Direct naar artikelinhoud

Van REBEL tot RIDDER

Van politiek karikaturist tot stripauteur, van rebel tot ridder: Marc Sleen, de geestelijke vader van Nero, Petoetje en Petatje, Madam Pheip en Adhemar, kende een rijk gevuld leven. 'Het heeft tien jaar geduurd voor ik besefte dat ik niet kon tekenen, maar toen was het te laat: ik was al beroemd.' Geert De Weyer

"Negentien of twintig was ik, toen ik van De Standaard-redactie op de Emile Jacqmainlaan een perskaart en een bureau kreeg met het verzoek om politieke karikaturen te maken van alles wat communist, blauw of rood was. Allemaal in het voordeel van de katholieken, natuurlijk." Met de motor trok hij er enkele jaren op uit om naar feestjes, voorstellingen en recepties te gaan. "Ik mocht dan op de eerste rij zitten. Een perskaart opent deuren, hé! Ik voelde me gedeeltelijk ook reporter."

Niet iedere politicus was even gelukkig met 's mans werk... "Camille Huysmans haatte het dat ik hem als Geeraard de Duivel afbeeldde. Kham-el-Amil, noemde ik hem. Hij heeft me bij hem thuis uitgenodigd voor een diner. Dat was natuurlijk opdat ik hem niet meer in de krant zou tekenen. Idem voor Achiel Van Acker. Maar die was zo vriendelijk, de wijn was er zo lekker: ik heb nooit meer een karikatuur van hem gemaakt. Dat is omkoperij, hè. Maar kom, als je jong bent, dan doe je soms domme dingen."

Hij zou het zowat zes jaar volhouden. Intussen schepte hij steeds meer genoegen in het maken van strips voor het weekblad Ons Volk. Het was een tijd waarin De avonturen van Neus, Stropke en Flopke en Piet Fluwijn en Bolleke het levenslicht zagen. Maar niets en niemand had hem voorbereid op wat komen zou. Met Willy Vandersteen als ronkend voorbeeld nam hij zich voor ook strips aan kranten te verkopen. Strips zouden meer geld opbrengen dan karikaturen en illustraties, zo wist hij.

Semi-autobiografie

Hij kreeg wat hij vroeg. Op 2 oktober 1947 verscheen de dagstrip De avonturen van detectief Van Zwam in De Nieuwe Standaard/De Nieuwe Gids. Nero liet zich daar een eerste keer als bijfiguur zien in een psychiatrische inrichting, uitgedost in een Romeinse toga, met een lauwerkrans op zijn kale hoofd. Hij sloeg wartaal uit en waande zich keizer Nero, het gevolg van het door hem genuttigde Matsuokabier.

Eenmaal afgekickt groeide hij echter snel uit tot een simpel burgermannetje dat drie verhalen later zijn vriend Van Zwam onttroonde als hoofdpersonage. De concurrentie met Suske en Wiske kon beginnen. "Dat was het hoogtepunt van mijn carrière", zou Sleen later zeggen. "Het heeft tien jaar geduurd voor ik besefte dat ik niet kon tekenen, maar toen was het te laat: ik was al beroemd."

Gedurende vijftig jaar wierp Nero zich op als spreekbuis van de man in de straat die de (inter)nationale politiek met lede ogen moest aanschouwen. Via Nero liet Sleen de anarchist in zich los en ontpopte de reeks zich tot een bijna versluierde semi-autobiografie. Vooral de Koude Oorlog baarde Sleen zorgen. De stille dreiging was voelbaar in talloze verhalen. Maar ook de binnenlandse politiek en maatschappij stonden als een huis in Nero. Decennia na decennia.

In Arthur de vetvogel verscheen Nero in hippie-outfit en dweepte hij met flowerpower. Hij nam de feministen op de korrel in De dolle Dina's. Meer dan ooit hakte Sleen in op de regering. Zijn meest politieke album is wellicht De planeet Egmont uit 1978, waarin Nero terechtkomt op een planeet met drie elkaar vijandig gezinde bevolkingsgroepen. De controverse werd niet geschuwd. In dat verhaal, waarin hij zijn haat-liefdeverhouding met België etaleerde, werd toenmalig eerste minister Leo Tindemans opgevoerd als een tamme, tandeloze en zelfs haveloze Vlaamse leeuw, al geruime tijd het brullen verleerd. Zijn opponenten? Haviken en hanen. Die laatsten belichaamden de Walen.

