Direct naar artikelinhoud

Op naar de werkweek van vijftien uur

In steeds meer westerse landen gelooft een meerderheid dat generatie Y het slechter zal hebben dan haar ouders. De 25-jarige schrijver Rutger Bregman is heilig overtuigd van het tegendeel. Als we maar willen dromen. 'Een generatie die niet wil dromen, verliest het recht op een betere wereld.' Bregman verzamelde voor De Morgen drie idealen, aangeboden voor de politieke agenda. VANDAAG DEEL 1

Ruim een eeuw lang werd onze werkweek steeds korter. Maar sinds de jaren tachtig werken we alleen maar meer. Een raadsel, want een kortere werkweek is de oplossing voor bijna alle grote problemen van deze tijd.

Als je de grootste econoom van de vorige eeuw had gevraagd wat de grootste uitdaging van deze eeuw zou worden, dan had hij niet lang getwijfeld. Vrije tijd.

In de zomer van 1930, aan het begin van de Grote Depressie, gaf John Maynard Keynes een lezing in Madrid. Hij had zijn ideeën al een paar keer uitgeprobeerd op zijn studenten in Cambridge en besloot ze nu samen te vatten in een betoog van zeven kantjes. Titel: 'Economische mogelijkheden voor onze kleinkinderen.'

Mijn generatie dus.

In die zomer leek het alsof Keynes van een andere planeet kwam. "We zuchten nu onder een vlaag van economisch pessimisme", relativeerde hij. "Je hoort mensen voortdurend zeggen dat het tijdperk van enorme economische vooruitgang, die de negentiende eeuw karakteriseerde, voorbij is..."

En niet zonder reden. Massawerkloosheid en verpaupering grepen om zich heen, de spanningen tussen de naties liepen op en uiteindelijk was er een Tweede Wereldoorlog nodig om de industrie weer op de rails te krijgen. "Op de lange termijn zijn we allemaal dood", had Keynes in 1923 nog geschreven. Economen maakten zich volgens hem te veel zorgen over de verre toekomst, terwijl buiten de storm raasde.

Toch waagde Keynes zich nu, in een stad aan de rand van de afgrond, aan een blik vooruit. In 2030, voorspelde hij, zou de mens worden geconfronteerd met zijn grootste uitdaging ooit. Wat te doen met zeeën van vrije tijd? Met een flinke slag om de arm voor nog meer 'desastreuze fouten' van politici (bezuinigen in crisistijd bijvoorbeeld), stelde Keynes, zou de westerse levensstandaard in 2030 minstens vier keer zo hoog moeten zijn als in 1930.

Conclusie: in 2030 werken we nog maar vijftien uur per week.

Een toekomst vol vrije tijd

Keynes was niet de eerste, en ook niet de laatste, die vooruitkeek naar een wereld vol vrije tijd. Een van de Founding Fathers van de Verenigde Staten, Benjamin Franklin, had honderd jaar eerder al voorspeld dat vier uur per dag ooit genoeg moest zijn. Dan zou het leven verder uit 'Leisure and Pleasure' bestaan. De aartsvader van het liberalisme, John Stuart Mill, schreef een halve eeuw vóór Keynes dat meer rijkdom het beste in meer vrije tijd kon worden omgezet.

Maar juist de Industriële Revolutie, de motor van vooruitgang in de negentiende eeuw, had voor het tegendeel gezorgd. Moest een Engelse boer rond 1300 nog zo'n 1.600 uur per jaar werken om in zijn onderhoud te voorzien; in de tijd van Mill zwoegde een fabrieksarbeider twee keer zo lang om te overleven. In steden als Manchester was de zeventigurige werkweek - zonder vakantie, zonder weekend - de norm.

Toch begon de welvaart vanaf 1850 langzaam door te sijpelen naar de lagere klassen. En geld is tijd. In 1848 had het Engelse parlement al voor een tienurige werkdag gestemd. Aan het einde van de eeuw dook de werkweek zelfs onder de zestig uur. In 1930 nam de Amerikaanse Senaat al een wet aan voor een dertigurige werkweek. Hoewel de wet strandde in het Huis van Afgevaardigden, bleef president Hoover gecharmeerd van de kortere werkweek. De opmars van de vrije tijd zette ook na de Tweede Wereldoorlog gestaag door. In 1956 beloofde Richard Nixon zijn landgenoten dat ze 'op niet al te lange termijn' nog maar vier dagen hoefden te werken. Nog even en machines zouden al het werk doen.

