Direct naar artikelinhoud

'Cinema is een kunst, geen product'

Cultuur heeft niets te zoeken in handelsverdragen. Filmmaker Michaël Roskam - hot in België en een beetje hot in de VS - vecht voor het behoud van de 'culturele uitzondering' op het Europese-Amerikaanse akkoord. Tot in het hol van de leeuw, Hollywood, waar Roskam opdook in het zog van de prinselijke handelsmissie.

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad om ook een stem uit de Vlaamse audiovisuele sector aan bod te laten komen tijdens de missie in Californië. Pas te elfder ure werden ook vertegenwoordigers van de Vlaamse film- en televisiesector uitgenodigd voor de prinselijke reis. Met goed gevolg weliswaar, want op een seminarie over het Belgische filmbeleid daagde een dertigtal onafhankelijke producers en vertegenwoordigers van de belangrijkste Amerikaanse filmstudio's op. Ze hoorden er minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders (MR) de lof zingen van de tax shelter - een belastingvrijstelling van 150 procent voor investeringen in Belgisch audiovisueel werk, op voorwaarde dat de investering niet boven 50 procent van het filmbudget gaat.

Maar ook de 'culturele uitzondering' (zie kader) was een hot item.

Regisseur Michaël Roskam (Rundskop) is een gloedvol verdediger van dat economische uitzonderingsregime voor cultuurproducten. "Ik heb een film in België gemaakt en ik ben nu bezig met een film die helemaal in Amerika wordt gedraaid", zegt hij. "Tegelijk ontwikkel ik nu ook een serie voor de Amerikaanse betaalzender HBO met een duidelijke Belgische tint (Buddha Bridge Bitch). Het is een manier om aan te tonen dat wij in beide richtingen kunnen werken. We moeten niet altijd onze talenten exporteren, we moeten de Amerikanen ook tonen dat wij in België mooie dingen kunnen maken. Het is niet langer de ultieme ambitie van elke Europese filmmaker om door te dringen tot het Hollywoodkransje."

Is België eigenlijk iets concreets voor de Amerikanen?

Roskam: "Toch wel, hoor. In metropolen als New York en Los Angeles moet je echt niet meer gaan uitleggen waar Brussel ligt. Zeker in de wereld van de filmindustrie is België geen onbekende. Er zijn veel internationale filmmakers, zoals Francis Ford Coppola, die ooit in België hebben gewerkt. We zijn vandaag beter georganiseerd dan in het verleden, we kunnen dat soort producties gemakkelijker ontvangen.

"Er is wel een verschil in context: voor ons behoort film tot het artistiek-culturele veld. Dat is ook de kwestie die op tafel ligt bij het handelsakkoord tussen Europa en de Verenigde staten. Dat heeft fundamenteel te maken met de visie van wat film maken is. In Amerika is film een product, zelfs de grote artiesten zien hun films als een product uit een grote industriële sector. In Europa is film kunst. Met uiteraard commerciële aspecten, want je moet produceren en dat kost veel geld. Maar het is wel een product dat vertrekt bij een auteur, die als een autonome scheppende kunstenaar wordt beschouwd. Net om dat verschil duidelijk te maken is het nuttig dat we deel uitmaken van dit soort missies. Enkel door elkaar te leren kennen kun je vertrouwen opbouwen en verschillen overwinnen."

Wordt u zelf dan ook een 'entertainer' als u in de VS een film draait?

"Ik blijf een Europeaan, met Europese gevoeligheden. Maar ik zie mijzelf als een internationalist, ik ga niet klakkeloos alle standpunten van mijn Europese collega's overnemen. Ik beschouw de culturele uitzondering als heel belangrijk. Als wij willen dat ons land of onze cultuurgemeenschap op wereldvlak kan blijven meespelen, met onze specifieke kenmerken, dan moeten wij die culturele uitzondering bewaren. We moeten zorgen dat wij goed beschermd zijn tegen de supermachten die ons zouden willen assimileren of aan de kant schuiven, om hun monopolie door te drukken. It's a business world. En hun model is sterk: film maken, film verkopen, winst boeken, opnieuw film maken. Simpel. In hun ogen is de culturele uitzondering een vorm van concurrentievervalsing. 'Jullie krijgen staatssteun om jullie film te maken', klaagt men in Amerika. Ze vinden dat oneerlijk. Maar ze moeten goed begrijpen dat een film veel makkelijker rendabel kan zijn in de VS dan in België of in Vlaanderen. We moeten een systeem bewaren dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van de Europese filmsector."

Begrijpt u de commotie aan Vlaamse kant over de decoratie van Hollywoodbons Christopher Dodd?

"Ja natuurlijk. De timing is een beetje pijnlijk. Maar goed, het is niet omdat de man nu ridder in de Leopoldsorde is dat we niet meer kritisch mogen zijn voor elkaar. Amerikanen moeten goed begrijpen waarom het belangrijk is dat wij films maken die verbonden zijn met de Vlaamse, de Waalse of de Deense realiteit. Dan kun je een relatie opbouwen die respectvol is en de verschillen op tafel brengen.

"Ik ben niet tegen een goed gesprek met de Christopher Dodds van deze wereld. In die zin vind ik dat die onderscheiding strategisch slim is, maar symbolisch is het misschien niet voor iedereen plezant. De man moet ten eerste begrijpen wie we zijn en waar we vandaan komen. We staan open voor Amerikaanse films, wij zijn China niet, dat strenge quota's hanteert. Ik ben altijd voorstander van onderhandeling geweest, je kunt niet zomaar je visie aan anderen opleggen. Ik probeer altijd de andere standpunten te begrijpen, maar ik verdedig ook de principes van mijn Europese collega's. Ik heb Rundskop alleen maar kunnen maken dankzij het Europese model. Het is niet omdat ik nu kansen krijg in de VS dat ik tegen mijn Europese vrienden moet zeggen: trek uw plan."