Direct naar artikelinhoud

'Ik was echt in de war. Gek, bijna'

Daar zat hij dan, schrijver Joost Zwagerman: een gescheiden veertiger met een depressie in een vakantiehuisje in het Noord-Hollandse Tuitjenhorn. Hij vertelt hoe het zo kwam. En hoe het beter werd.

'Je kijkt om je heen van: waar zíjn we in godsnaam? Wel, in het dorp Warmenhuizen. Grenzend aan het dorp Tuitjenhorn. Toen ik hier kwam omdat ik met enige spoed een werkruimte zocht, in augustus vorig jaar, stond dit gebouw leeg, op een paar onttakelde bureaus na. Een donkere kolos in nog meer donkerte."

Nu lopen er kantoordames heen en weer met thermoskannen. In het gebouw is tegenwoordig een notarisbedrijf gevestigd. Behalve in die ene kamer op de eerste verdieping, de kamer met 'verkoop' op de deur. Daar werkt Joost Zwagerman (48). Er staan een bank, een televisie, een rek met kleding, een bureau en een stuk of twintig Ikea-boekenkasten - de andere helft van zijn boekencollectie ligt in een opslag. Aan de muur hangen foto's van de jonge schrijver met kind. De ruimte kijkt uit op de aangeharkte gazonnetjes van de overburen, op loodsen in de verte.

We spreken elkaar naar aanleiding van de publicatie van Kennis is geluk, een selectie uit de stukken over kunst die hij de laatste anderhalf jaar voor de Volkskrant schreef. Het duurt niet lang voor Zwagerman het woord rampjaar laat vallen. Dat was 2011 - het jaar dat zijn gezin "uit elkaar viel" en hij in het vakantiehuisje trok, in Tuitjenhorn. "Er zijn momenten in je leven dat je niks meer hebt te willen. Het was over, klaar. Waar kon ik op korte termijn terecht? Eigenlijk alleen in dat houten huisje in dat vakantiepark. Ik keek daar dagelijks aan tegen het verleden van mijn gezinsleven. Dat is niet bevorderlijk, maar het kon niet anders."

En zo was Zwagerman ineens een gescheiden veertiger in een houten huisje, in een afgelegen oord. Met gedragen stem: "Jan woont in een huisje ergens in de kop van Noord-Holland, vlak bij Schagen. Daar is het heel snel donker, niet alleen in de winter! Hoe brengt Jan de avonden door? En dan komt er een heel verhaal over hoe Jan de avonden doorbrengt. Zo iemand als Jan was ik dus ineens geworden. Ik bekeek dat soort mannen altijd met mededogen, tot ik moest erkennen dat het onvermijdelijk was dat dit in mijn eigen leven plaatsvond. Daar zat ik dan, met drie kinderen van 10, 14 en 17. Pubers gaan hier dood, als ze Amsterdam gewend zijn. En tóch kwamen ze. Prachtig, vind ik dat."

Over de redenen wil Zwagerman niet praten. Wel zegt hij dat de scheiding de grootste nederlaag is die hem ooit overkwam. "Meer zeggen is niet gepast tegenover mijn kinderen en ex-vrouw. Ik maakte de klassieke denkfout die velen in een scheiding maken: ik meende dat niet mijn huwelijk was mislukt, maar heel mijn leven. Ik was al zo lang met mijn ex-echtgenote, dat ik niet beter wist of ik maakte onderdeel uit van die eenheid, van dat gezin. We waren bijna twintig jaar samen, voor die tijd waren we jeugdvrienden. Ik zag de ontreddering bij mijn kinderen. Het voelde als een nederlaag die ik nooit meer te boven zou komen, een nederlaag waar nooit meer een overwinning tegenover zou staan, maar sinds enige tijd kan ik zeggen dat ik toch nog wél in staat blijk te zijn een relatie te onderhouden. Dat ik in staat ben met iemand anders een leven te beginnen is een overwinning (grijnst)."

U hebt een vriendin.

