Direct naar artikelinhoud

DE MAXIMALE ZWAGERMAN

Zijn pleidooi tegen zelfdoding was even hartstochtelijk als zijn enthousiasme voor de dingen die hij bewonderde. Waarom beroofde Joost Zwagerman zichzelf dan toch van het leven?

Hij praatte altijd nerveus, alsof hij haast had, alsof zijn gedachten hem dreigden te ontglippen, maar zo zenuwachtig als die middag bij hem thuis, begin 2002, had ik hem niet eerder gezien. Ik zou Joost Zwagerman interviewen naar aanleiding van zijn roman Zes sterren.

Hij zat stram rechtop te roken. De vertrouwde theatrale mimiek ontbrak, zijn verhaal leek ingestudeerd. Hij ontspande pas toen het hoge woord eruit was. Deze roman over een jonge man en zijn suïcidale oom was weliswaar niet autobiografisch, maar het thema lag hem na aan het hart: zijn eigen vader had een zelfmoordpoging gedaan. Die was weliswaar door toeval mislukt, maar zijn vader had echt dood gewild.

Die daad had Zwagermans kijk op het leven, op zijn jeugd, het ouderschap, op trouw, verraad en liefde compleet veranderd, zei hij toen. Hij, de zoon, was niet belangrijk genoeg geweest om voor in leven te blijven. De ultieme deceptie. Maar dat mocht hij niet denken, dat was egoistisch. Zijn vader moest door een hel zijn gegaan. Toch dacht hij het.

Die middag spraken we lang over zelfdoding. Al voor de zelfmoordpoging van zijn vader hield het onderwerp Zwagerman bezig; hij las veel boeken van en over suïcidale kunstenaars. Ja, zei hij, hij kende de aantrekkingskracht van het verdwijnen in het totale niets. Die neiging zat nu eenmaal in zijn familie, en ook in hem. Maar er was geen denken aan, verzekerde hij me, dat hij zoiets zou doen. "Ik zou nooit mijn omgeving kunnen opzadelen met datgene waarmee ik nu ben opgezadeld. Mijn vrouw, mijn twee zonen, het derde kind dat op komst is: nooit." Hij lachte er breed bij: "Misschien stel ik daar mijn vijanden mee teleur, maar nee."

Nu is Joost Zwagerman er niet meer. Bruut heeft hij zichzelf beroofd van zijn toekomst, zijn lezers van ongeschreven werk en zijn dierbaren van zijn liefde. Dat is verschrikkelijk. Hij heeft toch gekozen voor het niets, het verdwijnpunt. De stilte van het licht heet de essaybundel die op zijn sterfdag verscheen. De gedachte dringt zich op dat hij nu samenvalt met zijn thema.

Maar die vaststelling neigt ook naar valse romantiek. Zwagerman dweepte niet met de dood. Hij was, in elk geval in de eerste tien jaar van deze eeuw, een hartstochtelijk bestrijder van de heroïek van de zelfdoding. Woedend werd hij van kletspraat als de zelfdoding als 'het definitieve kunstwerk' en hét kenmerk van een rock-'n-roll-inborst. Toen zijn vriend Herman Brood in 2001 van het dak van het Hilton Hotel sprong, was hij een van de weinigen die deze daad níét 'moedig' vond. "Het was een ellendige, eenzame dood." En, verwijzend naar zijn favoriete schrijver en 'ervaringsdeskundige' A. Alvarez: "Zelfmoord is de bekentenis van een mislukking."

Zelf wist Alvarez na zijn zelfmoordpoging: "Zelfmoord is niks voor mij." Die uitspraak was een openbaring voor Zwagerman. Hij schreef er vaak over, in zijn columns, essays en necrologieën: dat zelfmoordenaars zich kunnen vergissen. Maar 'spijtoptanten' kunnen ons dat na een geslaagde daad nooit meer vertellen. In 2005 verscheen zijn bundel Door eigen hand, waarin hij interviews opnam met schrijvers die zelfdoding in hun familie hadden meegemaakt, zoals Wouter van Oorschot en Heleen van Royen.

