Direct naar artikelinhoud

Tussen de scherven van het glazen plafond

Het doorbreken van het glazen plafond dat vrouwen weghoudt uit topposities is traditioneel het strijdpunt van het feminisme. Nu lijkt de vrouwenbeweging die strijd op te geven. Een riskante strategie.

Vooraf een noodzakelijke disclaimer. Dit stuk is geschreven door een man. Wie meent dat het een man niet toekomt om kritiek te leveren op stellingnames van de vrouwenbeweging, kan beter meteen stoppen met lezen.

Bon, bent u er nog?

Welaan dan. Er is iets loos in de vrouwenbeweging. Vrouwendag na Vrouwendag hebben we er mee voor gepleit: haal alle barrières weg die vrouwen blijven verhinderen met gelijke kansen hun talenten en voorkeuren na te jagen. Nu lijkt de prioriteit te verschuiven. Recht op zelfontplooiing wordt vervangen door een streven naar evenwicht tussen werk en gezin. Het is een evolutie van publiek naar privé, van extern naar intiem.

Zeker, er zijn nog organisaties die van het doorbreken van dat glazen plafond de grote uitdaging blijven maken. Maar nu enige dames dat plafond ook daadwerkelijk succesvol doorbroken hebben, schijnen vele anderen tussen de scherven vertwijfeld de weg te zoeken. 'Is dit alles wat er is', zong Doe Maar daar in 1982 al over (vanuit mannelijk perspectief): 'We komen niets tekort we hebben alles / 'n kind 'n huis 'n auto en elkaar / Maar weet je lieve schat wat het geval is / Ik zoek iets meer, ik weet alleen niet waar?'

Van pionier tot gek

In 2009 werd mijn huidige collega-hoofdredacteur An Goovaerts de eerste vrouwelijke hoofdredacteur van Vlaanderen, aan het hoofd van het zakenblad Trends. Zij ondervindt de kerende stemming in haar omgeving. Destijds werd ze nog als een pionier en lichtend voorbeeld beschouwd (er zijn er sindsdien ook velen gevolgd). Van andere vrouwen/moeders krijgt ze nu juist vaak te horen dat ze gek is om al die opofferingen te doen voor haar droomjob bij de krant.

Die tendens overstijgt de anekdote. Sinds het begin van de regeerperiode daalde het aandeel vrouwen in de top van de Vlaamse ambtenarij weer van 24 naar 21 procent, ver weg van het streefcijfer van 40 procent. Ook in het bedrijfsleven en de academische wereld is het genderevenwicht verre van bereikt, en lijkt de drijfveer om de achterstand in te halen aan kracht in te boeten.

Zou het kunnen dat dat mede komt omdat de feministische beweging zelf de greep lost? In een deel van de progressieve vrouwenbeweging voert nu de klacht over het ploeterende leven van moeders de boventoon; de achterstelling verdwijnt naar het achterplan. In het eisenpakket van vrouwenvereniging Femma staat bijvoorbeeld sinds enige tijd collectieve arbeidstijdverkorting centraal, zodat gezin en werk weer in balans raken.

Op zich is er niks mis met die verschuiving van materiële naar post-materiële bekommernissen. Geluk is niet te koop. Behalve over gelijkheid gaat emancipatie ook over vrijheid. En dus moeten we vrouwen, net als mannen, ook de vrijheid gunnen om meer belang te hechten aan het op woensdagmiddag stressloos aan de schoolpoort staan dan aan het waarmaken van professionele ambities.

Maar die verschuiving houdt wel een groot risico in. Als de vrouwenbeweging zelf aandringt op meer aandacht voor het leven buiten het werk, dan is het even onbedoelde als onvermijdelijke gevolg dat vooral... vrouwen die roep zullen beantwoorden. Met dus meer ongelijke verhoudingen op de arbeidsmarkt én in het gezinsleven tot gevolg.

Dat is, voor alle duidelijkheid, niet de bedoeling van Femma en aanverwante verenigingen. Maak van de 38 urenweek een 30 urenweek met behoud van loon, luidt het strijdpunt. Iedereen, man of vrouw, moet dus minder gaan werken.

