Direct naar artikelinhoud

Laten we het noodlot omarmen

Een kind dat verdrinkt. Een jonge moeder die het leven laat bij een ongeluk. Niet alleen terreur confronteert ons met de soms vernietigende kracht van het noodlot. En met ons onvermogen om daarmee om te gaan.

De eerste aflevering van Mij overkomt het niet, afgelopen maandag op Eén, toonde een diepdroevig verhaal. Een moeder getuigt over hoe ze haar dochtertje thuis even aan de aandacht liet ontsnappen. Het meisje verdrinkt in het tuinvijvertje.

Rode lijn doorheen de tv-reeks is het besef dat een ongeluk van zorgeloze mensen plots levenslang bezwaarde 'daders' kan maken. Dat het om brute pech gaat, doet de schuldvragen niet vervagen.

Het verhaal herinnert aan het aangrijpende relaas, in de vorige weekendkrant, van een vader die op vakantie zijn zoon verloor bij een ongeluk met een defecte jacuzzi.

Beide getuigenissen confronteren me met mijn allerdiepste doodsangst. Het is de angst voor wat het noodlot voor de kinderen in petto houdt. Bewustzijn van dat noodlot is de meest fundamentele verandering die het ouderschap in mijn eigen leven teweeggebracht heeft.

Hierover gaat het: vanaf de dag dat je kind geboren wordt, ben je nooit meer enkel voor je eigen leven verantwoordelijk. Daarbij komt het besef dat nu eenmaal niet alles te regisseren valt. Dat maakt een mens bang. Ouderschap is de voortdurende poging om die angst in toom te houden. Alsook de controledwang die er het gevolg van is.

Kleefouders

Ouders, onder wie ikzelf, schijnen het daar vandaag lastiger mee te hebben. Dat is geen toeval. Het is tekenend voor een tijd waarin elk risico geschuwd wordt, in een poging om het noodlot uit te bannen.

Wetenschappelijke vooruitgang wekt de indruk dat die klopjacht op het noodlot kansrijk is. Helaas is de realiteit telkens anders. Juist daar hebben al die kleef- of helikopterouders het moeilijk mee.

Over het noodlot zijn filosofische bibliotheken volgeschreven. Op het gevaar af in onwetendheid te zondigen tegen de wijsgerige beginselen, zou ik het bewustzijn van het noodlot willen definiëren als het besef dat al wat tot nu toe goed (of juist minder) gaat, geen enkele garantie biedt over wat nog te gebeuren staat.

Onzekerheid als enige zekerheid. Anders gesteld: de wetenschap dat de dingen ook anders (hadden) kunnen lopen.

Het voelt bijna aan als het tarten van het lot om dit op te schrijven, maar het gaat er om dat het feit dat je zoon al jarenlang veilig naar school fietst, geen enkele waarborg biedt over de dag van morgen. Dat besef zit dagelijks bij me op de bagagedrager als we naar school fietsen.

Maar het noodlot is ook weten dat het niet per se is omdat je al zolang zonder enige hindernis door het vaderschap danst, dat ooit toch een afrekening of tegenslag volgt. Het lot kent geen herverdelende gelijkheid.

Dear God...

Ik overdrijf amper als ik het noodlot een persoonlijke obsessie noem. Ik denk eraan als ik mijn geliefde in de wagen (uiteraard handenvrij!) bel over het ongelukkige overlijden van de prachtige, jonge comédienne Lies Lefever (en tezelfdertijd besef dat ik niet voor mezelf kan uitsluiten dat een vrachtwagen me niet zo meteen zelf vermorzelt). Ik denk eraan als de autoradio vervolgens 'Dear God' van XTC speelt. "Did you make mankind / after we made you?"

Historisch is het aannemelijk dat godsdienst ooit mede ontstaan is als een manier om om te gaan met dat onvatbare noodlot. Waarom slaat de bliksem juist in op de boom waar een kind onder schuilde?

Door de oorzaak van het onverklaarbare buiten de menselijke wereld te leggen, werd er toch een soort van verklaring aan gegeven. Met offers kon worden gepoogd het lot/de god gunstig te stemmen (en als dat mislukte, bleken Gods wegen ondoorgrondelijk - altijd prijs).

