Direct naar artikelinhoud

'Een zomer als een oude jood'

In de zomer van 1936 gold Oostende als het epicentrum van de Duitstalige exilschrijvers, met als spilfiguren Joseph Roth en Stefan Zweig. Roth verschanste er zich in het legendarische Café du Parc en ontmoette er zijn blonde 'konijntje'. Wij gingen op zoek naar het Oostende van toen.

"Toen ik Joseph Roth destijds in Oostende voor het eerst ontmoette, had ik het gevoel een mens te zien die van treurigheid binnen luttele uren zou kunnen sterven", zo getuigde de Duitse schrijfster Irmgard Keun (1905-1982) in haar memoires. "Zijn ronde blauwe ogen leken van wanhoop haast niets op te merken en zijn stem klonk gesmoord onder het verdriet." Toch werd zij meteen ingepalmd door dit verfomfaaide mannetje met zijn rossige borstelsnor en zijn ongewoon lange vingers die uit zijn hemdsmouwen bungelden. "Zijn gezetheid en zijn magere benen gaven hem iets van het uiterlijk van een kruisspin", getuigde ze later.

Het zijn niet meteen vleiende woorden. Maar Joseph Roth (1894-1939) onderwierp de levenslustige, blonde Keun - net geïmmigreerd uit Duitsland - aan een spervuur van vinnige vragen. Ze werd op slag verliefd op dit schrijvende drankorgel met zijn "vreselijk dikke buik". "Mijn huid zei meteen ja", zo vertelde Keun later over de avond op het terras van een Oostends café, wellicht het Café du Parc. "Kaninchen", "konijntje", noemde hij haar liefkozend. Amper een paar dagen later trok ze bij Roth in, in het Hotel de la Couronne, vlak bij het station, met zicht op de haven.

Maar Joseph Roth was niet zomaar een drankorgel. "Wie in Roths buurt dronken werd, kreeg van hem alleen een meewarige blik", schrijft Mark Schaevers in zijn studie Oostende, de zomer van 1936. Drank was zijn brandstof. Zijn observatievermogen bleef er even scherp door. Zijn fabelachtige productie liep erdoor gesmeerd. Maar zijn lichaam pikte de sloten jenever én andere spiritualia niet langer en pruttelde tegen. In Keun vond hij een gedroomde maar fatale drinkpartner, ze laafden zich beiden uitbundig aan de alcohol.

Fine fleur

Ooit gold de in een uithoek van het Habsburgse rijk geboren Roth dankzij romans als Hotel Savoy, Radetzkymarsch, Der Kapuzinergruft en Job als een gevierd schrijver en een vetbetaald journalist. Nu - door de wrede loop van de geschiedenis en de opkomst van het nazisme - bleek hij veroordeeld tot een bestaan als ongrijpbare zwerfkat.

De joodse Roth, met zijn voorname manieren en zijn kaarsrechte houding, raakte verslaafd aan het transitbestaan in chique hotels. Zijn boeken schreef hij aan cafétafels over heel Europa, van Berlijn tot Wenen, Amsterdam en Parijs. En dus ook in Oostende, waar in de zomer van 1936 de fine fleur van de Duitse literaire emigranten samenhokte, zich lavend aan een tijdelijk exil in een afbladderend paradijs. De wereldbrand viel niet meer tegen te houden. Maar een vleugje zorgeloosheid kon nog nét in deze Belgische badplaats met belle-époque-allures.

Egon Erwin Kisch, Hermann Kesten, Ernst Toller en Joseph Roth: allen spoelden ze er aan. En het was vooral Stefan Zweig ("het reddingsbureau van de immigranten") die de hele bende daarheen troonde, omdat hij in de zomer van 1914 al zo gecharmeerd was door de 'Koningin der Badsteden'. Hier zou nog een keer "het afscheidsfeest van de Europese cultuur" worden gevierd, zoals Thomas Mann het formuleerde.