"Het probleem zit 'm in de ongelijkheid die deze zogenaamde vrije keuze teweegbrengt", stelde adjunct-directeur Riet Ory van Femma al eerder. "Want het zijn vooral vrouwen die een stap terugzetten omdat ze minder verdienen dan hun partner en omwille van klassieke rollenpatronen. En eenoudergezinnen? Die nemen - bijna - geen tijdskrediet, want dat is financieel niet haalbaar. Collectieve afspraken geven individuen bescherming, een veilig kader waarbinnen we vrij kunnen zijn."

Mooi principe, maar dat standpunt is in het beste geval utopisch te noemen.

Het probleem is, kort samengevat, hetzelfde als met de roep om een basisloon, dat andere utopische speeltje van een deel van de progressieve beweging. Ten eerste is een omvangrijke arbeidstijdverkorting met behoud van loon simpelweg onbetaalbaar (net als een basisloon). En ten tweede zullen dergelijke maatregelen in de praktijk eerst en vooral een stimulans zijn voor vrouwen om (meer) thuis te blijven. Zo dreigt de vrouwenbeweging uiteindelijk zelf vrouwen weer naar de haard te jagen.

Potjestraining

Dat komt omdat we er als samenleving (nog) niet aan ontsnappen om de gezinslast in ruime mate op vrouwelijke schouders te laden. Herinnert u zich de discussie nog die afgelopen herfst opstak over... potjestraining? Eén-programma Pano zond op 26 oktober een reportage uit, waarin kleuterjuffen aanklaagden dat steeds meer kleuters in de onthaalklas instappen zonder dat ze al zindelijk zijn (voor de kinderloze lezer: dat wil zeggen: ze kunnen nog niet zelf op het potje gaan, en moeten zich behelpen met een luier, wat gedoe geeft in de klas, omdat de juf dan kinderen moet verschonen in plaats van ze te onderwijzen.)

Meteen gingen de beschuldigende vingers heen en weer. Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V), die de kleuteronderwijzers in be-scherming neemt, wijst de ouders terecht, omdat zij hun verantwoordelijkheid ontlopen om kinderen schoolrijp te maken. Ouders verweren zich en stellen dat de opvoedsters in de kinderopvang tekortschieten, en in de kinderopvang mopperen ze dat ze het ook niet meer gebolwerkt krijgen.

Zindelijkheid van kleine kinderen is een ern-stige kwestie, maar de behoorlijk heftige, emotionele reacties over en weer illustreren een zekere Nieuwe Moedeloosheid die een deel van de samenleving in de greep heeft. Alsof dat deel van de samenleving tegen een collectieve burn-out aanhikt - zie ook de vele reacties bij elke nieuwe persoonlijke mediagetuigenis over burn-out of depressie.

Die algemene moedeloosheid gaat dan over de combinatie werk-gezin. Vele hardwerkende ouders dwalen rond in hun onttoverde materiële droom: elke dag meten en passen om op tijd bij de naschoolse opvang te raken, 's avonds de computer weer openklappen...

De potjestrainingskwestie is interessant als metafoor voor het schuldgevoel van velen. Ouders voelen zich schuldig omdat ze zo weinig bij hun kroost zijn, die ze zelfs al niet meer bijtijds kunnen leren op een potje te gaan. Terzijde staat overigens een hele pedagogische industrie met ouderschap-voor-dummy's-boekjes en cursussen klaar om dat schuldgevoel te gelde te maken.

'Wat doen we onze kinderen en juffen (en occasionele meester) toch aan? En waarom?', klaagt blogster Sofie Strubbe in haar bijdrage op de website Beslist Feminist, waarmee de Vrouwenraad het genderdebat van zuurstof voorziet. 'Allemaal omdat we met z'n allen meer en langer en harder en flexibeler moeten werken. Want ja, de Economie... de Heilige Economie. Dit gaat over het kostbare weefsel van de samenleving: onze kinderen.'

Strubbe vat de vertwijfeling goed samen. Het punt is: die discussie wordt bijna uitsluitend door vrouwen gevoerd. Door moeders dus. Ook dat illustreert gezinsblogster Sofie Strubbe treffend.

In welke mate dat de onvermijdelijke biologische band is die opspeelt, dan wel het taaie, historische maatschappelijke rollenpatroon, is niet geheel duidelijk. Feit is wel dat moeders/vrouwen zich nog altijd sneller zorgen maken over de druk van carrière en werk op het gezin dan vaders/mannen.

