericht - dat de kosten van de snel verouderende Belgen in de komende vijftig jaar 5,6 procent van het bbp zullen opslokken, een half procent minder dan eerdere ramingen aangaven.

Dat de kosten van de vergrijzing dalen, heeft verschillende oorzaken. Er worden weer meer kinderen geboren in ons land en de levensverwachting blijft stijgen, maar de belangrijkste factor is dat er steeds meer migranten naar België trekken. "Bij deze migranten zijn er veel actieve, jonge mensen die hier een job hebben en dus hun steentje bijdragen aan de economie", zegt Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting (cdH). Het migratiesaldo zou in 2060 op 32.600 uitkomen, waar dat bij de vorige ramingen nog 28.700 bedroeg.

Al die evoluties hebben tot gevolg dat de zogenaamde onafhankelijkheidsratio - of de verhouding tussen de 65-plussers en de bevolking van 15 tot 64 jaar - minder snel stijgt dan aanvankelijk gedacht. "Er zullen dus nog altijd evenveel gepensioneerden zijn, maar er zullen ook meer mensen werken die de pensioenen kunnen betalen", sprak Jan Verschooten van de Vergrijzingscommissie.

Minimaal effect

Toeval of niet, op dezelfde dag als de Vergrijzingscommissie stak ook de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de loftrompet over de effecten van de migratie. "Extra werknemers zijn nodig om de groei en de welvaart te behouden", sprak Angel Gurria, secretaris-generaal bij de OESO. "De huidige economische moeilijkheden zullen de demografische trends op lange termijn niet wijzigen en mogen ook niet gebruikt worden als excuus om de immigratie té strikt te reglementeren. Bij migratie moet het beleid altijd de langetermijneffecten in het oog houden."

Halfslachtige maatregelen zullen de kosten van de vergrijzing niet kunnen indijken, zo bewijst een andere simulatie van de Vergrijzingscommissie. Mocht de regering beslissen dat de Belgen niet langer 35 jaar, maar 40 jaar moeten werken voor ze op pensioen kunnen, dan zou dit de kosten van de vergrijzing nauwelijks doen dalen. De leeftijd waarop de modale Belg dan zou afzwaaien, zou met een half jaar verhogen, maar dit zou de kosten van de vergrijzing maar met 0,1 procent naar beneden halen.

Een laatste simulatie toont aan dat het risico op armoede bij de Belgische gepensioneerden de komende twee decennia gevoelig zal dalen. Die daling wordt verklaard door de verhoging van de Inkomensgarantie voor Ouderen, de optrekking van de minimumpensioenen en de hogere activiteitsgraad bij de vrouwen (wat hogere pensioenen oplevert). Tussen 2030 en 2050 zou het armoederisico van gepensioneerden daardoor 3 procent bedragen, wat zelfs minder is dan bij de werkende bevolking. Ter vergelijking: als bij de ouderen de eigen woning wordt meegerekend bij hun 'inkomen', dan loopt nu 11,8 procent van de 65-plussers het risico om in de armoede te belanden.