"De politiek is altijd in mijn strips blijven nazinderen", zei Sleen daarover. "Zowel Verhofstadt als Dehaene doken op, net als buitenlandse politici. Dat is wat peper en zout in een goede strip: enerzijds actualiteit, anderzijds educatieve zaken als - ik noem maar wat - de zeven wereldwonderen. Op die manier was het niet de zoveelste strip met avontuurtjes waarbij doden en gewonden vielen. Ik denk dat ik er toch in geslaagd ben iets anders te brengen."

Hij was vooral blij dat hij een jong én een ouder lezerspubliek had. "Hergé zei ooit dat hij voor kinderen tussen 7 en 77 jaar tekende. Wel, ik tekende voor kinderen tussen 6 en 86 jaar. Zowel kinderen als professoren lazen Nero." De leukste albums om te tekenen vond hij die waarin dieren, en vooral dieren met menselijke eigenschappen, voorkwamen.

Zowat elke Vlaamse auteur erkent het belang van Sleen. "Tegenover de sérieux van anderen plaatste hij een alles en ook zichzelf relativerende humor", zegt striptekenaar Marc Legendre, wiens partner Kati een tijdlang Nero-albums inkleurde. "Van bij aanvang brak hij op een rebelse manier met de ongeschreven wetten en regeltjes van het medium. Dat zoiets kon, werkte heel bevrijdend. We zijn allemaal schatplichtig aan deze reus van het beeldverhaal."

Tegen alles

Of Sleen Nero was? "Ik heb ooit een kind verloren. Wel, Nero is mijn kind geworden. Nero ben ikzelf, met al zijn falen en ondeugden. Hij is niet al te snugger, doet soms domme dingen."

En toch. In 2012 relativeerde hij in deze krant plots een en ander. "Ik denk dat iedere auteur iets van zichzelf in zijn personages stopt, maar ik ben Nero niet en heb me gedurende mijn leven ook nooit zo gedragen. Ik heb hem wel gespiegeld aan de mensen rondom mij." De rebel in hem en Nero, daar zag hij dan weer wel overeenkomsten in. "Ik was niet, zoals Nero, een vrijheidsstrijder, maar ik was wel voor vrijheid van gedachten. Hij was een egoïst, ik ook. Alles moest gebeuren zoals hij het wilde. Bij mij ook. Ik heb een doel en daar streef ik naar. Ik ben zoals Nero: ik gehoorzaam altijd, maar ik blijf mijn zin doen. Ik ben een zeer koppige jongen."

En Nero als linkse rakker? Dat wilde hij niet gezegd hebben. "Nero was niet links, hij was tegen alles, inclusief de politiek en het katholicisme. Je zou kunnen zeggen dat hij links gericht was, maar hij is in de CVP geduwd en er nooit meer uitgestapt."

De XII werken

Na 2000 werden publieke optredens steeds zeldzamer, maar in 2012 was Sleen nog eens te gast op het stripfestival van Knokke-Heist. Voor die gelegenheid vroeg het stadsmagazine KH hem naar de belangrijkste werken van zijn leven. Sleen kwam uit op twaalf werken. Op de eerste en tweede plaats stonden zijn safari's in Nepal, India en vooral Oost-Afrika. Daar vertoefde hij tussen 1961 en 1991 vijfendertig keer, telkens voor een maand. Vooral Kenia en Tanzania genoten zijn voorkeur.

Heel wat van zijn ervaringen werden in die tijd door de BRT uitgezonden. "Ik kon eindelijk doen wat ik mijn leven lang wilde: niet vertoeven tussen glas, metaal en beton. Je zit in de savanne met je tentflappen open te luisteren naar de huilende hyena's verderop, boven je vliegen nachtzwaluwen en 's nachts besef je dat er zich olifanten in je buurt bevinden. Ik was er diep gelukkig. Afrika is mijn tweede leven, zoveel is zeker."

De vraag van een journalist een kleine tien jaar geleden, om een laatste keer met een camerateam in zijn zog op safari te gaan, hield hij af. "Fysiek lukt me dat niet meer, jongen", klonk het. Ondanks zijn safari's hield Sleen er een hels tempo op na. Telkens als hij op safari vertrok, leverde hij aan de redactie een maandvoorraad krantenstroken. Zijn inzet werd beloond. In 1989 kreeg hij een vermelding in het Guinness Book of Records voor het tekenen, schrijven en inkten van 154 verhalen in veertig jaar tijd.