De man beschermt de welvaart

Vrouwen trekken daar ook in veel ruimere mate de consequenties uit. Ze gaan sneller deeltijds werken, nemen een loopbaanonderbreking of ouderschapsverlof. Sinds 2007 is het aantal werknemers dat een recht op loopbaanonderbreking, tijdskrediet of zorgverlof opneemt in 2015 gestegen met 29 procent. Binnen die stijging is de dominante vertegenwoordiging van de vrouw nagenoeg ongewijzigd gebleven. In Vlaanderen werkt 5 procent van de mannen deeltijds, tegenover 38,5 procent van de vrouwen (cijfers van 2014).

Die kloof wordt een heel klein beetje gedicht door het groeiende aantal mannen dat ouderschapsverlof neemt. Al blijft dat relatief: procentueel wordt tegenwoordig zo'n 29 procent van de ouderschapsverloven opgenomen door mannen. Dat cijfer stagneert al sinds 2010, na een stevige klim in het begin van de eeuw.

De algemene regel geldt dus nog altijd: het zijn in zeer ruime mate nog altijd vrouwen die deeltijds gaan werken of thuisblijven voor het gezin. Ook al wordt de Nieuwe Man om de drie jaar wel weer eens heruitgevonden, de kloof tussen man en vrouw bij de verdeling van werk- en gezinslasten is behoorlijk stabiel - en diep. Die nieuwe man bestaat misschien wel, maar hij is verre van de maatschappelijke norm.

Er valt zelfs een zeer relevante tegenstelling op. Bij vrouwen stijgt het aandeel deeltijdse werkers flink naarmate er (meer) kinderen zijn (tot 54 procent bij gezinnen met drie kinderen). Bij mannen daalt juist het percentage deeltijders als er kinderen zijn (tot minder dan 5 procent bij één kind of twee kinderen).

De conclusie ligt voor de hand: in onze geëmancipeerde, gelijke samenleving wordt het (voltijdse) loon van de man nog altijd beschouwd als de prioritaire stabiele factor voor welvaartsbescherming van het gezin, terwijl op het loon van de vrouw kan worden gekort ter wille van de gezinslast. Als er kinderen komen, gaat de man juist meer werken (en verdienen), terwijl de vrouw vaker thuisblijft. Precies om die realiteit te doorbreken, pleit Femma dus al even voor een collectieve arbeidsvermindering. Alleen dreigt die strategie contraproductief uit te pakken. Kijk naar de statistieken en je weet wie als eerste - vrijwillig - gehoor gaat geven aan die roep om anders te gaan leven en minder te gaan werken.

Kinderopvang als probleem

In een druk gedeeld opiniestuk in deze krant maakte Riet Ory van Femma een kritische analyse van de roep om uitbreiding van kinderopvang. 'Dat je als moeder of vader drie maanden na de geboorte je kind voltijds naar de crèche brengt, is in het belang van je werkgevers, de economie of in je eigen belang. Maar niet in dat van het kind.'

Het stuk moet bij veel ouders als een stomp in de maag aangekomen zijn. Allen kennen zij de scheur in het hart wanneer ze een huilend kind moeten achterlaten in de kinderopvang. Dat schuldgevoel wordt hier verwoord.

Toch is het ook een ultiem bewijs van de merkwaardige omkering in het feminisme. Historisch is uitgebreide en gesubsidieerde kinderopvang er juist gekomen om de weg vrij te maken voor vrouwen op de arbeidsmarkt. Het tekort aan goedkope kinderopvang is juist een reden waarom met name lager geschoolde of alleenstaande moeders nog vaak thuisblijven of deeltijds werken: er is geen betaalbaar alternatief voor gezinszorg. In deze categorie is deeltijds werk in een vaak precair statuut geen vrije keus voor een gezondere levensbalans. Het is van moetens.

Kinderopvang wegzetten als een subsidie voor het om arbeidskracht verlegen zittende bedrijfsleven is dan wel niet helemaal incorrect, het is wel erg eenzijdig. Gesubsidieerde kinderopvang heeft een belangrijke rol te spelen in de emancipatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Ook egalitair voorbeeldland Zweden combineert genereuze ouderschapsverloven voor moeder én vader met universele kinderopvang voor kinderen vanaf een jaar.