Scherp oog

Een zaterdag in de zomer van 2015. Oostende oefent onverminderd zijn aantrekkingskracht uit op de Vlaamse 'homo touristicus', zo stel ik met eigen ogen vast. In het aftandse station van de Koningin der Badsteden word ik bijna onder de voet gelopen door met strandattributen gewapende dagjesmensen. Met het heilig vuur in hun teenslippers zoeken ze verkoeling aan zee. Ik vraag me af wat de superieure journalist Roth - met zijn scherpe oog voor details - zou noteren over deze massa-ensembles. De heren zijn getooid met driekwartsbroeken, rugzakken en beletterde polo's. Dames met te krappe badpakken en lillend vlees. En er zijn jeugdige koppeltjes met gierende hormonen én ingeoliede lijven, slechts oog voor elkaar. Monsterzakken chips gaan van hand tot hand. Kinderen jengelen om roomijsjes.

Schilder James Ensor wist ongetwijfeld raad met deze taferelen. Maar Roth, die verschool zich wellicht liever in de caféluwte. Hij was allergisch voor de zon en op het strand zag je hem nooit. Op de vraag waarom hij niet zwom, antwoordde hij met een kwinkslag: "Waarom? De vissen komen toch ook niet in het café."

Het is lichtjes surrealistisch om in dit decor te spieden naar sporen van deze Oostenrijkse jood, steevast gehuld in kostuums met strakke pijpen naar oude Habsburgse snit.

Mijn eerste halte is Hotel du Parc, de art-decoparel vlak bij het Casino en de gerenoveerde Grote Post. Hier is de tijd sinds de jaren dertig op de rem gaan staan. Du Parc is een oase van rust, waar koffie nog steeds met bedeesdheid wordt geschonken en gedronken. Slechts het tingelingen van de tram overstemt er de gesprekken, die met schuifelende gratie de namiddag inwalsen.

Twee medeaanstichters van de heersende Joseph Roth-revival zitten er op me te wachten. De Duitse schrijver en Der Spiegel-boekenchef Volker Weidermann (46) is de auteur van Zomer van de vriendschap. Oostende 1936, een meer dan voortreffelijke reconstructie van een bewogen seizoen, op de schopstoel tussen fictie en non-fictie.

Het boek is een onverwachte bestseller in Duitsland en maakt ook in vertaling furore. Tot stomme verbazing van de beminnelijke Weidermann zelf, die vanaf dit najaar de nieuwe presentator wordt van het tv-programma Das Literarische Quartett én dus de legendarische literatuurpaus Marcel Reick-Ranicki opvolgt.

Naast Weidermann zit vertaalster Els Snick, die zich de laatste jaren heeft ontpopt als een ware Roth-pasionaria. Ze promoveerde op leven en werk van Roth, wijdde een studie aan zijn passage in Nederland en België en stelt aan de lopende band bundels met journalistiek werk van Roth samen, zoals het zopas verschenen De blonde neger en andere verhalen.

Het duo vangt elkaar gemoedelijk vliegen af over Roth-wissewasjes, met de allure van een oud kissebissend koppel. Stadsgids Dirk Beirens is ook present en toont ons ontroerende Oostende-beelden van weleer.

Ramp op komst

"Kijk", zegt Weidermann, "hier is het mee begonnen." Hij wijst naar de gedenkplaat boven de tafel met de roemruchte foto waarop Stefan Zweig zich aan Hotel du Parc bijna vaderlijk over de door drank getekende Joseph Roth ontfermt.