Godsdienst brengt berusting. Zoals de Nederlandse filosoof Jos de Mul stelt in zijn boek De domesticatie van het noodlot (2006) is het, zeker in de christelijke traditie, een methode om het noodlot te temmen.

Dat maakt godsdienst ook vatbaar voor misbruik. Het is alleszins voor politieke of religieuze leiders een nuttig instrument om mensen te doen afzien van opstand tegen onrecht. Om te vermijden dat ze, welja, hun lot in eigen handen nemen.

Que sera sera

Natuurlijk is het noodlot geen absolute kracht. Kansen op geluk kunnen verhoogd worden. Voor een middeleeuwer die in de veertiende eeuw zijn hele gemeenschap ten onder ziet gaan aan de pest, biedt religieuze berusting een logischer troost dan voor ons vandaag.

Ook individueel kunnen we een verschil maken. Wie de verkeersregels naleeft, maakt minder kans op een ongeluk. Bij die individualisering van verantwoordelijkheid past wel nuance. Ongelijke kansen worden niet alleen willekeurig uitgedeeld door het noodlot, ze zijn ook maatschappelijk bepaald. Het grote verschil in levensverwachting tussen mensen met een hogere en een lagere opleiding is er een krachtig bewijs van.

Kansrijkdom en kansarmoede hebben de neiging zich te concentreren. Ook als je meent dat liefde blind is, blijkt het toch zo te zijn dat koppels elkaar veel vaker in dezelfde klasse ontmoeten. Het is de verklaring voor de sterke concentratie van werkloosheid op gezinsniveau in ons land, en de structurele armoede die er het gevolg van is. Dus neen, niet alles is willekeurig noodlot, en niet alles is individuele kans op een beter lot.

De wetenschap laat ons toe almaar meer terrein te winnen op het onheil. Al toont het noodlot zich een taaie tegenstander. Terecht wordt de klimaatopwarming beschouwd als een van de grote risico's voor de mensheid vandaag. Tegelijk is de significante menselijke bijdrage aan die opwarming het onvoorspelde gevolg van vooruitgang, met name van de wereldwijd verspreide opstoot van (energievretende) welvaart. Elk voordeel heeft zijn nadeel, het noodlot laat zich niet zomaar temmen.

Wetenschappelijke vooruitgang is de drijfveer achter de secularisering van de westerse samenleving. Het gevolg van die ontkerkelijking - en deze niet-gelovige vindt dat een goede zaak - is wel dat de westerling de traditionele, berustende houding tegenover het noodlot afgelegd heeft. Van 'Que sera, sera' zijn we geëvolueerd naar 'Yes, we can'.

Dominante angst

En daar zitten we met een probleem. Zonder dat illusoire schild van de religie blijken we maar wankel op onze benen te staan in de volle confrontatie met het noodlot. Omdat we nu eenmaal niet alles kunnen. Dat besef kunnen wij maar moeilijk verdragen.

Niet toevallig is angst de dominante emotie van dit tijdsgewricht, met angst voor terreur als vanzelfsprekend symbool. Laten we daar niet laatdunkend over doen. Het is normaal dat mensen bang worden als een moorddadige aanslag wordt gepleegd in eigen stad of land, of op een bekende vakantieplek.

Het probleem is dat onze collectieve beheptheid met die angst soms mateloos en zelfs psychotisch dreigt te worden. Hoe gruwelijk de misdaden ook zijn, de angst ervoor - en bij uitbreiding de uitdijende cultuurangst en vreemdelingenangst - staat niet altijd in verhouding tot de risico's. Het maakt van terreurangst een treffend voorbeeld van het hedendaagse onvermogen om met het noodlot om te gaan.

Want hoewel terrorisme natuurlijk een zeer bewuste misdaad is vanuit het oogpunt van de dader, komt er voor de slachtoffers telkens een hoge mate van tragische noodlottigheid bij kijken. Talloos zijn de verhalen van overlevenden die, toevallig, een metro later genomen hadden, of van slachtoffers die door een ongelukkige samenloop van omstandigheden zich juist op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevonden.

