Direct naar artikelinhoud

Denen gaan voor honderd procent groen

In 2050 moet de energievoorziening in Denemarken helemaal groen zijn, vindt de klimaatminister. En het gebruik van kolen wil hij al binnen tien jaar uitbannen. Een ambitieus voornemen. 'Totaal onrealistisch', klinkt het bij critici.

Voor de prijs van een 'goede fles wijn op vrijdagavond' is de omslag naar een volledig groene energievoorziening te bekostigen, zei de Deense minister Rasmus Petersen van Klimaat, Energie en Bouwen afgelopen week. Onderdeel van zijn plan is om het stoken van kolen in zijn land al over tien jaar uit te bannen. Zelfs voor de windmolenvriendelijke Denen zou dat een flinke stap zijn. Kolencentrales leveren nog steeds een derde van de nationale stroomvoorziening; ongeveer evenveel als het huidige windmolenpark.

Een 'goede fles wijn' kost in de Deense supermarkt ongeveer 15 euro, maar Rasmus Petersen heeft een iets duurdere smaak. Volgens het Deens energiebureau DEA kost een scenario zonder fossiele brandstoffen het land per inwoner per jaar ongeveer 1.600 euro méér dan een scenario waarin (in 2050) nog steeds met kolen en gas wordt gestookt. Oftewel 30 euro per week.

Maar dat zijn details, zei de bewindsman afgelopen weekeinde tegen persbureau Reuters. "De kosten van het uitfaseren van kolen zijn niet aanzienlijk", benadrukte hij. Zijn ministerie broedt nog op de precieze plannen, maar voor Deense energiebedrijven mag een versneld verbod op kolen geen verrassing zijn. Oorspronkelijk zouden kolencentrales vanaf 2030 moeten sluiten. De bouw van nieuwe centrales is al sinds 1997 verboden.

Steenkolen drukken echter nog steeds zwaar op Deense CO2-uitstoot. Van het totale energieverbruik, inclusief verkeer, industrie en huishoudens, bestaat bijna 20 procent uit steenkool. Daarbij komt volgens Petersen dat de jaarlijkse import van 6 miljoen ton kolen voornamelijk uit Rusland komt, waardoor zijn aanpak ook helpt om de energieafhankelijkheid van Moskou te verminderen.

Energieplan

Volgens het Deense energieplan moet de capaciteit van windmolens de komende 35 jaar nog eens verviervoudigen. Om niet volledig afhankelijk te zijn van de wind, die immers niet altijd waait, moeten energiecentrales 75 procent meer biomassa gaan verstoken. Omdat het importeren van hout uit verre landen ook een Deens taboe is, moeten die brandbare gewassen in Denemarken zelf worden geproduceerd. De minister denkt daarbij vooral aan hout en stro.

In het Deense scenario wordt uit dezelfde biomassa ook nog biobrandstof gemaakt en zullen windmolens biogas gaan produceren via elektrolyse; een proces dat op dit moment nog niet economisch haalbaar is. De overtollige warmte van de biobrandstoffabrieken moet gebruikt worden voor stadsverwarming. Slimmere energienetten zullen de burger stimuleren om stroom intensiever te gebruiken als het waait. En de groene stroomhandel met andere landen moet worden geïntensiveerd, omdat de stroompiek niet overal hetzelfde is.

Hoewel de Denen verder staan dan de rest van Europa, voeren ze ongeveer dezelfde maatschappelijke discussie over kosten en effectiviteit van duurzame energie. De politieke oppositie noemt het jongste energieplan 'verschrikkelijk duur' en 'totaal onrealistisch', en meent dat de minister 'verblind is door groene waanzin'. Ook wordt opgemerkt dat de stroom die Denemarken effectief gebruikt vanwege de stroomhandel met de buurlanden eigenlijk helemaal niet zo groen is.

Door het grote aandeel windmolens kan Denemarken veel windenergie exporteren. Op andere momenten wordt echter stroom ingekocht uit Noorwegen (waterkracht) en Zweden (kernenergie). Per saldo komt ongeveer 10 procent van het stroomverbruik daardoor uit kerncentrales. Volgens weer andere klachten bevatten de plannen te weinig zonne-energie.

Critici wijzen er ook op dat alles wat de Denen extra doen, binnen het Europese systeem van emissiehandel teniet kan worden gedaan door landen die opzettelijk aarzelen met de vergroening van hun energie. Dat is juist, erkent Petersen. Op dit moment kunnen landen nog emissierechten opkopen die vrijkomen door het goede gedrag van Denemarken. Maar dat die emissiehandel in 2050 nog steeds op deze manier zal zijn georganiseerd, is volgens hem niet erg waarschijnlijk.

Tegenover de kosten staan banen en economische groei, stelt hij. In 2010 had een op de twaalf Denen een 'groene' baan in de private sector die op een of andere manier gerelateerd is aan duurzaamheid. De duurzame sector was goed voor 9,2 van de totale omzet van alle Deense bedrijven en zorgde voor ruim 10 procent van de export.