Direct naar artikelinhoud

Is rechtse boosheid lelijker dan linkse?

Er is iets raars aan de hand met onze woede. Linkse boosheid heet verontwaardiging en staat te boek als nobel en hoogstaand. Rechtse boosheid heet rancune en staat te boek als laag en gevaarlijk. Is dat onderscheid terecht? En waar komt al die politieke boosheid vandaan? Kenners weten raad: het is de democratie zélf die boosheid produceert.

Een blanke man is hij altijd geweest. Alleen was hij vroeger bang, en is hij vandaag boos. Tenminste, zo werd en wordt er steevast naar hem verwezen: de kiezer van rechtse en populistische partijen. Na de doorbraak van het Vlaams Blok in 1991 werd de bange blanke man zo'n bekend begrip dat de West-Vlaamse bard Willem Vermandere er een liedje over schreef, toepasselijk getiteld: 'Bange blankeman'. De boze blanke man wordt vandaag nog niet met zoveel woorden bezongen, maar er kan geen analyse verschijnen over de opmars van populisten of hij staat daarin centraal: het succes van Donald Trump, Geert Wilders en co. is te danken of te wijten aan de boze blanke man. De blanke man is woest, kwaad, nijdig, misnoegd. Een collega van De Tijd had het onlangs, bij wijze van dichterlijke overdrijving, over de "withete" Wilders-achterban - als betrof het een soort stripfiguren, driftige, rood aangelopen mannetjes bij wie de stoom uit oren en neusgaten komt.

Waarom is hij nu zo boos, die blanke man? Wel, u mag twee keer raden. Juist. Wat hem vroeger bang maakte, maakt hem vandaag kwaad: vreemdelingen. Uiteraard is er nog veel meer dat zijn toorn opwekt. De elite. Het establishment. De traditionele partijen. De media. Maar het lijken vooral immigranten, en mensen met een migratieachtergrond, die hem fameus op de zenuwen werken. Was hij vroeger xeno-foob, dan is de blanke man vandaag xeno-kwaad. De Nederlandse journalist Joost Niemöller publiceerde pas een boek met getuigenissen van Nederlanders over immigratie. Niemöller gelooft niet in de populaire theorie dat het "de verliezers van de globalisering" zijn die voor politici zoals Wilders stemmen. Je vindt zulke kiezers overal, aldus Niemöller: het enige wat ze met elkaar gemeen hebben, is die boosheid. Zijn boek heet dan ook, kortweg: Kwaad.

Ter progressieve zijde wordt, we moeten daar eerlijk in zijn, soms wat meewarig gedaan over die kwaadheid. Minder dan vroeger, weliswaar, maar nog meer dan genoeg om de boze blanke man alleen maar bozer te maken. Men hoeft maar even plaats te nemen aan een tapkast naar keuze, of tien minuten door te brengen op Facebook en Twitter, om te weten hoe sommige mensen tekeer kunnen gaan. Dat is overigens niet nieuw: halfweg de jaren 90, toen het internet pas bestond, waren discussiefora van kranten en weekbladen al boksringen waar men elkaar verbaal te lijf ging. Zelfs een opmerking over de prijs van de tomaten mondde meteen uit in een scheldpartij over vreemdelingen.

Eén ding moet men de boze blanke man nageven. Hij houdt het voorlopig bij woorden, en kanaliseert zijn woede vooral in het stemhokje. Hij gaat niet schuimbekkend betogen, vecht niet met de politie, breekt geen straten op, bouwt geen barricades, werpt niet met molotovcocktails, vernielt geen gebouwen en organiseert geen algemene staking die het land volledig lamlegt, waarna het parlement moet worden ontbonden.

Dat was in mei 1968 wel anders. Toen was de blanke man ook geweldig boos. Vooral de jonge, hoogopgeleide blanke man. En toen bleef het niet bij woorden. In Parijs vochten studenten met de politie, gooiden ze barricades op, en lokten ze een staking uit die het land volledig lamlegde. Toen de onrust een kookpunt bereikte, schreef president Charles de Gaulle nieuwe parlementsverkiezingen uit, om de gemoederen te bedaren. De boze blanke mannen van toen, onder wie de latere Europarlementariër Daniel 'Rooie Danny' Cohn-Bendit, noemen we vandaag soixante-huitards.

Merkwaardig genoeg wil de boze blanke man van 1968 niets te maken hebben met zijn hedendaag-se evenknie. Ook in de perceptie zijn het twee totaal verschillende vormen van boosheid. De soixante-huitard is voor velen nog altijd een held, terwijl de populistische kiezer anno 2017 in diezelfde kringen te boek staat als een malcontente, gefrustreerde burger. Blijkbaar is er een fundamenteel verschil tussen linkse verontwaardiging - denk ook aan Indignez-vous!, het pamflet van Stéphane Hessel, nog zo'n boze blanke man - en rechtse kwaadheid. De ene boosheid is gloedvol en verheven, de andere is witheet en verwerpelijk.