In datzelfde jaar publiceerde hij ook het verhalende gedicht Roeshoofd hemelt. In een explosie van taal en beelden schrijft hij vanuit het perspectief van een psychiatrisch patiënt, die sterft. De grens tussen leven en dood, nachtmerrie en wensdroom, fictie en werkelijkheid is dun in deze poëzie. Bestaat Roeshoofd wel? Als hij iemand kan verzinnen, kan ook iemand hem toch verzonnen hebben? Wanneer 'bestaat' iemand eigenlijk? Over die draaikolk van gedachten gaat dit gedicht. Het is een van de minst gelezen boeken van Zwagerman, maar het typeert hem het best: woordenrijkdom, brille, bezetenheid, maatschappijkritiek, maar ook de obsessie met dood en verdwijning. De maximale Zwagerman.

Het volle leven

In 1987 was hij de literatuur binnengestormd als voorman van een dichtersgroepje dat zich de Maximalen noemde. Zij waren luidkeels tégen de precieuze, beschaafde, 'verstilde' poëzie. Zij wilden het volle leven binnenhalen: de taal van de stad, van de straat. Ook vuiligheid, agressie en geweld hoorden tot de poëzie. In zekere zin bleef Zwagerman, ook toen hij huisvader was geworden, in zijn werk een 'maximaal' - hij deed alles met volledige inzet, zonder terughoudendheid of relativering. Hij kon voluit bewonderen en keihard afwijzen. Ook sprak hij degenen die het mis hadden graag bestraffend toe, in venijnige, polemische essays, in boze ingezonden brieven en in ellenlange, opgewonden privé-e-mails.

Zelfs als het slecht met hem ging, zoals na zijn echtscheiding in 2011, hoorde je al snel van hem dat het weer goed ging. Hij was zijn depressie te boven, vertelde hij in 2013 in interviews. Hij had een nieuwe liefde gevonden en bruiste van de plannen.

In Door eigen hand memoreert Zwagerman een scène in Woody Allens film Hannah and her Sisters. De hoofdpersoon, scriptschrijver, heeft zelfmoordplannen. Op een dag ziet hij in de bioscoop een film van de Marx Brothers; hij komt verkwikt weer naar buiten. Ineens kan hij zich niet meer voorstellen dat hij ooit dood wilde. Niet dat Zwagerman met dit voorbeeld depressie en doodsdrift wilde afdoen als aanstellerij, maar hij wilde erop wijzen dat een zwartgallig bewustzijn tijdelijk kon zijn. Overlevenden van een zelfmoordpoging, benadrukte hij, zijn achteraf vaak blij dat ze nog leven.

Zieke stem in het hoofd

Zwagerman vertelde graag het verhaal van zijn beste vriend, dichter en schrijver Rogi Wieg, die zwaar depressief was. Toch was het hem gelukt, met hulp van psychiater Bram Bakker, om in leven te blijven. Ik interviewde in 2003 Rogi Wieg over zijn roman Kameraad scheermes. "De stem die de zelfmoordenaar hoort spreken in zijn hoofd, is een zieke stem", waarschuwde Wieg toen. "Die stem moet je wantrouwen." Zwagerman beaamde het hartstochtelijk. Het werd bijna een mantra: luister niet naar de zelfmoordenaar. Help hem niet, ook al smeekt hij je dat. Keur zelfmoordplannen nóóit goed.

Nu zijn ze allebei dood door zelfdoding, Rogi en Joost, pleitbezorgers van het leven.

Het zou onterecht zijn om Joost Zwagerman, nu zijn tragische daad nog zoveel pijn doet, te portretteren als iemand die altijd maar schreef over de dood, het doodgaan en de doden. Weinig mensen leken het leven met zo veel gretigheid te omarmen. Hij liep over van enthousiasme. Hij kon stralend vertellen over een nieuw boek, een ontdekte schrijver, over zijn kinderen. Met grote bevlogenheid sprak en schreef hij over beeldende kunst. Heel bijzonder voor een kunstenaar: hij verplaatste zich volkomen in het hoofd en hart van collega's. Hij, zoon van twee schoolmeesters, legde ook graag uit hoe het zat, wat de kunstenaar had bedoeld en hoe hij het had aangepakt - die didactische toon zat in zijn stukken voor de Volkskrant en zijn 'colleges' in De Wereld Draait Door.

Op een donkere dinsdagavond verruilde Joost Zwagerman dit alles, en het leven met zijn vriendin Maaike en zijn drie puberkinderen, voor het grote niets. Hij deed wat hij nooit had willen doen, wat hij niet mocht van zichzelf en wat hij iedereen met klem had afgeraden. Waren dat bezweringen geweest? Waren de demonen er voortdurend geweest? Overschreeuwde hij die 'zieke' stem?

Ik weet het niet. De lokroep van de dood moet onweerstaanbaar zijn geweest.