Een uitgebreid ouderschapsverlof dat meer gelijk over moeders en vaders verdeeld wordt, is een haalbaarder alternatief voor de 30 urenweek. Kersverse vaders hebben nu recht op tien dagen geboorteverlof. Dat is bijzonder weinig om de band met het kind op te bouwen. Het is ook weinig in vergelijking met moeders (15 weken).

Het gevolg lees je af uit de genderstatistieken. Vaders nemen na de geboorte snel hun plaats in het professionele circuit weer in.

Of ze nemen de plaats in van moeders, die wel langer thuis blijven.

Een grafiek over de verdeling van functies over mannen en vrouwen aan de KU Leuven toonde onlangs nog hoe diep de genderkloof is: naarmate je stijgt in de hiërarchie, diept de kloof zich lineair en spectaculair uit.

Omdat de universiteit een machobastion is? Niet echt. Wel omdat vele jonge vrouwen op een cruciaal moment in hun loopbaan een kind krijgen. Op het moment dat ze moeder worden, lopen vrouwen een achterstand op tegenover mannen met hetzelfde talent. Biologisch verschil, dat nog niet gauw te overbruggen zal zijn, leidt tot maatschappelijk verschil. Ook wanneer de essen-tiële eerste zorg en hechtingsperiode achter de rug zijn, blijven we een andere, zwaardere ouderrol aan de moeder toebedelen dan aan de vader.

Die kloof gaan we niet dichten door de vooral door vrouwen opgepikte boodschap te verspreiden dat het oké is om thuis te blijven. Dat wil zeggen: het is natuurlijk oké om voor de kinderen te zorgen, maar dan liefst in een evenwicht tussen beide partners.

Eigenlijk zou de vrouwenbeweging van het uitgebreide recht op vaderschapsverlof haar eerste prioriteit moeten maken. Het helpt/dwingt mannen om hun vaderrol uitgebreider in te vullen, en het verhindert dat vrouwen hun moederschap als een professionele handicap moeten ervaren.

De billen van Beyoncé

Maar wat als het nu eenmaal zo is dat een aanzienlijke groep vrouwen toch liever vanzelf de huiselijke lasten op zich neemt? Wie zijn wij dan om hun vrije keuze te betwisten? Zoals de billen van Beyoncé of Kim Kardashian zowel een illustratie van vrouwelijke exploitatie als van vrouwelijke onafhankelijkheid kunnen zijn, kan de keuze voor gezin boven werk zowel een manifestatie zijn van een onverslijtbaar rollenpatroon als van de ultieme vrije keus voor het eigen geluk.

Vrouwen moeten dan wel beseffen dat ze zich kwetsbaar opstellen door zich grotendeels afhankelijk te maken van het inkomen van hun partner. Dat is een situatie die vandaag zelfs nog urgenter is dan in de hoogdagen van de huismoeder. Toen waren gezinnen en relaties stabieler, en de inkomensstroom via de partner dus zekerder.

Het credo van sommigen in de millennial-generatie om het met minder te gaan doen, is toch vooral een voornemen dat op de hoger opgeleide middenklassers van toepassing is. Een paar treden lager op de sociale ladder bestaat die luxe van anders gaan leven al niet meer. Vrouwen die er om de een of andere reden alleen voor komen te staan, kan de keuze om minder te gaan werken snel financieel zuur opbreken.

Dat geldt ook voor de berekening van de hervormde pensioenen. Deze regering heeft het voornemen om gelijkgestelde periodes, zoals deeltijds werk, minder mee te rekenen bij de berekening van het wettelijk pensioen. Een financiële klap voor vele vrouwen.

Dat is niet netjes van een regering die op veertien ministers slechts drie vrouwen telt. Hoe dan ook bewijst het ook dat het riskant is om juist nu de weg naar de eigen haard weer te plaveien. Omdat je weet dat het toch weer vrouwen zullen zijn die in onevenredig ruime mate die weg zullen inslaan.

Zeker op een moment dat een groot deel van de mannen internationaal weer een politieke stem schijnt te willen geven aan een nostalgisch ver-langen naar de oude rollenpatronen, kan de op zich behartigenswaardige roep om meer balans in het leven nare gevolgen hebben voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Voor je het weet, zitten vrouwen weer massaal thuis hip te breien of te naaien, terwijl het mannetje instaat voor jacht en visvangst.