Noodlottigheid maakt essentieel deel uit van terreur. Als slachtoffers willekeurig zijn, kan gelijk wie en dus iedereen getroffen worden. Dat betekent dan ook wel dat de kans vrij klein blijft dat wijzelf ook effectief slachtoffer worden. Voor die hoek zijn we vaak blind.

Typerend is de obsessieve zoektocht naar schuldigen, ook bij de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel en Zaventem. Die operatie eindigt niet bij de daders. Van die arme verbindingsofficier in Turkije tot de historische erfenis van het socialistische bestuur in Brussel, of van de minister bevoegd voor de luchthaven tot de algehele discriminatiecultuur: overal wordt schuld ontwaard. Ook media zien bij elk onheil, groot of klein, graag een Barbertje hangen.

Zondebok 2.0

Dat bewindslui willen leren uit tekortkomingen om toekomstig bloedvergieten te vermijden, is positief. Maar er spelen ook andere motieven. Het aanduiden van een zondebok bijvoorbeeld, wat ons, figuurlijk, terugbrengt bij de offergaven om het lot gunstig te stemmen. In zijn seculiere vorm is dat dan de illusie dat zonder x of y toekomstig leed vermeden kan worden.

Dat klopt natuurlijk niet. Juist bij de aanslagen van 22 maart heeft het noodlot zich van zijn verraderlijke kant getoond. Het is goed mogelijk dat juist door het opjagen van de terreurcel de betrokkenen gekozen hebben voor een aanslag dichter bij huis dan oorspronkelijk gepland.

Bewustzijn van het noodlot noopt tot voorzichtigheid. Dat is een goede zaak. Overdreven angst voor onheil leidt evenwel tot maatregelen waarvan de effectiviteit betwist kan worden. Een goed voorbeeld was het idee om na de aanslagen een extra controle in te voeren bij de ingang van de luchthaven. Het gevolg was niet alleen een ellenlange wachtrij buiten, maar ook een totaal onbeschermde mensenmassa die bijna een lokmiddel leek voor meer terreur.

Ook over de aanwezigheid van militairen op straat kun je discussiëren. Los van de respectabele inzet van die militairen, lijkt hun nut vooral psychologisch en politiek. Ze tonen de bevolking dat de regering waakt.

Kunnen 'onze jongens' ooit nog wel weg op de straathoeken? Als een regering ooit de rationele overweging zou maken om de soldaten terug te trekken, dan zal dat per definitie een 'tragische' beslissing zijn. Als er later ooit iets ergs zou gebeuren - en dat kun je nooit uitsluiten - zal de zondebok gauw gevonden zijn.

Dat verklaart deels waarom de militairen nog altijd staan waar ze staan. Je zou het angst voor het noodlot kunnen noemen. Maar angst is ook een politiek instrument geworden.

Institutionele overvloed

Wat hier beschreven staat over de omgang met terreurdreiging, is van toepassing op de gehele samenleving. Wij zijn een risicoaverse maatschappij. Technologische vooruitgang heeft ons gewend gemaakt aan het idee dat alles te beheersen valt. Juist dat maakt ons buitengewoon bang voor wat onverklaarbaar en onberekenbaar blijft.

Het noodlot wordt een synoniem voor nalatigheid. Van 'pech' glijdt de focus naar 'schuld'. In zo'n samenleving gaat de prioriteit niet naar ondernemingszin, maar naar het indekken van aansprakelijkheid.

Terug naar de militairen op straat: die staan er niet in de eerste plaats omdat zij het meest efficiënte wapen tegen terreur zijn, maar om de regering vrij te pleiten van verantwoordelijkheid, mocht nieuw geweld ons treffen.

De risicoschuwte zit overal. Ook en vooral in de kleine dingen. Nog maar een week geleden lanceerde het Voedselveiligheidsagentschap een waarschuwing voor bonen in driekoningentaartjes. Daar kun je je namelijk in verslikken.

Het is maar een voorbeeld van zeer vele futiele waarschuwingen, normen en verboden die de hedendaagse samenleving tekenen. De Europese voedselnormering is een aaneenschakeling van veiligheidsregeltjes, just in case... Daardoor liggen koelkasten nu vol met uniforme, ontsmette wortelen en komkommers. Wanneer dan toch een voedselschandaal losbarst, is de ontreddering totaal.

