Direct naar artikelinhoud

Tijd voor nieuwe industriële revolutie

Een nieuw investeringsfonds wil de Belgische industrie een duwtje in de rug geven. Bezieler is captain of industry Urbain Vandeurzen, het doel is een nieuwe industriële revolutie ontketenen. Maar dan wel een gedigitaliseerde.

Veel schiet er niet over van België als industrieland. De auto-industrie is zieltogend, de textielindustrie grotendeels verdwenen, de metaalindustrie op sterven na dood. Maar aan de einder gloort een rozere, geautomatiseerde en gedigitaliseerde industriële toekomst. Op die kar springt Urbain Vandeurzen, als voormalig topman van het succesvolle softwarebedrijf LMS een zogeheten captain of industry. Hij is van plan om samen met een aantal andere ondernemers een fonds op te richten ter waarde van enkele honderden miljoenen euro's en zo te investeren in de beloftevolle technologiebedrijven uit de Benelux.

"We willen bedrijven die nieuwe technologieën ontwikkelen en op het punt staan naar het buitenland uit te breiden bijstaan met onze ervaring. Velen van ons hebben dat in het verleden al gedaan, wij weten waar de moeilijkheden zitten en waarop je moet letten", legt Vandeurzen uit. Het fonds richt zich op bedrijven die actief zijn in de "industrie 4.0". Iets concreter: sectoren zoals e-commerce, 3D-printing, slimme robots en de digitalisering van de gezondheidszorg.

Minder last van loonkosten

Het opzet van het fonds klinkt bijna filantropisch, maar dat is het zeker niet, benadrukt Vandeurzen. "Wij investeren kapitaal en verwachten in ruil een zetel in het bestuur. Eens onze raad niet meer nodig is, stappen we er weer uit en hopen we dat onze investering gerendeerd heeft. Met andere woorden: dit is business. We willen er meer uithalen dan we erin investeren."

Dat klinkt riskant, want waarom heeft deze nieuwe maakindustrie wel kans op slagen, als de oude industrie kapot geconcurreerd is? De crux zit bij de loonkosten, in het verleden altijd de grootste handicap van Belgische bedrijven. Daar zou de nieuwe maakindustrie iets minder last van mogen hebben, aangezien de focus niet op werknemers ligt, maar wel op automatisering en digitalisering. De bedoeling van het fonds is bovendien ook dat het hoofdkwartier van de bedrijven zeker in de Benelux blijft, maar dat de uitbreiding in het buitenland gebeurt.

"Nu zie je vaak dat bedrijven plafonneren op 50 werknemers, of dat ze op dat punt overgekocht worden. Op die manier groeien ze en blijven ze Belgisch", zegt professor internationale handel Glenn Rayp (UGent). "Maar veel extra jobs zullen we van hen dus niet moeten verwachten. Het voordeel zit bij onze economische groei: het zijn de hoogtechnologische bedrijven die daarvoor zullen moeten zorgen. Daardoor kunnen ze een invloed hebben op het hele economische klimaat en kan er wel jobcreatie zijn bij toeleveranciers enzovoort. Al is in deze niet industrie het sleutelwoord, wel innovatie en kennis."

Goede kaarten

Ook dat is een belangrijke reden waarom de nieuwe industriële revolutie wel kans op slagen heeft, zegt gedelegeerd bestuurder Koen Dejonckheere van investeringsmaatschappij GIMV. "Aangezien de loonkosten geen cruciale rol spelen, starten we zonder achterstand op de concurrentie. We hebben bijzonder goede kaarten in handen: om te beginnen heeft België een traditie in productie en daarbij hebben wij de kennisinstituten. We wonen in een dichtbevolkte regio, beschikken over goede mensen en grote havens. Voeg daar een industriebeleid aan toe, en wie wil dan nog naar China verkassen?"

Dejonckheere spreekt uit ervaring: met GIMV richt hij al langer op de hoogtechnologische sectoren. "Als we dit goed doen, kunnen we een herindustrialisering van de regio bewerkstelligen."