Keynes' voorspelling werd mainstream. Een commissie van de Amerikaanse Senaat schreef dat de werkweek in 2000 nog maar veertien uur zou duren, met minstens zeven weken vakantie per jaar. RAND Corporation, een invloedrijke denktank, voorspelde een toekomst waarin slechts 2 procent van de bevolking alles zou produceren wat de samenleving nodig heeft. Rond 1970 was het onder sociologen gebruikelijk om over het aanstaande 'einde van het werk' te spreken. Een 'vrijetijdsrevolutie' zou op het punt van uitbreken staan.

Maar toen nam de geschiedenis een andere afslag. In de jaren tachtig kwam de krimp van de werkweek knarsend tot stilstand. Vrouwen stroomden massaal de arbeidsmarkt op en gezinnen kregen het steeds drukker. Geld werd niet meer in tijd, maar in spullen omgezet. Eigenlijk had Keynes' voorspelling al uit moeten komen. Maar aan het begin van de eenentwintigste eeuw blijken niet vrije tijd of verveling onze grootste uitdagingen, maar stress en onzekerheid. En als het aan de werkgevers of de Europese Commissie ligt, gaan we alleen nog maar harder werken. We zouden geen keus hebben: anders verliezen we 'de concurrentieslag' met China, kunnen we 'de vergrijzing niet betalen' of kampen we straks met 'acute arbeidstekorten'.

Vergeten droom

Minder werken is de vergeten droom van de twintigste eeuw. Laatst vroeg iemand het me nog: "Minder werken, voor welk probleem is dat een oplossing?" Ik zou een andere vraag willen stellen. Voor welk probleem is het niet een oplossing?

Stress? Onderzoekers van de Universiteit van Cambridge concludeerden in 2010 dat een kortere werkweek dé manier is om gezonder en gelukkiger te leven.

Klimaatverandering? Een recent rapport van het Center for Economic and Policy Research windt er geen doekjes om: een wereldwijde verschuiving in de richting van een kortere werkweek zou de CO2-uitstoot, deze eeuw nog, kunnen halveren. Juliet Schor (Harvard University) schat dat 10 procent minder werken de ecologische voetafdruk met 15 procent verkleint.

Ongelukken? Overwerk is dodelijk. Van Tsjernobyl tot de Challenger Spaceshuttle, bij grote rampen blijken overwerkte leidinggevenden steeds een fatale rol te spelen. De sector die de grootste ramp van het afgelopen decennium veroorzaakte (de financiële) verdrinkt in overwerk.

Werkloosheid? Onderzoekers van de International Labour Organization concludeerden onlangs dat het delen van werk behoorlijk goed heeft geholpen tijdens de crisis. Het gezaghebbende tijdschrift The Atlantic riep het zelfs uit tot een van de beste ideeën van 2012.

De race tegen de machine? Bijna de helft van alle banen loopt een groot risico te worden geautomatiseerd in de komende twintig jaar - zo schrijven wetenschappers van de Universiteit van Oxford. Er is steeds vaker sprake van 'baanloze groei'. Niet alleen lopendebandmedewerkers moeten voor hun baan vrezen. De economen Ad van de Gevel en Charles Noussair voorspellen dat ook 'kenniswerk', waar we nu nog academici voor nodig hebben, op grote schaal aan chips zal worden uitbesteed.

Emancipatie? Landen met de kortste werkweken scoren steevast het hoogste in de emancipatieranglijstjes. Maar vrouwen kunnen niet meer betaald gaan werken zolang mannen niet meer gaan zorgen, koken en poetsen.

