Direct naar artikelinhoud

Wie heeft recht van spreken?

Dat de openbare omroep haatprediker Anjem Choudary aan het woord heeft gelaten, gaat er bij de N-VA niet in. Die noemt het interview een inschattingsfout. Klopt niet, vinden mediaexperts. 'Dat je radicale ideeën kunt brengen, staat als een paal boven water.'

Terwijl onze Westerse samenleving nog niet bekomen is van de absolute gruwel van de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley, mocht Choudary die daad komen nuanceren en rechtvaardigen", zo hekelen Vlaams-nationalisten Matthias Diependaele en Wilfried Vandaele. De keuze van de VRT om jihadist Anjem Choudary op te voeren in het actuaprogramma Terzake is hen in het verkeerde keelgat geschoten. "Een inschattingsfout", klinkt het op de website van N-VA. Om er dan nog gebeten aan toe te voegen dat "politici met respect voor de mensenrechten vaak harder aan de tand worden gevoeld".

Ook deze krant bracht gisteren een interview met de IS-goeroe, volgend op een dubbele pagina over gewapende moslimgroeperingen. Het vijf minuten durende gesprek in Terzake volgde dan weer op een reportage over de Islamitische Staat. Gaan media daarmee een stap te ver? Nee, vinden experts.

"Als media ga je het engagement aan om neutraal en pluralistisch te berichten", meent Pol Deltour, nationaal secretaris van de journalistenbond. "Dat moet ook inhouden dat je afwijkende meningen laat horen. Zolang je die persoon goed in zijn context plaatst, is daar deontologisch niks op aan te merken."

Doodzwijgen

Dat je de wereld moet tonen zoals hij is, daarin treden andere mediakenners hem bij. Radicale ideeën brengen, mag. Zaak is om die uitspraken te doorprikken. "Interviews moeten sowieso kritisch zijn", vindt Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Nederlandse Volkskrant. "Of het nu om een CEO of een haatimam gaat, je moet altijd tonen dat je niet zomaar in zijn verhaaltje meestapt."

Kenners zijn het erover eens: haal de censuurbijl zo min mogelijk boven. Wel moet je vermijden om meer te choqueren dan nodig. Precies daarom kun je er als krant of omroep voor kiezen om de moordvideo op James Foley niet te verspreiden, maar Choudary wel het woord te geven. "Het filmpje van Foley en zijn beul was pure gruwel, dat ging er compleet over", zegt Deltour. "Maar het blijft relevant om de inhoud van hun boodschap te belichten."

Elke stem in het debat over de radicalisering moet worden gehoord, stelt Carl Voet, hoofdredacteur actua bij de VRT. "Ook die van een overtuigd aanhanger van de jihad. Hoe zou je anders zicht krijgen op hun denkwijze, op wat er in hun hoofd speelt?"

Iemand zijn zeg laten doen, is nog niet hetzelfde als die een forum geven, beaamt Deltour. "Zolang je maar tegengas biedt. Hoe afwijkender de mening, hoe harder je moet bevragen."

Doodzwijgen of netjes luisteren? Het is een vraag die de media eerder al beroerde. Zo werden van 1988 tot 1994 de stemmen van IRA-leden uit de Britse ether gebannen. Het zou hen enkel een forum voor hun propaganda bieden. En dus moesten journalisten hun uitspraken elke keer parafraseren.

In eigen land was er de hetze over het Vlaams Blok. Ook die partij werd eerst in de kiem gesmoord, maar daarna veranderden de media het geweer van schouder. "De Vlaams Blokkers kregen het woord, al was het maar om beter met hen in debat te kunnen gaan. Hun discours was allesbehalve sympathiek, maar wel van maatschappelijk belang. Met IS is het net zo. Dan moet je het publiek informeren. Alleen zo kun je tonen hoe gevaarlijk ze zijn."