"Die bizarre en onvergelijkelijke vriendschap tussen Roth en Zweig fascineert me al vijfentwintig jaar", bevestigt hij. "Dit beeld vertegenwoordigt alles. Je ziet het bemoederende van de goedmoedige Zweig en het verschil in status met Roth. Zweig was de welgestelde jood uit Wenen, de arme Roth afkomstig uit Brody, in een uithoek van het Habsburgse rijk. Ze kwamen van andere planeten. Er bestonden weinig onderwerpen waar ze het over eens waren. Toch was hun vriendschap perfect in balans. Zo was Zweig in politieke kwesties naïef en wereldvreemd, een pacifist die niet inzag dat de wereld op een ramp afstevende. 'Wanneer ik mij kalm houd, zullen ze mij onaangeroerd laten', redeneerde hij. Roth had wél visionaire trekjes: hij voorvoelde al vroeg dat zijn boeken door de nazi's verbrand zouden worden, de joden vermoord zouden worden en er oorlog op til was."

Was Roth de betere schrijver van het duo? Weidermann geeft het niet graag toe: "Ik heb grote bewondering voor Zweig, maar ik herlees hem steeds met een slecht geweten, omdat er altijd een metafoor te veel staat en er melodrama op de loer ligt. Toch blijven De wereld van gisteren en Schaaknovelle subliem. Maar Roths taal was sterker, zijn thema's minder licht. Zweig wist het. Hij erkende Roth als de grotere schrijver. Voortdurend gaven ze elkaar op zeer open manier advies. Soms herschreven ze zelfs gedeelten van elkaars boeken."

Gat in de hand

Het was Zweig die Roth in de zomer van 1936 naar Oostende wist te halen. Al wilde hij liever naar Brussel, Roth had Zweig nodig als financiële melkkoe om zijn immer oplopende schulden te dempen. Zijn talloze uitgeversvoorschotten jaste hij er in ijltempo door. Zelfs toen hij in de jaren twintig een van de best verdienende Duitstalige journalisten was, vertoonde hij een gat in zijn hand. "Zelfs geldkwesties hadden geen vat op hun vriendschap", zegt Weidermann.

Toch voelde Zweig zich in hoge mate verantwoordelijk voor zijn vriend. Hij hoopte Roth in Oostende weer meer in de pas te krijgen én zijn alcoholverslaving in te tomen. "Hij had echt pedagogische ambities. Zo schreef hij Roth in een brief waarschuwend dat in Oostende geen sterkedrank werd geschonken". "Of was dat eerder ironie?", vermoedt Snick.

Om zijn goede wil te tonen, dronk Roth in het bijzijn van Zweig steeds een glas melk. Pas toen Zweig naar huis was, kwam de kruik op tafel.

Veilig gevoel

Els Snick waarschuwt ons. Sporen van Roth in Oostende zijn schaars. En de stad sprong niet al te omzichtig om met haar literair en ander erfgoed, zo blijkt. Het lijkt wel alsof de jaren dertig hier met de grove borstel zijn weggeveegd. Of misschien komt het ook door de (geallieerde) bombardementen van 1944, die veel schade aanrichtten?

In veel straatporiën ademt Oostende nu een atmosfeer van getaande glorie, ook al omdat er opvallend veel vuil op de straten rondslingert. Via de Adolf Buylstraat passeren we de plek waar boekhandel Corman ooit glorieuze dagen beleefde. Hier schafte Roth destijds weleens een boek aan, zo wil het de overlevering. Zou hij toen ook die fameuze met een panter versierde omslag en bladwijzer van Felix Labisse hebben gekregen? Het is het handelsmerk van Corman, je ontvangt hem nog steeds bij elke aankoop in de nieuwe winkel in de Witte Nonnenstraat.

Aan Snick vraag ik intussen waar de bekoring schuilde van Oostende voor die schrijvende Duitse emigrantengemeenschap. "Het was hier goedkoop", antwoordt ze gedecideerd. "En vooral Stefan Zweig koesterde warme herinneringen aan Oostende, die dateerden van de Eerste Wereldoorlog, toen hij in Vlaanderen ook kennismaakte met Emile Verhaeren.

"En vergeet ook niet dat Hermann Kesten hier al in de buurt woonde, net als Egon Erwin Kisch. Hier ontmoetten ze in vreemde omstandigheden mensen uit hun jeugd, die ze kenden uit Wenen en Berlijn. Bovendien probeerde Oostende het hen toeristisch naar de zin te maken. Ver van het politieke gewoel kregen ze hier een veilig gevoel."