"Ja. Ik verhuis over een paar weken naar Haarlem. Terug naar een gewonemensenhuis. Terug naar de levenden. We gaan samenwonen, al is het half-half, want ze houdt haar eigen woning aan."

Dat is dan best snel.

"Dat is best snel, ja. Ik zit hier nu ruim een jaar, maar de onttakeling van mijn huwelijk vond al een beduidend aantal jaren plaats. De maanden voor ik vertrok, leefden we al goeddeels gescheiden. En mijn ex-vrouw heeft ook een nieuwe relatie. Dat is ook best snel. In interviews praat ik eigenlijk nooit over mezelf, maar nu zit je hier, en het is wel heel eigenaardig dat we hier in dit notariskantoor zitten, daarom vertel ik je dit. Maar ik zou nooit iets over mijn vriendin zeggen als ik er niet vrij zeker van zou zijn dat deze verbintenis lang zal duren. Ik ken mensen die drie keer zijn gescheiden. Dat is in mijn leven niet de bedoeling. Dit was eenmalig."

Zou u nog een keer trouwen?

"Ja. Maar nu nog niet, want ik ben nog niet officieel gescheiden. Sommige scheidingen zijn binnen vier maanden geregeld, en deze duurt iets langer."

Hoe bracht u de avonden door in het vakantiehuisje?

"Lezen, schrijven en af en toe naar een van de drie tv-netten kijken. Ik dacht: ik neem maar niet te veel netten, want voor ik het weet zit ik als een soort plant vegetatief te zappen. Verder las ik en was ik aan het herstellen van de deuk die in mijn leven was aangebracht. Zo kun je het wel zeggen. Ik was enigszins de weg kwijt."

Neemt een trekje van zijn sigaret. "Ik moest mezelf hervinden. Dat nam tijd in beslag. Ik houd niet van therapeutisch schrijven, maar Kennis is geluk heeft me op de been gehouden. Het schrijven was een vorm van zelfmedicatie. Ik schreef over wat mij gelukkig maakt, wat me doet opleven. Ik schreef over kunst, of het nu Rothko of Vermeer was, die niet alleen de moeite waard is, maar die voor mij de moeite van het léven waard maakte."

U klampte u vast aan de kunst, omdat het leven anders niet de moeite waard was.

"Ja. Want zo was het ook."

Elke week leverde Zwagerman, ook in het rampjaar, een stuk in bij de eindredactie van de Volkskrant. Tot eind 2011. Toen kwam hij met een oorontsteking bij de dorpsdokter. Die bekeek zijn dossier, onderwierp hem aan onderzoeken, liet hem vragenlijsten invullen en concludeerde: een zware burn-out en een klinische depressie. "En ernstig ook. Ik kon me een slag in de rondte blijven werken, maar dan was ik het jaar daarop voor vijf of zes jaar uitgeschakeld, zei hij. Een wake-upcall."

Kwam die boodschap als een donderslag bij heldere hemel?

"Ook mijn huisarts in Amsterdam had me voor een burn-out gewaarschuwd, maar dit was wel héél ferm. Ik leed aan een klinische depressie. Een depressie die veroorzaakt werd door factoren van buitenaf. Niet alleen door die echtscheiding, ook door een opeenvolging van sterfgevallen in mijn nabije omgeving.

"Binnen een tijdsbestek van drie jaar overleden mijn schoonzus, een jeugdvriendin en de vrouw van mijn beste vriend. De doden stonden als het ware om mij heen. Het was eigenlijk logisch dat ik niet uit ongehavend uit die situatie kwam. Ik merkte aan mezelf natuurlijk ook dat ik depressief was. Daar hoefde ik geen dokter voor te raadplegen."

U hebt eerder gezegd dat u geneigd bent tot somberheid.

"Een schrijverskwaal. Maar een échte klinische depressie had ik nooit gehad. Ik stond vroeger altijd wel weer met frisse moed en goede zin op, ondanks alle averij en ondanks alle - vaak ook ingebeelde - tegenslag. Dat was nu niet meer zo. Ik moest al mijn best doen om van het huisje naar de supermarkt te geraken en terug. Als dat lukte, had ik een grootse prestatie geleverd. We hebben het nu over vorig jaar, hé. Ik maak enorme sprongen, want ik kan nu zo drie keer op een dag naar de supermarkt als ik dat zou willen. Dat is geweldig."