Dat is raar. Maar wel boeiend. Bij de dood van journalist Henk Hofland sprak de Volkskrant-columnist Martin Sommer daar vorig jaar ook zijn verbazing over uit. Hofland was altijd zowat de belichaming van mei 68 geweest: een boze, soms rancuneuze anarchist die zijn middelvinger opstak naar de elite. Dat Hofland toch met enige minachting schreef over wijlen Pim Fortuyn vond Sommer eigenaardig. Fortuyn, de man die in Nederland de weg heeft gebaand voor Geert Wilders, was immers, euh, jawel: een boze, soms rancuneuze anarchist die zijn middelvinger opstak naar de elite.

Kolkend en irrationeel

Boosheid is een populair thema. Ook in de boekhandel. De voorbije weken rolden twee bijzonder interessante titels van de persen. De Nederlandse filosoof Sjaak Koenis gaat in De januskop van de democratie op zoek naar "de bronnen van boosheid in de politiek", en de Indiaas-Britse denker Pankaj Mishra schreef met de turf Age of Anger - tijdperk van woede - naar eigen zeggen "een geschiedenis van het heden".

Pankaj Mishra, die volgens de Britse krant The Guardian ongetwijfeld "een van de meest geciteerde intellectuelen van 2017" zal worden, vertrekt van een simpele vaststelling: de wereld is er beter aan toe dan ooit. Dat zeggen de statistieken.Armoede, kindersterfte, ongeletterdheid, het nam de voorbije decennia allemaal spectaculair af. De mensheid heeft, globaal gesproken, weinig redenen tot klagen. Rationeel bekeken is de missie van het verlichtingsdenken - zo veel mogelijk welvaart en voorspoed voor zo veel mogelijk mensen - volop aan het slagen. De meesten onder ons doen daar hun voordeel bij.

En toch. En toch is woede volgens Mishra de centrale emotie van deze tijd. Niet alleen de blanke westerling is boos. In alle hoeken van de wereld manipuleren autoritaire leiders de woede van de meerderheid. En terwijl jihadisten overal aanslagen plegen, rukken de neonazi's in het Westen weer op. Het planetaire motto luidt: "Ik ben boos, dus ik besta."

De verklaring? Mishra gelooft niet meer in klassieke schema's. De oude tegenstellingen, tussen links en rechts, progressief en conservatief, open en gesloten, werken niet meer om te begrijpen wat er aan de hand is, zegt hij. Er is in feite geen rationele verklaring mogelijk. De meeste politieke filosofen en analisten zoeken die wel. Daarom denken ze bijvoorbeeld dat boze kiezers "verliezers van de globalisering" zijn: dan is er een ob- jectieve, sociaal-economische reden voor hun stemgedrag: het verlies van hun job, om maar iets te noemen, omdat de fabriek verhuisd is naar een lagelonenland. Het probleem is alleen dat een populistische stem vaak tégen het eigenbelang ingaat. Neem de brexit: op korte termijn dreigt iedere Brit dat in zijn portemonnee te zullen voelen.

Het is een oud raadsel. Arbeiders die tegen hun sociaal-economisch belang in stemmen. Volgens de klassieke denkschema's, waarin de mens een rationeel wezen is, valt dat niet te verklaren. Daarom moeten we die denkschema's ook verlaten, vindt Mishra. Mensen zijn niet strikt rationeel. Behalve materiële verlangens hebben ze ook een eergevoel, zijn ze bang voor verandering, hechten ze belang aan stabiliteit en vertrouwdheid. Dat zijn veeleer irrationele drijfveren, maar die halen vandaag de bovenhand. Lees: die brexit brengt misschien geen geld op, maar de Britten hebben nu tenminste weer het gevoel dat ze baas zijn in eigen land. En dat is veel waard.

De macht grijpen

De visie van Pankaj Mishra doet sterk denken aan die van de Amerikaanse psycholoog Jonathan Haidt. In zijn standaardwerk The Righteous Mind legt hij uit dat progressieve en conservatieve mensen in feite andere morele gevoeligheden hebben. Haidt vergelijkt het met smaakpapillen: de ene houdt vooral van pikant, de andere vooral van zoet. Vertaald naar het belangrijkste debat van vandaag: de progressieve kiezer vindt de bescherming van vluchtelingen essentieel, de conservatieve kiezer vindt de bescherming van de eigen gemeenschap essentieel. Als we geen vluchtelingen opvangen, wordt de ene boos; als we wél vluchtelingen opvangen, ontsteekt de andere in toorn. Of, als we denken aan de rechtsstaat die begint te wankelen: de ene wil vooral geen onschuldige in de gevangenis, de andere wil vooral geen schuldige op vrije voeten. Wie zo'n debat wil winnen, moet de macht grijpen. Want met rationele argumenten is dat haast onmogelijk.

