Direct naar artikelinhoud

De crèche moet meer uitdagen

'Begeleiders laten kansen liggen om kinderen uit te dagen en hun ontwikkeling te bevorderen', leert een grootschalig Vlaams onderzoek naar de kwaliteit in kinderdagverblijven. Maar is dat zo dramatisch? Moeten die kansen altijd worden benut?

In Vlaanderen gaat meer dan de helft van de baby's en peuters naar een crèche of een onthaalouder. Volgens Kind en Gezin moet die opvang voor meer staan dan alleen verzorgen. "Een goed kinderdagverblijf draagt ook bij aan de ontwikkeling en opvoeding", gelooft de organisatie. Dat is wat ze "pedagogische kwaliteit" noemt. Voor het eerst in jaren is daarom, samen met de universiteiten van Gent en Leuven onder de noemer MeMoQ, een kwaliteitsmeting op poten gezet.

Een van de conclusies, na bezoeken aan en observaties in vierhonderd kinderopvangcentra, is deze: "Begeleiders laten kansen liggen om kinderen uit te dagen en hun ontwikkeling te bevorderen."

Professoren pedagogie Ferre Laevers en Michel Vandenbroeck, die het onderzoek leidden, benadrukken dat de ruimte voor verbetering zich vooral tijdens de zorgmomenten situeert. Oftewel, de momenten waarop de luiers ververst worden en de bordjes gevuld. "We merkten dat de communicatie tussen de begeleiders en de kinderen op die momenten in sommige centra helemaal wegviel. Dat is te betreuren, want ook dit zijn belangrijke leermomenten. Benoemen wat er op tafel komt, welke kleur een ingrediënt heeft of wie langs wie zit: dat houdt kinderen geboeid", stellen beiden.

Kinderen betrokken houden is volgens de onderzoekers niet alleen belangrijk voor hun ontwikkeling op lange termijn. "Het is ook iets dat ouders verwachten. In een bevraging gaven ze duidelijk aan dat een kinderopvang meer moet doen dan alleen opvangen."

Verklaringen?

Voor de gebrekkige educatieve ondersteuning zien de onderzoekers verschillende verklaringen. Er is uiteraard een link met het aantal kinderen per begeleider, aldus Vandenbroeck. "Vooral bij de onthaalouders viel op dat hoe groter de groep was, hoe lager de kwaliteit." Grote conclusies wil hij daaraan niet koppelen. "Er zijn veel factoren die een rol spelen bij het bepalen van de kwaliteit: veel hangt af van de persoon die de opvang organiseert, maar ook van de taken die hij of zij moet volbrengen en van de omgeving waarin dat moet gebeuren."

De bedoeling van MeMoQ is dat de resultaten van de nulmeting, samen met de inspecties en het zelfevaluatie-instrument die straks volgen, een groter bewustzijn creëert bij de begeleiders. Ze moeten inzien dat het belangrijk het is om kinderen uit te dagen op verschillende momenten. "Ook de opleidingen moeten hier nog beter op inspelen", klinkt het.

Orthopedagoge Claire Wiewauters (Odisee) vindt dat an sich een goede evolutie. "Maar het is volgens mij wel belangrijk dat begeleiders blijven inzien dat er verschillende kansen zijn om kinderen prikkels aan te reiken. We moeten erover waken dat het geen must wordt en dat ze al die kansen benutten. Als van elk informeel of minder gestructureerd moment in een kinderopvang een leermoment gemaakt moet worden, dan riskeer je dat kinderen overprikkeld raken."

"Het is niet onze bedoeling om de kinderopvang te verscholen", stellen de onderzoekers. Ze noemen het vooral een spijtige zaak om vast te stellen er zoveel ontwikkelingskansen gemist worden. "Hersenonderzoek heeft immers aangetoond dat de eerste vier jaar in een kinderleven heel beslissend zijn voor de connecties die dan gelegd worden. Hoe rijker de omgeving, hoe beter op lange termijn", besluit Laevers. Voor overstimulatie is hij niet bezorgd. "Toch niet als je erop toeziet dat het kind van die leermomenten geniet."