Burger en overheid dansen een infernale tango. De mondige maar overgevoelige burger spoort de staat telkens weer aan om de rol van zedenmeester en beveiligingsagent op te nemen. Van elke overheid wordt verwacht dat ze de verzekering tegen noodlottigheid zo ver mogelijk oprekt. Anders dreigt altijd wel ergens een rechtszaak.

En dus is een examendeliberatie door een klassenraad welhaast een juridisch seminarie geworden. Of verbieden sommige gemeenten kinderen om in bomen te klimmen. Twee totaal verschillende voorbeelden, tweemaal hetzelfde fenomeen van dwangmatige risicobeperking.

De overheid biedt zich aan als een gewillige danspartner. Een geval van institutionele overvloed. Te veel nationale, regionale, lokale politici moeten hun eigen steen weten te verleggen in een uitdrogende bevoegdheidsrivier. Almaar meer macht en besluitvorming is uitbesteed aan de multinationale niveaus. Zoals journalist Joris Luyendijk het stelde: "Geen wonder dat nationale politici zo behept zijn met veiligheid. Het is het enige waar ze nog wat over te zeggen hebben."

De risicoaversie zal nog groeien. Technologische vooruitgang en connectiviteit leiden naar maatschappelijke transparantie. Dat betekent ook dat private keuzes publiek worden. In een tijdperk van controledwang kan zo'n controlemechanisme een sterk tuchtigend effect hebben. Riskante keuzes kunnen snel worden afgestraft. Vroeg of laat komt het debat over de solidariteit met wie het noodlot tart door te roken, te drinken of te snoepen. Puritanisme is de horizon van een samenleving die elke misstap wil vermijden.

Ook riskante meningen kunnen de gezondheid schaden. De tijd is niet meer zo ver af dat een jonge werkneemster aan de schandpaal wordt genageld omwille van wat ze in haar onverantwoordelijke jaren op Facebook heeft gezet. Verhip, die tijd is zelfs helemaal niet ver meer af.

Oedipus & Orestes

Een uitweg kan zijn dat we het noodlot weer leren omarmen. Dat is geen synoniem voor berusting. Wel een vorm van aanvaarding dat niet alles altijd gecontroleerd kan worden.

Dat is, ondervind ik zelf, minder makkelijk dan het klinkt. En voor mensen wier geluk ook werkelijk door het noodlot getroffen wordt, is het wellicht bijna onmogelijk. Ongeluk kan genadeloos zijn.

Dat besef hoeft degenen die van zo'n ongeluk gespaard zijn gebleven, niet te verlammen. Ook al is het leed voor de betrokkenen diep, het is niet door alle vijvers dicht te gooien, alle exotische familiereizen te annuleren of kinderen van de fiets te houden dat we het noodlot verbannen. De tragische held Oedipus leerde ons al dat juist wie zijn noodlot ontloopt, riskeert er vol in te trappen.

Tegenover Oedipus (die zijn vader vermoordde en zijn moeder trouwde en zo onwetend het noodlot voltrok waarvoor zijn ouders zich wilden behoeden) staat in het antieke Griekse drama Orestes, die andere tragische held. Hij staat voor het dilemma om weg te lopen van zijn plicht als zoon of om zijn vader te wreken door zijn moeder te vermoorden.

Orestes omarmt zijn noodlot. Hij kiest voor de zware, tweede optie, maar wordt uiteindelijk vrijgesproken van moord. Zijn verhaal is geen pleidooi voor roekeloosheid, wel een betoog tegen verlammende angst.

Vaak beseffen mensen pas hoe goed ze het hebben of gehad hebben, als het plots wat minder gaat. Misschien kunnen we proberen dat enigszins om te draaien. Het is de ultieme omarming van dat dekselse noodlot: wat morgen onvoorspelbaar maakt, mag je niet verhinderen te koesteren wat je vandaag al dierbaar is.

Mij overkomt het niet, elke maandag om 21.30 uur op Eén. Het tv-programma is geïnspireerd op het gelijknamige boek van Sabine Cocquyt, uit 2010. Uitgeverij Epo brengt het dit voorjaar opnieuw uit.