In Age of Anger verwijst Pankaj Mishra niet naar Jonathan Haidt, maar naar denkers die meer dan 100 jaar geleden al wisten dat de mens geen puur verstandelijk wezen is, maar een kolkende vulkaan die diepe, duistere gevoelens en drijfveren verbergt. Die denkers, zegt Mishra, kunnen ons helpen om deze tijd te begrijpen - van Charles Darwin, die ons leerde dat de mens een diersoort als een andere is, tot Sigmund Freud, die erop wees dat onze ware motivatie niet altijd toegankelijk is voor ons verstand. Dat de mens zich soms met open ogen in zijn ongeluk stort, leert Mishra voorts bij de 19de-eeuwse Russische schrijver Fjodor Dostojevski en diens Duitse tijdgenoot en filosoof Friedrich Nietzsche. Wie de politieke boosheid wil begrijpen, moet hún werk opnieuw ter hand nemen.

Dat vond de Nederlandse schrijver Menno ter Braak overigens al in 1937. Ter Braak, die zelfmoord pleegde toen de Duitsers in 1940 Nederland binnenvielen, schreef drie jaar voor zijn dood een ondertussen legendarisch essay over boosheid en rancune. Dat essay verdient het om vandaag opnieuw met bijzondere aandacht te worden herlezen. Het kan ons helpen begrijpen wat er anno 2017 aan de hand is.

Wrokkige kiezer

Oei. Wéér een vergelijking met de jaren 30 van de vorige eeuw? Ja, maar deze is echt interessant. En zinvol. Menno ter Braak schreef zijn tekst om te waarschuwen tegen de opkomst van het nationaalsocialisme in Nederland, dat de latere collaborateur Anton Mussert al in 1931 op de kaart had gezet met zijn fameuze NSB. Het centrale kenmerk van dat nationaalsocialisme was volgens Ter Braak de rancune. De NSB-kiezer was een wrokkige kiezer, een raté, iemand die zich verongelijkt en gefrustreerd voelde.

In Het nationaalsocialisme als rancuneleer - zo heette dat essay - verwees Ter Braak, net zoals Mishra in Age of Anger, volop naar Nietzsche en Dostojevski. Nietzsche was zo ongeveer de filosofische uitvinder van het ressentiment: dat gevoel schreef de Duitse filosoof toe aan de inferieure, zwakke mens die uit totale onmacht aan wrok ten onder gaat. Dostojevski schreef met Aantekeningen uit het ondergrondse een beroemd portret van zo'n loser: een man die zichzelf uit jaloezie en wrok ten gronde richt. De kolkende, irrationele woede van het hoofdpersonage was 150 jaar geleden al een soort visionaire beschrijving van de boze kiezer die zichzelf in het stemhok in de voet schiet. Neem even de tijd om deze Russische volzinnen uit 1864 rustig en volop te savoureren:

"O vertel me, wie heeft het eerst verkondigd, wie heeft het eerst uitgeroepen, dat de mens slechts lelijke dingen doet, omdat hij zijn eigenbelang niet kent. (...) Wat moeten we dan met al die miljoenen feiten, die aantonen dat mensen bewust, dat wil zeggen met volledig begrip van hun ware belangen, die ware belangen op de achtergrond geplaatst hebben en halsoverkop een andere weg ingeslagen zijn, waar hen dreiging en gevaar wachtte, door niets en niemand in die richting gedwongen, maar als het ware, gewoon omdat ze niet van het gebaande pad hielden, en halsstarrig, wetens en willens zich, vrijwel in het duister, een andere moeilijke en absurde weg hebben gezocht en gebaand."

Wat Dostojevski volgens kenners wilde zeggen: geloof maar niet te snel wat al die verlichte en rationele denkers u willen wijsmaken. De mens is geen calculerende machine die altijd doet wat het beste voor hem is. Wie aangestoken wordt door wrok en jaloezie en rancune, rijdt soms met open ogen het ravijn in.

Dat idee gebruikte Ter Braak dus voor zijn theorie over het nationaalsocialisme. De volgelin- gen van Hitler en Mussert werden verteerd door rancune. Al vond Ter Braak dat minder verrassend dan men op het eerste gezicht zou denken. Niet alleen de NSB-kiezer, iederéén is volgens Ter Braak vatbaar voor rancune. "De rancune behoort tot de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur", schreef hij. "Zij is er onverbrekelijk aan verbonden. Zij is alomtegenwoordig."