Weidermann vult aan: "Oostende lag ook geografisch perfect, vanuit Londen, Amsterdam of Parijs waren ze er in een oogwenk. Het was een soort heimatlichen Freundschaft. Zonder gêne konden ze zelfs hun dialect van weleer spreken. En ondanks alle ideologische verschillen, droomden ze op hun manier van een Europees solidair utopia zonder grenzen en met vrije meningsuiting, Ondanks zijn reactionaire trekjes - hij was dol op de monarchie en koketteerde met het katholicisme - was ook de socialist Roth die ideeën genegen."

Bouwwoede

Langs de Hertstraat belanden we op een wat onbestemde plek in de Langestraat. Het is de morsige straat van het goedkope Oostendse vertier, met de kroegen van de habitués, waar nieuwbouwprojecten nu nieuw leven moeten brengen. Ooit bevond zich hier het ruime Hotel de la Ville de Spa, beter bekend als Chez Almondo, een van de druk beklante en favoriete restaurants van Roth en Zweig, aangeprezen ook voor zijn "grand choix de vins de toute provenance".

Het pand is vervangen door een wooncomplex met horeca-uitlopers. Recht tegenover bioscoop Rialto is er nu Bar Tao, met fluorescerende zitzetels die pijn doen aan de ogen. Op de andere hoek stond het geboortehuis van James Ensor, ook opgeofferd aan de bouwwoede. Slechts een minuscuul gedenkplaatje herinnert er voorzichtig aan.

"De joviale Italiaan Almondo was erg gesteld op zijn gedistingeerde klanten", vertelt Snick. "En net als Roth was hij in de Eerste Wereldoorlog in het leger geweest. Dat schiep een band. Hij was een vurig aanhanger van het Belgische vorstenhuis. De combinatie van monarchist, katholiek en oud-militair in het bezit van een kelder met drank, dat sprak Roth natuurlijk ten zeerste aan."

Toch vergt het veel verbeelding om Roth hier voor de geest te halen. Aan de overkant bevindt zich de kroeg Het Manuscript. Moeten we daar soelaas gaan zoeken? In ieder geval puilt het hier uit van de pizzeria's; heeft Almondo toch school gemaakt? Literaire sporen zoeken, het is een werkje van geduld.

Olympische Spelen

Verder naar het Wapenplein. Daar zochten Roth en zijn acolieten het avondlijk vertier in de kroegen. Nog steeds is de horeca hier aan het commando. Brasseries serveren mosselen en friet aan de lopende band. Weet iemand waarom dit bij tropische temperaturen het voorkeursmenu is van de Vlaming?

In de cafés, toen nog gezegend met namen als Hotel Patria, Royal Manchester Hotel of La Bonne Auberge, hield Roth met zijn geliefde Irmgard Keun destijds zogenaamde schrijfolympiades. Naar parallellie met de propagandistische Olympische Spelen van nazi-Duitsland in 1936, waarvoor ze de neus ophaalden. Roth verschanste zich het liefst in de duisternis achteraan, Keun zat eerder vooraan. Roth werkte hypergeconcentreerd. Tijdens het schrijven in een café voelt hij zich "eenzamer dan in een cel": "Ik heb geen afzondering nodig, ik bén afgezonderd."

En 's avonds had hij een flinke stapel bladzijden gevuld van zijn gele schrift. Moest ook. De exiluitgevers wachtten handenwringend op zijn manuscripten én de schulden moesten worden afgelost. Zo schreef hij onder meer Biecht van een moordenaar en Das falsche Gewicht, Keun werkte aan haar antinaziroman Nach Mitternacht. Ondanks de sloten drank bleef Roth verrassend lucide.

