Direct naar artikelinhoud

Eric Leman, de zeepkoning

'Eric Leman, drie keer winnaar Ronde van Vlaanderen 1970, '71 en '72' staat er op zijn visitekaartje. Want blijkbaar verkoopt zeep beter als je de klanten herinnert aan je roemruchte verleden als wielrenner.

Door Sven Spoormakers

Aalter l Leman heeft de looks van de geslaagde zakenman: kale bol, fijn brilletje, mooi in pak en das gestoken. Maar tegelijk is hij het archetype van de Vlaamse coureur uit de jaren zeventig. Vedetteallures zijn/waren hem vreemd, noeste arbeid op de fiets was het recept voor succes. 'Ik ben een teruggetrokken type. Ik praatte liever met de pedalen.'

Eric Leman heeft iets met de Ronde van Vlaanderen. Vroeger, toen hij nog koerste, deed hij er beter dan de grote sterren uit zijn tijd. Leman won Vlaanderens Mooiste drie keer. Merckx en Godefroot elk twee keer, Roger De Vlaeminck één keer (al telt Roger die zege zelf niet mee, want hij had toen wereldkampioen Freddy Maertens als een derny, terwijl al tijdens de koers duidelijk was dat Maertens uitgesloten zou worden). Een hele rist grote vedetten uit de fabuleuze jaren zeventig - Freddy Maertens, Marc Demeyer, Herman Vanspringel, Felice Gimondi, Francesco Moser - won de Ronde nooit. Maar dat sprintertje uit Ingelmunster dus wel.

"De Ronde van Vlaanderen beheerste mijn carrière. Het heeft tot Johan Museeuw geduurd voor er nog iemand drie keer won. Het stoort me niet mocht Tom Boonen dat record zondag evenaren. Integendeel, zo'n jongen als Boonen verdient het om een monument als de Ronde drie of vier of vijf keer te winnen."

Een eeuwigdurende bekendheid heeft Leman er niet aan overgehouden. Zoek zijn naam in krantenarchieven en je vindt Leman meer terug in erelijsten dan in interviews. Elk jaar duikt hij in de week voor of de maandag na de Ronde van Vlaanderen ook al eens op, als ex-winnaar wiens mening gevraagd wordt over de koers en haar winnaar.

"Vroeger haalde ik de kranten ook niet. Wat wil je, in een tijd waarin Eddy Merckx alles won. Ik was tweede in Milaan-Sanremo in 1974 en kreeg drie lijntjes in het dagblad van de dag nadien. 'Eric Leman reed ook sterk. Hij was tweede.' Dat was het. Terwijl ze wel twee bladzijden volschreven over Gimondi of Merckx."

Misschien komt het omdat Leman het archetype is van de Vlaamse coureur uit de jaren zeventig. Renners van nu worden groot met een microfoon onder hun neus. Nog voor ze een koers van naam gewonnen hebben, krijgen ze een stoomcursus mediatechnieken. Vroeger, in de tijd van Leman, waren de renners niet bijzonder goed ter taal - Leman praat nog steeds West-Vlaams - en alleen voor de allergrootsten was een camera dagelijkse kost. "Ik was nogal een teruggetrokken type. Dat is typisch voor ons, West-Vlamingen. Ik praatte liever met de pedalen."

Het ergert hem niet, zegt Leman nu. Integendeel, het lijkt wel of zijn faam groter wordt met het verstrijken der jaren. Het is nu al meer dan dertig jaar geleden dat hij voor het laatst de Ronde won, en pas nu krijgt hij wat erkenning.

"In Beernem zal nu een cultureel centrum naar mij vernoemd worden. En er komt waarschijnlijk een borstbeeld in de inkomhal. Dat vind ik mooi."

Wie nu de Ronde van Vlaanderen één keer kan winnen, weet zijn broodje gebakken. Peter Van Petegem bijvoorbeeld, won twee keer en hoeft zich geen zorgen meer te maken voor de rest van zijn leven. Leif Hoste was twee keer tweede, en krijgt een vorstelijk loon betaald om te probéren de eerste keer een klassieker te winnen. Leman won drie keer, en moest zelfs in de winter van 1972 samen met zijn vrouw een beenhouwerszaak uitbaten. "Dat heeft niet lang geduurd. Een maand of acht, negen, misschien. Want ik moest me verzorgen als renner en dat gaat niet samen met het vak van beenhouwer."

Toen Leman eind 1976 stopte met wielrennen, was van rentenieren dan ook geen sprake. "Je verdiende als coureur wel iets meer als een gewone werkman. Daar waren we al tevreden mee. Zeker ik, want ik kom uit een gezin van zes kinderen en op het einde van de maand moesten we altijd harken om met het loontje dat mijn vader in de fabriek verdiende, rond te komen.

"Ik heb daar al dikwijls aan gedacht, dat het toch wel verdomd jammer is dat ik nu mijn beste jaren niet heb. Met mijn kwaliteiten als sprinter en mijn karakter als doorzetter had ik nu een dikke coureur geweest. Ik weet niet hoeveel meer ik verdiend zou hebben, maar het zal wel véél meer zijn. Ik zou ook een pak meer gewonnen hebben. Ik was een sprinter, maar geen enkele keer - nooit, hé! - hebben mijn ploegmaats voor mij de sprint aangetrokken. Als je ziet hoe Boonen of Petacchi of McEwen naar voren gebracht worden... Amai, wat een luizenleven hebben die mannen!"

Verdiende hij geen schatten als wielrenner, dan wel als zakenman. Zeep en alles waar je mee schoonmaakt, dat werd zijn sector. Dat is niet de meest voor de hand liggende business om als ex-wielrenner in te stappen. Frans Verbeeck, een tijdgenoot van Leman, doet nu in rennerskleding. Eddy Merckx heeft een eigen fietsenmerk. Walter Godefroot heeft een fietsenzaak en werd ploegmanager.

"Ik reed mijn laatste jaar voor Marc Zeepcentrale. Tijdens de wintermaanden stelde Marc De Windt - de grote baas - voor om zelf wat zeep te verkopen. Ik twijfelde, maar deed het toch. Drie maanden later besloot ik met koersen te stoppen. Er was veel geld te verdienen met zeep. Ik begon mijn eigen zaak en was vertrokken."

Sinds een paar jaar is Lemans jongste zoon Stephan de grote baas van Wereldzeep, dat als bedrijf 67.668ste staat in de bekende Trends Top 100.000. Leman senior zou op pensioen kunnen gaan, op zijn zestigste. En zich wijden aan zijn passies: jagen op klein wild in de West-Vlaamse polders en palingvissen in Duinkerke.

"Dat lag me niet. Werken moet je doen, zolang je kunt. Je kunt toch niet de hele dag door hetzelfde venstertje naar buiten kijken? Ik ben dan maar mijn eigen zaak opnieuw begonnen. Opnieuw in de zeep. Niet om mijn zoon concurrentie aan te doen, maar gewoon voor mezelf. Ik heb mijn klanten, Stephan heeft de zijne. Laat me zo maar verder doen. Want zolang ik kan werken, ben ik gezond."

Ik was een sprinter maar geen enkele keer hebben mijn ploegmaats de spurt aangetrokken. Als je ziet hoe Boonen of Petacchi naar voren gebracht worden. Amai, wat een luizenleven