Direct naar artikelinhoud

Spaanse premier trekt de stekker eruit

De Spaanse regering trekt vervroegd de stekker eruit. De socialistische premier José Luis Rodríguez Zapatero heeft verkiezingen aangekondigd op 20 november. Zapatero meent immers dat de recuperatie van de geteisterde Spaanse economie begonnen is en mikt op een - onwaarschijnlijke - nieuwe linkse overwinning.

Rodríguez Zapatero kondigde zijn electorale zet aan na afloop van de laatste ministerraad voor het zomerreces. Zoals veel Spanjaarden voorspeld hadden, heeft de premier zijn ambtstermijn met vier maanden verkort nu de cijfers hem alweer wat beter gezind zijn: de Spaanse economie krimpt niet verder en tekent momenteel 0,3 procent groei op. Sinds haar nederlaag bij de regionale en gemeenteraadsverkiezingen van 22 mei is Zapatero's partij, de socialistische PSOE, haar dieptepunt voorbij in de peilingen, en ook de jongste werkloosheidscijfers vallen iets beter uit dan verwacht.

Bovendien kan de conservatieve oppositie niet morren: de Partido Popular (PP) is sinds maanden vragende partij voor nieuwe verkiezingen. Normaal gezien hadden die in maart volgend jaar moeten plaatsvinden. De nieuwe stembusdag is 20 november, "een datum als een andere", zei Zapatero, ook al valt hij samen met de verjaardag van de dood van generalísimo Francisco Franco.

"Onze marsrichting is duidelijk", zei de premier. "De regering heeft een groot deel van haar doelstellingen voor de tweede helft van het mandaat gehaald. Daarom is het moment aangebroken om met een electorale kalender uit te pakken." Door de parlementsverkiezingen naar voren te schuiven kan Spanje eind dit jaar een nieuwe regering hebben, wat "meer politieke en economische zekerheid zal scheppen". Volgens de premier is zijn keuze zodoende een kwestie van "verantwoordelijkheidszin" en verdediging van "het algemeen belang".

Op het nieuws van gisteren was eerder al vooruitgelopen door de grote Spaanse kranten. Zowel het linkse blad El País als de rechtse aartsrivaal El Mundo hadden de vervroegde verkiezingen gemeld op gezag van anonieme bronnen in de omgeving van Zapatero. Met name PSOE-voorzitter en aankomend kandidaat-premier Alfredo Pérez Rubalcaba had er bij de huidige bewoner van het Moncloapaleis op aangedrongen de eer aan zich te laten. Zapatero heeft er intussen twee mandaten op zitten en kondigde in april dit jaar aan geen kandidaat te zijn voor een nieuwe ambtstermijn. Oud-minister van Binnenlandse Zaken Rubalcaba (60), een doctor in de scheikunde uit Cantabrië, staat dan weer te trappelen.

Zwaarste crisis in decennia

Dat hij het haalt, is hoe dan ook bijzonder onzeker. Hoewel de PP zelf tot over haar oren in een rist corruptieschandalen verwikkeld zit, maakte ze in mei een mooie beurt. Mariano Rajoy (56), die de handschoen tegen Rubalcaba opneemt, noemde het vervroegen van de verkiezingen "goed nieuws" want "de meeste Spanjaarden zijn daar voorstander van".

Volgens de Galicische jurist Rajoy kan een conservatieve regering straks "de nodige impulsen" geven opdat Spanje de bikkelharde economische crisis - de zwaarste sinds 's lands terugkeer naar de democratie (1975) - achter zich kan laten. Het nieuwe kabinet staat voor "een zeer moeilijke taak", maar is "nodig om het vertrouwen van de markten te herstellen".

Jeugdwerkloosheid

Onder PP-premier José María Aznar beleefde Spanje nog economische hoogdagen, zij het dat vooral betonboeren daar beter van werden. De vastgoedbubbel spatte open met een knal die in heel Europa zijn gelijke niet had. Duizenden gezinnen die hun flexibele hypotheekrente niet meer konden afbetalen, moesten hun woning uit. De werkloosheid, goed voor 20,89 procent van de beroepsbevolking en daarmee de hoogste van de Europese Unie, trof vooral de Spaanse jongeren hard. Velen restte geen alternatief buiten de wijk te nemen naar het buitenland. Onder meer Brussel zag de voorbije maanden een toestroom van jeugdige, hoogopgeleide Spanjaarden die liever niet voor een habbekrats in de supermarkt om de hoek aan de slag gingen.

Bovendien belandde Spanje in het oog van de storm toen kredietbeoordelingsagentschappen als Moody's en Standard & Poor's het met de vierde letter opzadelden in het onzalige acroniem PIGS, de groep risicolanden die er door de financiële markten van beschuldigd worden de euro in het verderf te storten. Ook deze week nog stelde Moody's zijn oordeel over de Spaanse economie negatief bij. Het bureau overweegt de huidige AA2-rating te verlagen. Die waardering zou 'gerechtvaardigd' zijn door de kwetsbaarheid van de Spaanse financiën. De recente stresstest voor Europese banken leerde dat in Spanje diverse banken niet tegen verder financieel-economisch onheil zijn bestand.

Maar, maakt Zapatero zich nu sterk, zijn balans is niet negatief. Hij heeft de Aena bijvoorbeeld in de etalage gezet, het staatsnutsbedrijf voor de ontwikkeling en het beheer van luchthavens. Hij heeft vermeden dat Spanje de domino werd die de rest van de eurozone deed vallen en herinnert ook aan de "substantiële, beslissende en vastberaden stappen" die tegen het geweld van de Baskische separatistische terreurbeweging ETA genomen zijn.

Portugal

Niet alleen in Spanje geeft een centrum-linkse regering er de brui aan. Eerder trok ook het socialistische kabinet in Portugal, geleid door José Sócrates, een streep onder zichzelf. Sinds 21 juni is in Lissabon een ploeg van conservatieven en liberalen aan de bal die een draconisch besparingsprogramma uitvoert.

Premier Passos Coelho zei bij zijn aantreden verder te willen gaan dan de door Europa geëiste besnoeiingen. Portugal ligt aan een Europese reddingssonde in de vorm van miljardensteun. Die moet vermijden dat het land failliet gaat.