U praat erover alsof het ver achter u ligt, maar het is pas tien maanden geleden.

"Als het niet achter me zou liggen, had ik er niet over gesproken. Ik heb al die tijd helemaal geen interviews gegeven, behalve eentje aan het tijdschrift Boek."

Het was 'een wonderbaarlijke herrijzenis', zegt hij. "Het was meer dan een depressie. Ik was écht in de war. Gek, bijna. Met pijn en moeite reed ik de tunnel op de A9 door, naar Amsterdam. Als ik dichter bij de stad kwam, wilde ik niets liever dan omkeren. Verschrikkelijk, want ik moest mijn kinderen halen. Ik raakte om de haverklap spullen kwijt, sloot de deuren niet goed af, liet mijn zojuist gepinde geld in de pinautomaat zitten, legde mijn telefoon op het dak van de auto en reed weg. Ik parkeerde verkeerd omdat ik de borden niet kon ontcijferen, waardoor mijn auto in één week tijd twee keer werd weggesleept."

De frequentie van zijn stukken in de Volkskrant werd teruggeschroefd, van eens in de week naar eens in de twee weken. Maar bij een tweede bezoek aan de dorpsdokter bleek er niets verbeterd - integendeel.

"Ik was al in gesprek met een psychiater, maar dat was kennelijk niet indringend genoeg. De dorpsdokter zei: je kunt nu worden opgenomen, of je accepteert dat er over anderhalf uur twee mensen van de Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Holland bij je thuis komen, om verder te praten. Noodhulp. Ik had geen keus. Dezelfde dag kwamen er een klinisch verpleegkundige en een ambulante psychiater. Ik heb me niet verzet. Ik was totaal niet meer in de luxepositie dat ik op mijn eigen moment bij een psychiater achterover kon gaan zitten om mijn verhaal te vertellen."

De dorpsdokter trok aan de noodrem. Hij dacht blijkbaar dat u een gevaar was voor uzelf.

"Ik dacht: ik laat het aan hem over. Achteraf is zijn ingreep een heel goede geweest. In een tijdsbestek van twee maanden heb ik met intensieve hulp opnieuw leren lopen, om het zo maar te zeggen. Er kwam iemand bij me thuis om me uit te leggen hoe ik moest leven; hoe ik moest opstaan, hoe ik mijn dag moest indelen, hoe ik niet meer uur na uur na uur aan die computer moest gaan zitten. Ik moest een half uur schrijven, dan een half uur wandelen, dan weer een half uur schrijven, dan een uur baantjes trekken in het zwembad en dan naar de supermarkt. Zo zijn deze stukken ontstaan. Sinds dit voorjaar zit ik in een stijgende lijn. Ik ben weer in het rijk der levenden."

Na de zelfmoordpoging van uw vader, in 1999, zei u dat u bang was erfelijk belast te zijn.

"Het was geen schreeuw om aandacht, hij wilde echt dood. Door een krankzinnig toeval werd hij op tijd gevonden. Hij heeft geruime tijd op de intensive care gelegen. In die tijd heb ik ervaren hoe het is om kind van een zelfmoordenaar te zijn. Natuurlijk vraag je je af: zijn ik en mijn broer dan niet de moeite waard om voor in leven te blijven? Het eerste wat hij tegen me zei toen hij uit zijn coma ontwaakte, was: dit was niet de bedoeling. Ik dacht eerst dat hij wilde zeggen dat het niet de bedoeling was dat het zo ver zou komen..."

Maar het was niet de bedoeling dat hij wakker zou worden.