"Literatuur was hun overlevingsstrategie", zegt Weidermann. "Ook de Oostendse emigrantenschrijvers koesterden die bizarre hoop om de wereld te veranderen. Natuurlijk trof het feit dat hun boeken verbrand werden hen midscheeps, het stortte hen bovendien in armoede. Maar het betekende wél dat ze veel invloed hadden, dat hun literatuur meetelde. Zo waren de nazi's echt bevreesd voor figuren als Erich Maria Remarque, Erich Kästner en Heinrich Mann."

Volgens Snick hangt het excessieve drankverbruik van Roth trouwens nauw samen met de verslechterende politieke situatie. "Hij begon zwaar te drinken aan het front in 1916, maar er waren periodes dat hij matigde. Vooral toen zijn vrouw Friedl psychische problemen kreeg, werd het stukken erger. Als exilschrijver in Amsterdam was het hek helemaal van de dam, tussen het jaar 1935 en 1936 - toen Duitsland steeds driester handelde - werd hij een oude man, kijk maar naar de foto's! Politiek koesterde hij geen hoop meer. Dat hij dan in de armen viel van Irmgard Keun, die zijn drankzucht zelfs bewonderde, was in die zin een catastrofe."

Besmet symbool

Door de Christinastraat wandelen we naar de eindhalte: het voormalige Hotel de la Couronne aan de Vindictivelaan, met zicht op de plezierhaven. Ook dat ooit zo statige, forse bouwwerk viel ten prooi aan de sloophamer. We staan wat beteuterd te kijken naar een saai flatgebouw met de titel Résidence Rivièra. Beneden hebben de 'Oostendse wondermatrassen' nu hun tenten opgeslagen. Met flitsende letters prijst de zaakvoerder zijn solden aan. Een verre link met de hotelbedden van weleer?

Destijds adverteerde Hotel de la Couronne met "son grand confort moderne" en "sa cave des meilleurs crus", het moet Roth zoetgevooisd in de oren hebben geklonken. Opmerkelijker is dat de affiche omlijst was met swastika's, om de Duitse toeristen te paaien. Zou het Roth opgevallen zijn? "Het symbool was in de jaren dertig iets minder besmet dan nu", merkt stadsgids Dirk Beirens fijntjes op.

Hier brachten Keun en Roth hun roerige maanden samen door, tot de spanningen te hoog opliepen en Keun het hazenpad koos. Ze voelde zich "gevangen in het web van kruisspin Roth", zoals Mark Schaevers het omschreef. "Hij is geen man meer, louter geest."

Roth was doodsbang dat Keun hem achterliet. Bij nacht draaide hij vaak zijn vinger vast in haar blonde haren. De magie van de Oostendse zomer taande snel. Roth beseft het: "De zomer was al ver gevorderd, het was al een heel oude zomer, een heel vermoeide zomer, bijna was het herfst. De zomer zelf leek een oude jood, de zomer zelf leek te willen gaan rusten op de begraafplaats."

Zinken als een baksteen

In de zomer van 1937 keert hij nog één keer nostalgisch terug naar Oostende, in de hoop zijn elan te hervinden. Tevergeefs. Vervolgens schrijft Roth in Parijs met zijn laatste krachten De ballade van de heilige drinker.

Wanneer hij het nieuws verneemt van de zelfmoord van zijn vriend Ernst Toller in New York, stort hij definitief in. Op 27 mei 1939 sterft hij aan de gevolgen van een delirium tremens in een Parijs' armenhuis. "Een te zwaar beladen boot, die zinkt als een baksteen", zo luidde de trefzekere boutade van Auguste, Roths favoriete portier in zijn Parijse hotel.

---

Met dank aan stadsgids Dirk Beirens voor beelden en toelichting.

Volker Weidermann, Zomer van de vriendschap, Van Halewyck/Cossee, 19,90 euro. Vertaling: Els Snick.

Els Snick (samenstelling en vertaling), Joseph Roth - De blonde neger en andere portretten, Bas Lubberhuizen, 192 p., 19,95 euro.