Direct naar artikelinhoud

Naar een publieke vernedering?

Marc Hooghe is politicoloog aan de KU Leuven.

Een spook waart door Vlaanderen, dat van een nieuwe heilige inquisitie. Zoals bij elke inquisitie is de doelstelling om alle onzuiverheden te vuur en te zwaard te bestrijden, en elk gedweep met ketterse ideologieën radicaal uit te roeien. Zo moet de huidige leiding van de PVDA zich publiekelijk verontschuldigen voor het feit dat een vroegere voorzitter al te nadrukkelijk met Stalin dweepte. Ook het wat al te vriendelijk aanschurken tegen de dictatuur in Noord-Korea, of de tripjes onder kameraden naar het arbeidersparadijs in Vietnam, zijn uiteraard des duivels. De nieuwe inquisitie, bij monde van de Gentse filosoof Maarten Boudry (DM 31/12/16), vertelt er net niet bij hoe de boetedoening moet verlopen. Misschien kan PVDA-voorzitter Peter Mertens paraderen op de Grote Markt, op blote voeten, in een witte tabbaard, en met een strop om de hals?

De inquisitie heeft echter nog andere uitwassen op het oog. Alle politici van Turkse afkomst in ons land kregen al het consigne dat ze publiekelijk de brutale machtsgreep van president Erdogan moeten veroordelen. Elke moslimgelovige moet zich telkens opnieuw verontschuldigen voor de bloedige terreurdaden van het afgelopen jaar. Linkse politici moeten zich in het stof wentelen omdat ze de afgelopen decennia te weinig aandacht hebben gehad voor het migratiethema, en zo kunnen we nog een tijdje doorgaan.

Het is perfect normaal dat men het oneens is met de standpunten van PVDA, of Groen, of de N-VA, en ook probeert aan te tonen waarom die opvattingen verkeerd zijn. Dat is het echte politieke debat. Maar de gedachtepolitie gaat een stap verder: men dringt erop aan dat er zichtbaar en duidelijk afstand wordt genomen van het ketterse gedachtegoed. Het is immers niet voldoende dat de PVDA in haar programma kiest voor de parlementaire democratie: de partij moet ook al haar vroegere ketterse standpunten nadrukkelijk herroepen.

Het is die militante geloofsijver die zo kenmerkend is voor elke inquisitie, en het doet denken aan de onzalige tijden van de autodafe, het ritueel waarbij ketters publiekelijk werden beschuldigd van alle zonden, voordat ze aan de beul werden uitgeleverd. Voor de inquisitie volstaat het immers niet dat men enkel van mening verandert, er moet een publieke en vernederende boetedoening volgen. Dat is het echte probleem voor de zelfverklaarde groot-inquisiteurs: het onderscheid tussen geloofsijver en wreedheid vervaagt bijzonder gemakkelijk.

Uiteraard dient de PVDA de mensenrechten en de grondwettelijke vrijheden te respecteren, net zoals elke andere partij. Maar de standpunten uit het verleden kunnen onmogelijk een voldoende reden zijn om een banvloek uit te spreken over de partij. De Duitse grondwet van 1949 biedt daarvoor een heel duidelijke formule aan: politieke partijen kunnen enkel verboden worden als ze de vrijheden of het bestaan van het land bedreigen. Met de beste wil van de wereld: men kan niet hard maken dat de PVDA nu een bedreiging zou vormen voor onze democratie.

Daarin zit het verschil tussen extreemlinks en extreemrechts. In ons land hebben we meegemaakt tot welke afschuwelijke misdaden het nazisme in staat is, en juist daarom mogen we onze rechtsorde beschermen tegen dat duidelijke gevaar. Ook na een zorgvuldig uitpluizen van alle krantenarchieven: er is geen enkele aanwijzing dat PVDA-militanten systematisch gewelddadig zouden zijn. Uiteraard kan iedereen het oneens zijn met de partij, maar vanuit het standpunt van de democratische rechtsorde is er geen enkele reden om een nieuwe heksenjacht te ontketenen.