Direct naar artikelinhoud

Noorse parlementsverkiezingen worden een nek-aan-nekrace

Zowel de rechtse kandidate Siv Jensen van de Vooruitgangs-partij als de voorzitster van de Conservatieve Partij Erna Solber hopen premier Stoltenberg ten val te brengen en het regeringsroer over te nemen. Rechts wil een strenger asielbeleid in het Scandinavische land.

De sociaaldemocratische regeringsleider Jens Stoltenberg (50) moet met de linkse socialisten en het als groen bestempelde centrum vrezen voor de absolute meerderheid. In het kamp van de oppositie streeft de rechtse populiste Siv Jensen (40) naar het hoogste politieke ambt in Oslo. Maar aan de leidster van de Conservatieve Partij Erna Solberg (48) heeft ze een ernstige tegenkandidate.Jensen ijverde in de verkiezingsstrijd vooral voor een veel strengere asielpolitiek. “We moeten de sluipende islamisering van Noorwegen verhinderen.” Tegelijkertijd belooft ze de grote staatsinkomsten uit de olie- en gasvelden in de Noordzee directer en massaler onder de bevolking te verdelen. Tot nog toe ontbreekt het de Vooruitgangspartij van Noorwegen, ondanks een goede peiling van rond 25 procent, aan de nodige ondersteuning van de rest van de oppositie voor de sprong naar de macht.Ook met zogenaamde “begrijpelijke” eisen, zoals een versoepeling van de snelheidsbeperkingen op snelwegen en onbeperkte alcoholverkoop aan tankstations, hebben de populisten de Noorse conservatieven als leidende macht van het burgerlijk kamp verdrongen. Toch hebben de laatsten volgens peilingen iets van hun achterstand goedgemaakt. Bij partijleidster Solberg groeide dan ook de hoop dat zij, en niet Jensen, de sociaaldemocraat Stoltenberg zal mogen opvolgen. Haar doel kort voor de stembusgang: de conservatieven moeten ongeveer zo sterk worden als de Vooruitgangspartij, en samen met twee kleine partijen moet het traditionele burgerkamp de populisten bij het aantal mandaten duidelijk overtreffen. Dan zal Jensen er wellicht toe bewogen kunnen worden een minderheidsregering te dulden.Door die niet zo nieuwe verdeeldheid binnen het burgerlijke kamp maakt ook sociaaldemocraat Stoltenberg nog kans om aan de macht te blijven, zelfs bij een nederlaag. De afgelopen vier jaar heeft de zoon van de populaire vroegere minister van Buitenlandse Zaken Thorvald Stoltenberg zijn eigen populariteit in elk geval kunnen vergroten. De linkse socialisten - die voor het eerst mee regeren - hadden het echter moeilijk om de medeverantwoordelijkheid op zich te nemen voor alles wat niet te maken had met traditionele linkse beslissingen, zoals bijvoorbeeld de steun aan de in moeilijkheden geraakte banken bij de financiële crisis.“De anderen hebben geen regeringsalternatief te bieden”, zei Stoltenberg tijdens de campagne. Na een inhoudelijk matte verkiezingsstrijd zonder ‘grote’ thema's lijken steeds meer kiezers hem gelijk te geven. Zijn standpunten inzake ecologische thema’s zijn niet echt overtuigend. Vele Noren vinden het goed dat in de noordelijke regio Lofoten naar nieuwe olievelden wordt geboord, anderen zien er een te grote bedreiging in voor het milieu. De premier zelf houdt het erop dat er “meer studies moeten worden uitgevoerd”.Volledig in de schaduw tijdens de verkiezingsstrijd stond het eeuwige probleem van een Noorse toetreding tot de EU. Tot twee keer toe bevalen sociaaldemocratische regeringen dat de bevolking aan (in 1972 en 1994), maar twee keer beten ze in het zand bij referenda. Stoltenberg wilde - ook al is hij zelf gewonnen voor EU-lidmaatschap - niet de derde regeringsleider in Oslo worden met de last van een nederlaag op de schouders. En dus zweeg hij.