Direct naar artikelinhoud

En franÇais, s.v.p.

ascal Smet is geen dommerik. Dat weet ik uit goede bron en ook vanwege dat ik enkele jaren geleden eens met hem gemiddagmaald heb in het hoofdstedelijke vishuis Den Boer Van Strombeek en ik daar achteraf behalve een lichte huiduitslag (ha die zeevruchtenallergie!) ook een goed gevoel aan overhield.

Onze huidige minister van Onderwijs is every inch a gentleman, bijzonder open van geest, erg proper op zijn eigen en ook ronduit verstandig. Daarmee bedoel ik vooral dat ik de indruk had dat hij tenminste zo verstandig was als ik, wat natuurlijk absoluut niks wil zeggen, zeker niet in relatie tot Albert Einstein maar misschien toch een beetje wanneer Pascals en mijn hersenen afgewogen worden tegenover die van de bedenkers van het tv-programma Mama’s mooiste.

Daarom vind ik het ook zo jammer dat minister Smet zich maandag laatstleden in het nieuws heeft gewerkt met de ronduit onverstandige mededeling dat onze jeugd volgens hem het best voor het Engels zou gaan als tweede taal en dat die keuze ook als dusdanig in het scolaire systeem moet worden aangebracht.

Afgezien van het nuchtere feit dat het (slechte) Engels gewoon al een halve eeuw lang vanzelfsprekend de tweede taal is geworden in het dagelijkse leven van de jonge Vlaam, en dat vlak na het (slechte) Nederlands en al zijn regionale variëteiten, vind ik het betreurenswaardig dat Smet zijn midscheepse aanval op de Franse taal uitgerekend lanceerde op de dag dat het jaarlijkse Feest van de Communauté Française plaatsvindt.

Van een boertige timing gesproken en ook ergerlijk omdat ze niet de timing van een dommerik is en dus zeker niet toevallig gekozen. Wat bezielt een politicus toch om, wetens en willens, een volk te schofferen waarmee je ’s anderendaags in hetzelfde land moet leven, waarmee je, zoals Smet zelf, iedere dag op de metro zit, of bij de kapper of in Den Boer Van Strombeek? Waar zit toch de rotte plek in de kop van zo’n verkozene des volks die er voor kiest een belangrijke wereldtaal als het Frans naar een derde plan te verwijzen? Wat is er toch loos met al die Vlamingen wier grootste droom het is om een bed & breakfast in de Provence uit te baten maar die tegelijk openlijk hun misprijzen voor de Franse taal en cultuur niet langer kunnen verbergen?

Ja, ‘zij’ kennen ook geen Nederlands hoor je dan wel eens als argument, alsof het ons wat schelen dat de meeste van onze Waalse vrienden niet echt over een talenknobbel beschikken. “Ze weigeren onze taal te leren”, hoor je ook vaak, maar waarom vinden we dat van francofonen wel erg en niet van al die Engelsen en Amerikanen en Euroknakkers die in de dure villa’s van Tervuren, Hoeilaart en Overijse komen wonen en die zelfs niet weten dat Nederlands, laat staan Vlaams, een taal is die bestaat?

Je l’ignore, net zoals ik ook niet weet waarom die lelijke CD&V-burgemeesters vanuit de Vlaamse rand rond Brussel altijd maar blijven zeuren over de aanhoudende ‘verfransing’, alsof dat om een soort builenpest zou gaan.

Terwijl de dingen toch gewoon gaan zoals ze gaan. Als steeds meer Vlamingen zich in hun verre stellingen terugtrekken, diep in de heimat, dan zullen er in en om Brussel steeds meer anderstaligen wonen. Zo is het en niet anders.

Net zoals Brussel helemaal anders zou kleuren wanneer al die Vlaamse pendelaars ’s avonds eens niet als dwaas rundvee naar hun trein zouden snellen maar eens één enkele avond, één nacht, één week, één maand of bijvoorbeeld hun hele leven in ook hun hoofdstad zouden slijten. Misschien hoorde je dan behalve Frans en Engels en Turks en Marokkaans en Indisch ook al eens een flard Nederlands in de cafés, op de tram of op de gezellige markten van Schaerbeek of Elsene of Etterbeek of Sint-Gillis of Sint-Jans-Molenbeek.

Misschien zou de arrogantie om Brussel de hoofdstad van Vlaanderen te noemen dan wat minder arrogant overkomen dan nu het geval is.

Sportjournalist Filip Joos verwoordde zijn wantrouwen jegens politici onlangs erg mooi tijdens een eerder filosofisch getint vraaggesprek met deze krant. Dat hij niet in een figuur als Bart De Wever kon geloven omdat hij niet kon bevatten hoe een politiek verantwoordelijke zijn dagen kon slijten door bezig te zijn met de dingen die de mensen scheiden in plaats van die welke hen verbinden. Joos zei het veel mooier dan ik me nu herinner en hij zou het ook nog in het Engels en het Nederlands en het Italiaans en het Frans kunnen zeggen, want onze bovenste beste voetbalverslaggever is ook nog een polyglot. Het soort waar Vlaanderen vroeger trots op was en waar men ons links en rechts ook wel eens om benijdde. Het soort waarmee je in deze wereld ergens kan komen.

Beste Pascal Smet, ik wilde het in deze cultuurrubriek eigenlijk niet over politiek hebben. Maar ik stond hier en ik kon niet anders. Dus kijk goed naar het bord en onthoud mijn wijze les: Engels leren onze kinderen wel op straat, dus laat ze alstublieft Frans leren op school.

Misschien zouden ze dan, wanneer ze de volgende keer naar het bioscoopcomplex om de hoek gaan, per ongeluk ook eens in Zaal 9 binnenlopen, waar Des Hommes et des Dieux zou kunnen lopen. Ik spreek nu over een film van Xavier Beauvois die op papier misschien niet echt beresexy lijkt (“Acht Franse monniken leven in een dorp in het Atlasgebergte, in harmonie met hun islamitische dorpsgenoten...”) maar die, zodra je je eraan overlevert in een donkere zaal vol gepassioneerde toeschouwers - het overkwam mij en mijn eeuwige verloofde laatst op een stille maandagmiddag - heel hard in je huid gaat bijten en aantoont waartoe auteurscinema in staat is wanneer die in handen is van een echte auteur. Meesterlijk beeld, natuurlijk. Meesterlijke muziek, zeer zeker. Majestueuze cast, jawel, waar niet alleen Michael Lonsdale en Lambert Wilson schitteren maar het ensemble aanwezige acteurs hun kunstvorm naar de allerhoogste hoogten sturen. Maar het allerbelangrijkste aan deze nu al klassieke film is dat hij zo feilloos gaat over waarover hij wil gaan: dat religie en godsdienstwaanzin heel andere dingen zijn, dat niet alle paters hun leven doorbrengen met het beoefenen van het fluitewerk, dat het soms ook koud kan zijn in het Zuiden.

En dat allemaal in het Frans, straks de derde taal in Vlaanderen.

Ik zeg u dat er maar één land in de wereld overblijft waarin een film als Des Hommes et des Dieux kon gemaakt worden en dat land heet Frankrijk.

See ya in hell, folks !