"Precies. Toen wist ik: we hebben een heel lange weg te gaan. Hij is nu blij dat hij nog leeft. De ironie wil dat hij ernstig ziek is. Hij heeft een ongeneeslijke longziekte, de ziekte van Churg-Strauss. Hij moet vaak aan de beademing en kan niet al te ver van huis. Zijn leven is vrij klein geworden. Toch moppert hij nooit. Hij zegt: ach, ik heb mijn betere en mijn mindere dagen. Dat ontroert me; hij is een soort held van me geworden. Hij toont nu de wil er lang bij te blijven. Soms eten we samen in het enige restaurant van Warmenhuizen, dan haal ik hem op en breng ik hem thuis."

Die angst om erfelijk belast te zijn, speelde die op in het afgelopen jaar?

"De gedachte aan zelfmoord kan een troostgedachte zijn: je kunt er altijd nog uitstappen. Maar als iemand uit je nabije familie het daadwerkelijk heeft gedaan, wordt die troostgedachte een angstgedachte. Ik heb de chromosomen en de genetische predispositie van mijn vader. De gedachte aan zelfmoord werd een wurgkoord om mijn nek, in plaats van een troost. Ik moest mezelf goed in het gareel houden en dat deed die dorpsdokter dus ook. Die kende mijn geschiedenis en zag hoe erg ik er aan toe was. Ik was in duizend stukjes uiteengevallen en moest mezelf weer zien te lijmen."

Is er een ander geheel ontstaan, nu die stukjes weer aan elkaar zitten?

"Ik ben al lang blij dat ik weer uit één stuk besta. Ik weet nu wel dat een heleboel zorgen en problemen klein bier zijn. Dat zijn allemaal bagatellen geworden. Snap je? Sommige schrijvers schrijven polemieken waarvan ik inmiddels denk: waar gaat dit eigenlijk over? Wat is dit? Ik las dat A.H.J. Dautzenberg mij op de Avond van de Polemiek de zelfbenoemde kunstpaus heeft genoemd. Vreemd, denk ik dan, want ik ben geen kunstpaus en heb mezelf nooit zo genoemd. Maar ik denk ook: peanuts."

Met polemieken bent u al langer dan vandaag gestopt.

"Omdat ik in herhaling begon te vallen. Over bepaalde sociaal-maatschappelijke pijnpunten en vraagstukken heb ik genoeg geschreven. Ik wilde geen zelfrepeterende machine worden. Bovendien werd ik er niet vrolijker van. Ik wilde liever stukken schrijven die me optilden. Dan kun je beter over Bach, Rothko en Vermeer schrijven, dan over...."

...de toestand van links in Nederland.

"Bijvoorbeeld! Ik ben ook totaal uit de actualiteit gevallen. De kabinetsformatie is er wel en ik lees de krant ook wel, maar ik zou me nu niet meer kunnen voorstellen dat ik een pamflet over de PvdA zou schrijven, zoals ik toen gedaan heb. En dat ik zou deelnemen aan debatavonden met partijprominenten. Terwijl ik het toen, in 2006, van enorm groot gewicht vond."

Zwagerman gaat thee zetten. Bij terugkomst: "Ik had dit dus allemaal niet verteld als ik niet zeker had geweten dat het ten einde is. Je moet zoiets nóóit gaan vertellen als je er middenin zit. Ik heb er ook nooit met iemand over gesproken, buiten mijn vriendenkring en buiten mijn uitgever. Ik geloof niet dat ik ooit eerder in een interview zo veel over mezelf heb verteld, maar ik heb het idee dat ik zonder dit verhaal niet goed kan duidelijk maken wat de publicatie van Kennis is geluk voor me betekent. Het is een amulet, dit boek. Het heeft me op de been gehouden, net als mijn optredens bij De wereld draait door."

U noemde 2011 een rampjaar. Wat was 2012?

"Het jaar waarin ik opnieuw heb leren lopen."

En het komende jaar?

"Het jaar waarin ik hopelijk weer een sprintje kan trekken. Naar mijn schrijftafel. En naar buiten."

Joost Zwagerman, Kennis is geluk. Nieuwe omzwervingen in de kunst. Arbeiderspers, 2012. 288 pag.