Direct naar artikelinhoud

Hoe het ene leven meer waard lijkt dan het andere

Waarom kreeg de aanslag op Charlie Hebdo zoveel meer aandacht als die op de Garissa-campus in Kenia waarbij zeven keer meer doden vielen? 'Parijs is rijk, dichtbij en er wonen duizenden Belgen', zeggen mediaexperts die wel vaststellen dat kwaliteitsmedia die stugge selectiecriteria steeds meer terzijde schuiven.

"Het verschil in internationale opwinding&verontwaardiging over terreuraanslagen in Parijs of Kenia is toch opmerkelijk #jesuisurpris." Het was een opmerkelijke tweet die de bekende Nederlandse tv-journalist Jeroen Pauw gisteren de wereld in stuurde. Met verbazing had hij vastgesteld dat de berichtgeving over de terreuraanslag in de Keniaanse stad Garissa eerder beperkt bleef. Zeker als je het vergelijkt met de massieve media-aandacht die de aanvallen tegen Charlie Hebdo en de Joodse supermarkt in Parijs kregen. Het geweld in Garissa - 147 doden - leverde hier en daar een voorpagina op, maar speelde zich vooral dieper in de kranten af. En op radio en televisie bleef het een B-item. Met Charlie Hebdo - 20 doden - vulden journalisten dagenlang volledige pagina's en op televisie was het meer dan eens het enige nieuwsitem.

Benjamin De Cleen, VUB-docent aan de vakgroep communicatiewetenschappen, wijst erop dat het verschil in aandacht vooral te maken heeft met de klassieke criteria waarmee journalisten de nieuwswaarde van een onderwerp bepalen. "In zekere zin zou je kunnen zeggen dat Charlie Hebdo en Garissa elkaars tegenpolen zijn. Uit jarenlang onderzoek is gebleken dat de nabijheid van het nieuws een erg belangrijk criterium blijft. Niet alleen de geografische nabijheid maar ook de culturele nabijheid is daarbij van belang: hoe meer een onderwerp aansluit bij de cultuur van journalisten hoe groter de kans dat dat onderwerp in het nieuws komt. In die zin is een dodelijke aanslag door moslimextremisten op journalisten in de wereldstad Parijs een gebeurtenis die door de meeste media als erg nabij en erg herkenbaar wordt aangevoeld. Garissa is daarentegen een vrijwel onbekende stad."

De Cleen wijst ook op een minder voor de hand liggend criterium dat verklaart waarom Garissa minder aandacht krijgt dan Parijs. "Nieuws over zogenaamde elitelanden krijgt meer aandacht dan nieuws uit arme landen. Ook hier kun je zeggen dat Charlie Hebdo en Garissa totaal van elkaar verschillen. Frankrijk staat in de top van elitelanden: het is een machtig land, met veel invloed en een wereldwijd netwerk. Kenia is veel minder invloedrijk."

Weinig aandacht

Bovendien zitten er in Parijs veel meer correspondenten, fotografen en cameramensen. Net als in Boston veroorzaakt een terreuraanslag in Parijs een soort mediabigbang: omdat er zo veel media-mensen per vierkante meter wonen, komt het nieuws in een stroomversnelling.

Ook woordvoerder Wies De Graeve van het Vlaams Vredesinstituut stelde aan de hand van onderzoek vast dat nabijheid dé cruciale factor blijft. "Van de items op onze tv-journaals handelt 70 procent over België, 10 procent over de VS, 5 procent over onze buurlanden en 15 procent over de rest van de wereld."

Zowel De Cleen als De Graeve wijzen er op dat de klassieke westerse aanpak voor een fel vertekend wereldbeeld zorgt. De Graeve: "We krijgen een klein en aangedampt venster op de wereld dat ons niet in staat stelt om internationale evoluties ten volle te begrijpen."

De Cleen: "Afrika krijgt van de meeste media relatief weinig aandacht. En die aandacht gaat vooral naar erg negatieve gebeurtenissen zoals gewapende conflicten en humanitaire problemen. Een ander gevolg van een klassieke nieuwsselectie is dat het de bestaande wereldorde telkens opnieuw bevestigt. Machtige landen blijven hierdoor machtige landen."

Selectieve verontwaardiging

Voor mensen als Amnesty International-woordvoerder Lore Van Welden geven de stugge nieuwscriteria dagelijks obstakels. "Voor Amnesty zijn alle aanslagen en conflicten gelijk en een mensenleven in Europa is evenveel waard als een mensenleven in Afrika of het Midden-Oosten. Wat ons vooral zorgen baart, is de selectieve verontwaardiging die vaak bij politici leeft. Wij zouden verwachten dat politici even objectieve criteria hanteren als wij, maar we stellen vast dat dat niet zo is. Bepaalde conflicten en bepaalde doden wegen duidelijk zwaarder voor onze politici. Wij beschouwen het als onze taak om de publieke opinie warm te maken voor conflicten en mensenrechtenschendingen en het zou goed zijn als de media soortgelijke verhalen brengen. Politici schieten vaak pas in actie als mensen verontwaardigd reageren op een bepaalde mensenrechtensituatie."

De afgelopen jaren ontwikkelden organisaties als Amnesty en Human Rights Watch (HRW) mediastrategieën om de oude nieuwscriteria te omzeilen. Jan Kooy van Human Rights Watch: "Een goed voorbeeld hiervan is hoe onze urgentiedirecteur Peter Bouckaert samen met topfotograaf Marcus Bleasdale via Twitter en Facebook verslag bracht over het conflict in de Centraal Afrikaanse Republiek. Met krachtige verslaggeving, sterke foto's en video's probeerden we de klassieke nieuwsdrempels te omzeilen, met hulp van de algemene Twitter-account van HRW die meer dan 1,6 miljoen volgers heeft. Kwaliteitsmedia brachten onze verhalen en gingen vervolgens zelf naar de Centraal Afrikaanse Republiek om verslag te doen van de crisis in dat land. Uiteindelijk kon geen enkel medium ons verhaal nog negeren."