Direct naar artikelinhoud

Kroonjuwelen onder een (lekkend?) dak

Het is feest op de Brusselse Kunstberg. Vanaf vandaag kan het grote publiek eindelijk naar het 'Musée Fin-de-Siècle Museum' om er te kijken naar het beste wat Europese kunstenaars rond 1900 hebben voortgebracht. Een hele opluchting, maar aan het verhaal zit ook een donkere kant.

Eerst het slechte nieuws: het museum is slechts het topje van een ijsberg. Wat zich in de Musea voor Schone Kunsten afspeelt, zit grotendeels verborgen onder het binnenplein, waar een koker van bedenkelijk architecturaal allooi voor lichtinval zorgt. Werkzaamheden aan die constructie leidden onlangs tot wateroverlast, wat het einde betekende van de prestigieuze tentoonstelling over Rogier van der Weyden (M 28/11). Voor de talrijke tegenstanders van museumdirecteur Michel Draguet was deze affaire de druppel te veel. In 2009 waren er al vochtproblemen in een depot, terwijl internationale samenwerkingsverbanden over het Parijse surrealisme en Gustav Klimt werden afgeblazen. Ook het beheer van de Jubelparkmusea en andere kleine collecties waar Draguet de baas is, laat te wensen over.

Tot overmaat van ramp verdween begin 2011 het hele Museum voor Moderne Kunst in de reserves. Naast zijn succesvolle Magrittemuseum wilde Draguet immers de topstukken uit de 19de eeuw onderbrengen in een tweede thematisch uithangbord, een heuse publiekstrekker. Waarna het project Musée Fin-de-Siècle Museum van start ging en er volop kon nagedacht worden over wat er misschien ooit met al die moderne kunst zou kunnen gebeuren - niet omgekeerd dus, zoals u en ik dat zouden aanpakken. Iets dergelijks heeft voorlopig alleen Oostende gepresteerd, toen het Stadsmuseum werd gesloten en er jarenlang niet één origineel werk van Ensor en Spilliaert te zien was.

Grote musea in Antwerpen en Amsterdam zorgen er tenminste voor dat hun collecties tijdens transformatiewerken verstandig worden uitgeleend en ontsloten. In Brussel ligt zoiets moeilijker. Ondanks de samenwerkingsverbanden waarmee Draguet vandaag trots uitpakt, liet hij een verzameling van wereldniveau zonder duidelijke bestemming in een pakhuis opslaan. Het zette de Brusselse politici Yamila Idrissi (sp.a) en Alain Courtois (MR) ertoe aan denkoefeningen te lanceren over nieuwe museumsites. En zo kabbelt het debat al vier jaar voort.

Een jaar geleden pakten 25 academici uit vrijwel alle Belgische universiteiten uit met een requisitoir tegen Draguet en een stevig pleidooi voor overleg. Zij herinnerden eraan dat een museum niet louter een toeristische attractie mag zijn, maar vooral een plaats waar erfgoed wordt bewaard, bestudeerd en getoond.

Blijkbaar slingert er ook al jaren een gedegen witboek over de modernisering van de federale wetenschappelijke instellingen rond, dat een heel ander beleid voorstaat dan wat einzelgänger Michel Draguet wil. Als hoogste en stilaan enige boom in het Brusselse museumlandschap vangt de directeur natuurlijk veel wind.

Morsen met erfgoed

Het goede nieuws is dat de kroonjuwelen uit de periode die we gemakshalve de Belle Epoque noemen, eindelijk een (lekkend?) dak boven het hoofd krijgen. Niemand betwist dat Draguet daarmee een logische keuze maakt. Sinds pakweg 1850 was Brussel immers een van de iconische culturele hoofdsteden van Europa en een plek waar kunstenaars, politieke vluchtelingen en economische migranten aanspoelden. De hele avant-garde was er thuis, en het leeuwendeel van dat artistieke leven speelde zich af in en rond de gebouwen waar Draguet vandaag zijn themaparken inricht.

Een forse eeuw later maken namen als Ensor, Rops, Khnopff, Meunier, Evenepoel en Van Rysselberghe deel uit van de grootste collecties. Die van de familie Gillion-Crowet vormt zelfs de onrechtstreekse aanleiding voor dit museum. In 2007 aanvaardde de Brusselse regering immers de art-nouveauverzameling van wijlen bouwondernemer Gillion in ruil voor 22 miljoen euro successierechten. De familie eiste dat de stukken in de Brusselse Musea voor Schone Kunsten zouden getoond worden en niet in het Jubelpark, waar traditiegetrouw de kunstnijverheid te zien is. Zo zou geschieden.

Vandaag krijgen deze onschatbare getuigen van een kantelmoment in de geschiedenis eindelijk een onderkomen in het hart van de stad waar het allemaal is begonnen. Dat is een goede zaak. Nu de moderne kunst nog. En de hedendaagse. En al die andere onvermoede parels uit de reserves van onze gehavende federale wetenschappelijke instellingen. Werelderfgoed is het. Daar mag je niet mee morsen.