Allen tegen allen

De rancune maakt niet alleen deel uit van onze democratie, schrijft Ter Braak, zij wordt zelfs "aangemoedigd als een mensenrecht". In een de-mocratie is gelijkheid immers een theoretisch ideaal, dat praktisch totaal onhaalbaar is. Mensen leven in de overtuiging dat ze gelijke rechten hebben maar zien dat daar niks van in huis komt. Het gevolg daarvan is onvermijdelijk: rancune. Het nationaalsocialisme verheft die rancune alleen maar tot officiële leer. Het is, schrijft Ter Braak, de rancune "van allen tegen allen, van de rijken tegen de armen, van de armen tegen de rijken".

De strijd tegen het nationaalsocialisme is hopeloos, besluit Ter Braak, als hij niet een strijd is tegen de rancune an sich. Het aanpakken van misstanden zal volgens hem nooit helpen, omdat er altijd nieuwe misstanden opduiken, die nieuwe rancune oproepen.

En ook neerkijken op de rancuneuzen is voor Ter Braak uit den boze: "Een dergelijke strijd zal een geheel nieuwe tactiek eisen. Men zal bijvoorbeeld moeten beginnen met minder geringschattend te spreken over 'het troepje ratés', want de omvang van de reservoirs van latente rancune kan men nooit overschatten."

Waar doet dat aan denken? Precies. Hillary Clinton had het essay van Ter Braak moeten lezen vóór ze de supporters van haar concurrent Donald Trump wegzette als een troepje deplorables, wat zoveel betekent als ratés, letterlijk: betreurenswaardigen.

De democratie maakt mensen boos. Dat is ook de stelling van de Nederlandse filosoof Sjaak Koenis in zijn pas verschenen boek De januskop van de democratie. De nieuwe golf van boosheid die vandaag over Europa rolt, is voor hem vergelijkbaar met het protest uit de jaren 60 - alleen kwam de boosheid toen van links, nu van rechts. Vandaag heet de filosoof naar wie velen verwijzen Nietzsche, toen heette de filosoof naar wie iedereen verwees Albert Camus, die in 1951 met De mens in opstand het manifest had geschreven van de latere rebellerende soixante-huitard.

Net zoals de Volkskrant-columnist Martin Sommer vindt Koenis het niet correct om het protest van de soixante-huitards heldhaftig en rebels te noemen, en het protest van de populistische kiezer vandaag af te doen als rancuneus en gefrustreerd. Dat is eigenlijk een kwestie van framing, zegt hij: wie voor de ene een rebel is, is voor de andere een rancuneus slachtoffer. En doorgaans kunnen ze allebei gelijk hebben.

Koenis geeft enkele voorbeelden. Als jongeren met een migratieachtergrond in de Parijse banlieues in opstand komen, zijn ze dan rancuneus of lijken ze veeleer op de rebellen van mei 68? Is de zwarte burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten altijd een vorm van rebellie geweest, of draagt die boosheid soms ook rancune in zich? En als het rancune betreft, is dat dan erg? En zijn rebel en rancunemens wel zo verschillend? "Natuurlijk bestaan er nog echte rebellen en echte rancunemensen", schrijft Koenis. "Maar de tegenstelling tussen redelijke rebel en redeloze rancunemens is niet vruchtbaar."

Tussen haakjes: met de verwachte doorbraak van DENK, de partij die diversiteit hoog in het vaandel voert, is in de Nederlandse krantenkolommen sinds kort ook officieel "de boze bruine man" gearriveerd. Rebel? Of rancuneus? En wanneer schrijft een collega van journalist Joost Niemöller het boek Even kwaad met getuigenissen van DENK-kiezers?

De boosheid van de populistische kiezer vormt volgens Koenis, die een veel rationelere kijk heeft op politieke boosheid dan Pankaj Mishra, geen bedreiging van de democratie, maar wijst op een revitalisering ervan. De democratie moet dan ook niet gered worden met burgertoppen of wat dan ook, nee: we moeten gewoon aanvaarden dat boosheid erbij hoort: "Ook als de raderen van de democratie wrijvingsloos in elkaar grijpen, zal de democratie boosheid voortbrengen."

Dat Koenis de populistische kiezer niet verkettert, wil niet zeggen dat hij populistische politici toejuicht. "Door een stem te geven aan de boze burger hebben zij de politiek weliswaar teruggebracht in een democratie die steeds meer een pu-blieksdemocratie wordt", besluit hij. "Maar op termijn hebben zij deze boze burger niks te bieden."

Maar dat is weer een ander verhaal.