Vergrijzing? De vermaarde demograaf James Vaupel kwam vorig jaar met een simpel, maar briljant idee. "Kinderen die nu tien jaar oud zijn, kunnen doorwerken tot hun tachtigste", vertelde hij aan Science Nordic. "In ruil daarvoor zouden ze niet meer dan 25 uur per week hoeven te werken." Waar dertigers verdrinken in werk, gezin en hypotheek, komen ouderen nauwelijks aan de bak. En dat terwijl (deeltijds) werken uitstekend is voor hun gezondheid. "In de twintigste eeuw hadden we een herverdeling van welvaart", zegt Vaupel. "Ik geloof dat in deze eeuw de grote herverdeling in termen van tijd zal zijn."

Tijd om voor te bereiden

Keynes was niet gek: al in zijn tijd was de werkweek sterk aan het krimpen. Hij trok slechts de lijn door, die rond 1850 was begonnen, de toekomst in. Stel dat de vrijetijdsrevolutie zich deze eeuw eindelijk doorzet. Zelfs als de economie traag groeit, zou een westerling in 2050 minder dan vijftien uur hoeven te werken voor hetzelfde inkomen als in 2000. Als dat lukt, dan wordt het hoog tijd ons voor te bereiden.

De eerste vraag: willen we dat? Eigenlijk laten de peilingen geen ruimte voor twijfel. Ja, heel graag. We willen er zelfs koopkracht voor inleveren. Zowel mannen als vrouwen geven de voorkeur aan een deeltijdbaan van tussen de 20 en 35 uur per week. Er is vrijwel niemand te vinden die harder wil werken. Amerikaanse wetenschappers onderzochten of werknemers liever twee weken extra salaris of vakantie krijgen. Twee keer zoveel mensen kozen voor vakantie. Britse onderzoekers vroegen of ze liever de loterij winnen of minder gaan werken. Twee keer zoveel wilde het laatste.

De tweede vraag: hoe doen we het? Je kunt niet zomaar op een vijftienurige werkweek overstappen. Het zou eerst weer een politiek ideaal moeten worden. We zouden stapje voor stapje minder gaan werken, geld inruilen voor tijd, het pensioenstelsel flexibiliseren, het vaderschapsverlof en de kinderopvang goed regelen - terwijl we op onze hoede blijven voor een armoedeval van lage inkomens en een oplopende werkloosheid als sommigen toch gaan overwerken.

We moeten de prikkels omdraaien. Voor werkgevers is het nu goedkoper om één iemand te laten overwerken dan twee parttimers in dienst te nemen. En werknemers houden elkaar in de gaten. Wie blijft het langste zitten? Wie maakt de meeste uren? Deze vicieuze cirkel kan alleen collectief worden doorbroken. Door een bedrijf, of beter nog, door een land.

Vrije tijd

"Maar dan gaan we toch nog langer televisiekijken? En nog meer hamburgers eten?" Het antwoord is nee. Juist in overwerkte landen als de Verenigde Staten wordt absurd veel televisie gekeken (vijf uur per dag) en worden enorme hoeveelheden hamburgers naar binnen gewerkt (drie per week). Is het toevallig dat we het minste televisie kijken als we vakantie hebben? Toegegeven, zwemmen in een zee van vrije tijd zal niet gemakkelijk zijn. Het onderwijs van deze eeuw zou niet alleen op de arbeidsmarkt moeten voorbereiden, maar in de eerste plaats op het leven. "Als mensen niet moe zijn in hun vrije tijd", schreef Bertrand Russell in 1932, "zullen ze ook niet naar passief en platvloers vermaak verlangen."

We kunnen het goede leven best aan, als we er maar de tijd voor hebben.

---

Rutger Bregman

Bregman (1988) studeerde aan de Universiteit van Utrecht en Los Angeles, en doceerde aan de Universiteit van Utrecht.

Hij schreef voor de kranten nrc.next, Het Parool, Trouw en het weekblad De Groene Amsterdammer.

Inmiddels is hij aan de slag bij het online-nieuwsmedium De Correspondent (waar uitgebreide versies van deze bijdragen al verschenen) en tweewekelijks columnist bij de Volkskrant.

In februari 2012 debuteerde Bregman met Met de kennis van toen. Actuele problemen in het licht van de geschiedenis.

In maart 2013 verscheen zijn tweede boek: De geschiedenis van de vooruitgang, waarvoor hij van de liberale denktank Liberales de prijs voor het beste Nederlandstalige non-fictieboek van het jaar ontving.