Direct naar artikelinhoud

Beloftevol debuut van podiumdichteres Maud Vanhauwaert

Wat kan je je beter dromen als je 27 bent? De Vlaamse Maud Vanhauwaert ging niet de trage weg langs de literaire tijdschriften, maar debuteert meteen bij de grote uitgeverij Querido.

Out of the blue is dat ook weer niet, want ze is al enkele jaren bezig om haar gedichten met het podium te verzoenen. En met succes, want zonder een tafelspringer te willen zijn, biedt Vanhauwaert ons een eigenzinnige kijk op alledaagse dingen. En dat doet ze ook mooi op papier.

Vanhauwaerts bundel Ik ben mogelijk opent met de afdeling ‘Verenigde straten’. Maar laat dat geen beeld zijn voor mensen die het gezellig met elkaar hebben. Tristesse, hopeloosheid en eenzaamheid primeren: ‘bussen rijden naar de parking/ nergens uitgenodigd/ bij het groot vuil op dinsdagavond is het warm/ maar het is maandag en er liggen al zeventien/ ballen op het dak’. Met rake beelden schetst ze portretten van allerlei figuren die hun plaats in het leven zoeken. En net dat is troostend, want ’s anderendaags kan iedereen niet anders dan moedig weer op: ‘thuisgekomen haalt ze het speelplein/ onder de nagels van het kind vandaan/ raadt granaatappels juist op tv/ gaat slapen zo uitgestrekt mogelijk// morgen is haar territorium weer twee voeten/ maat 38 groot.’

Mooi hoe ze het onontkoombare beschrijft: ‘kom je weer bij me na je reis/ ze glimlacht in een frons/denkt aan de lijst van alles wat maar twee keer komt/ eb in een dag, de dood/ van een van ons.’ De laatste afdeling heet ‘Voor de zekerheid’, maar die zekerheden zijn er mooi niet in deze bundel. Maar wel energie en weerbaarheid: ‘Maar goed// ik zal wel puntjes aan de kikkers zuigen//duiven van de straten schrapen’. In het slotgedicht geeft ze dan weer aan dat ze niet alles heeft gedaan, zoals de meeste mensen, maar dat haar dat geruststelt.

Ritmische poëzie

Vanhauwaert schrijft ritmische poëzie: vrije verzen, dikwijls zonder interpunctie. De lengte van de versregels en de verdeling in strofen wisselen sterk. Ze laat die duidelijk afhangen van wat de inhoud haar dicteert. En dat zorgt voor ademruimte. Het is bijzonder hoe Maud Vanhauwaert mogelijkheden schept in haar poëzie: ze legt zich niet zomaar bij het bestaande neer, door de werkelijkheid op een filmische, scherp observerende manier in beeld te brengen. Zoals hier: ‘ik zit aan de keukentafel/ probeer slecht nieuws door de perforator te halen/ tot confetti// het is niet onmogelijk, zeg ik/ ik ben een mogelijke vrouw.’ Maud Vanhauwaert maakt de werkelijkheid minder tot een voldongen feit door te bedenken hoe het anders zou kunnen en door openingen te bieden voor de verbeelding van de lezer. Want hoe sterk geworteld in het alledaagse haar beeldenarsenaal ook is, toch zitten er mooie, kleine surreële momenten in, die vluchtwegen bieden aan de verbeelding van de lezer. En daardoor wordt ook hij mogelijk. Na Els Moors, die als debutant weliswaar verrassender uit de hoek kwam, en na de zeer prettig gestoorde Delphine Lecompte, hebben we er op korte tijd weer een beloftevolle vrouwelijke dichter bij.