Ook het Zoniënwoud kwam voor in zijn lijstje van twaalf werken. Hij botste er ooit op een villa die de zijne zou worden. Hoeilaart zou er een bekendheid bij krijgen. "Niet alleen bevind ik me op tien minuten van Brussel, ik heb ook de mooiste tuin van België naast mijn deur: het Zoniënwoud. Ik hou ervan om alleen in die uitgestrektheid te gaan wandelen. Het is mijn manier - de Belgische manier - om even weg te zijn van het cement, het staal en het glas. De natuur is van primordiaal belang. Als ik in de stad zou wonen, zou ik al lang gestorven zijn."

"Die villa ken ik zeker", herinnert Merho (De Kiekeboes) zich. Ik had een nonkel en tante in zijn buurt wonen en ben toen tien keer rond zijn villa geslopen om mijn strip te laten signeren. Sleen had een zwembad. Eind jaren 50 stond dat gelijk met Hollywood-toestanden. 'Dat kun je dus allemaal verdienen met het tekenen van plezante mannetjes', dacht ik. Later leerde ik Sleen kennen. Zo extravert. Walthéry, de tekenaar van Natasja, heeft hem ooit de Fernandel van de strip genoemd. (Grijnzend) Heel juist getypeerd, hoor."

Van familie over collega-auteurs tot journalisten, iedereen wist het: Sleen, dat was één brok trotsheid. De kers op de taart volgde in 1999, toen hij door koning Albert II in de adelstand werd verheven. Ridder Sleen, klonk het toen plots. "Sommigen zeggen dat ik daar niet altijd op moet terugkomen, maar ik vind het een hele eer. Ik was toen de enige Vlaamse tekenaar die door de koning in de adelstand was verheven. Wat een eer. Net zoals toen prins Filip me ooit persoonlijk uitnodigde om mee te vliegen naar het stripfestival van Angoulême om te vieren dat er een straat naar Hergé zou worden vernoemd."

In 2009 opende het Sleen Museum tegenover het Brusselse Stripmuseum. "Ik ben de enige auteur die een museum heeft gekregen terwijl hij nog leeft", glunderde hij. Maar nog trotser was hij op de opening van zijn museum, toen koning Albert hem bij de arm nam om de straat over te steken. "Dat kunnen weinigen zeggen, want het protocol laat dat niet toe", grijnsde hij.

Zijn dag kon toen al niet meer stuk. Maar het beste moest nog komen. "We hebben nadien bij een glaasje champagne wat gepraat. Blijkbaar heeft hij Nederlands geleerd door mijn oom, die als secretaris hem en zijn broer Boudewijn Nero-albums gaf."

Minder aandacht

Geestelijk was hij het voorbije decennium erg lucide, maar zijn lichaam kraakte onder de ouderdom. "Ik ben de Mathusalem, de ouderdomsdeken van de Vlaamse strip", liet hij zich op zijn negentigste verjaardag ontvallen. Bij die gelegenheid gaf hij toe dat met het verdwijnen van Nero, waarvan in 2002 het laatste, door Dirk Stallaert getekende album Zilveren tranen verscheen, de aandacht rond zijn persoon afnam. Hij hield zich vast aan het feit dat er nog regelmatig herdrukken of speciale albums volgden. "Ik zeg niet dat ik sta te springen om aandacht, maar ik ben er toch blij om, want het betekent dat Nero nog onder de mensen leeft."

Na die uitspraak volgde een korte stilte, om te vervolgen met: "Ik wil toch nog een tijdje leven en een goede gezondheid hebben. Ik zal het samenvatten met een knipoog: oud worden is helemaal niet plezant, maar het is de enige manier om lang te leven."

Sleen zou in december 94 geworden zijn. Op zijn aansturen bereidden Standaard Uitgeverij en Stichting Sleen een hommage-album voor, dat gisteren al op de Boekenbeurs te zien was. Het boek behelst het laatste Nero-album, Zilveren tranen dus, waarin Nero's vijanden hem proberen te elimineren, maar werd aangevuld met persoonlijke getuigenissen en onbekende illustraties. Voor een keer staat niet de beeltenis van Nero op die cover, wel die van Sleen.