Direct naar artikelinhoud

Oegandese homoactivist vermoord

Een week geleden won Kato nog een rechtszaak tegen het Oegandese blad Rolling Stone, dat midden oktober de namen en foto’s publiceerde van 100 Oegandese homo’s, met als onderschrijft ‘Hang ze op, deze mannen bedreigen onze kinderen’. De rechter oordeelde dat hoofdredacteur Giles Muhame ongrondwettelijk had gehandeld.

“Beloof me dat we samen gaan stappen als je nog een keer naar Oeganda komt”, lachte David Kato aan het einde van ons interview in het Brusselse Ibis-hotel in april van vorig jaar. De activist was toen op Europese rondreis om actie te voeren tegen het wetsvoorstel dat parlementslid David Bahati in oktober 2009 indiende. Deze Born Again-christen ijvert voor het optrekken van de strafmaat voor homoseksuele handelingen van 14 jaar cel naar de doodstraf.

Een avondje vertier met Kato in Kampala zit er niet meer in: hij werd woensdagmiddag om een uur of één in zijn eigen huis door onbekenden vermoord. Getuigen verstrekten de nummerplaat van een mogelijke dader en naar verluidt verrichtte de politie al een arrestatie.

Kato’s Europese campagne van vorig voorjaar was ondertussen succesvol: het wetsvoorstel, dat nog door een parlementaire commissie moest worden goedgekeurd, werd onder grote internationale druk vertikaal geklasseerd. “Kato wist in de voorbije jaren een gigantisch netwerk uit te bouwen en te mobiliseren. Als het voorstel niet goedgekeurd raakte, is dat zijn verdienste. Bovendien gaven die contacten hem een gevoel van veiligheid en bescherming. Onterecht dus”, zo stelt Jan Beddeleem van de vzw Wish, die Kato vorig jaar naar België uitnodigde.

Kato boekte nog meer successen: vorige week haalde hij voor een Oegandese rechtbank zijn slag thuis tegen het in augustus van vorig jaar opgerichte society-blad Rolling Stone. Dat publiceerde midden oktober de namen en foto’s van 100 Oegandese holebi’s, met de opruiende tekst: ‘Hang ze op’. In het artikel wordt gesteld dat de holebi’s zich overgeven aan seksorgieën en naar scholen trekken om kinderen te lokken.

Meteen na de verschijning van het blad, dat een oplage van zo’n 2.000 exemplaren had, kwamen er homofobe reacties. Eén ‘geoute’ vrouw moest de benen nemen nadat haar huis met stenen werd bekogeld.

De overheid schorste de publicatie van het blad nog diezelfde maand op omdat ‘de vergunning niet in orde was’ en vorige week oordeelde de rechter dat hoofdredacteur Giles Muhame de privacy van deze individuen had geschonden met zijn hetzerige artikel. Kato kreeg een schadevergoeding van omgerekend 500 euro. “Aan de ene kant kan je dat als een succes zien, maar tegelijk is het aantal vijanden erdoor toegenomen”, meent Beddeleem. “Kato was de verpersoonlijking van de moed om voor holebirechten op te komen in een homofobe maatschappij. Hij ging bij de politie navraag doen als een homo werd gearresteerd, hij zorgde ervoor dat mensen hiv-behandeling kregen en dat de internationale gemeenschap op de hoogte bleef van wat er in Oeganda gebeurde”, legt Beddeleem uit. “Tegelijk wist hij zeer goed dat zijn leven in gevaar was: hij kreeg tal van doodsbedreigingen en werd herhaaldelijk door onbekenden aangevallen in Kampala”.

Ook in ons interview in april vertelde de man over de fysieke aanvallen. “Kijk naar de littekens op mijn schedel”, zei hij, “sommige zijn het gevolg van politiegeweld, andere van homofobe aanvallen”.

Kato dacht er op verschillende momenten aan om politiek asiel aan te vragen in het Westen. “Maar tegelijk wist hij dat de holebigemeenschap in zijn land niet zonder hem kon. Hij was de enige die getraind was als mensenrechtenactivist en die in staat was om de islamitische en fundamentalistisch-christelijke homohaters in Oeganda de mond te snoeren”, zo vertelt Auf Usaam Mukwaya, een goede vriend van Kato die in juni 2010 naar Frankrijk vluchtte, waar hij in oktober politiek asiel kreeg. Dezer dagen is hij in Brussel voor het holebi-filmfestival van TelQuel. “Toen ik bij aankomst hoorde dat er iemand was vermoord, wist ik meteen dat hij het was. Dé stem van onze gemeenschap. Toen ikzelf in augustus 2008 moest onderduiken na doodsbedreigingen van een imam, heeft hij me een maand lang onderdak geboden. Ik zie hem als een oudere broer. Tegelijk vrees ik dat er nu niemand meer is die de internationale gemeenschap zal alarmeren over arrestaties van of moorden op homo’s. En die zullen niet uitblijven. Niemand kon of durfde datgene waartoe hij in staat was”.

Dat hij zich dermate onderscheidde, legde Kato zelf uit als een gevolg van zijn jaren in Zuid-Afrika. Hij woonde vanaf 1991 zes jaar lang in dat land, waardoor hij zich naar eigen zeggen heeft kunnen ontplooien als homo. “Precies omdat ik me grote vragen stelde over mijn seksuele identiteit ben ik daar als leraar gaan werken, wetend dat het het enige Afrikaanse land is met een homovriendelijke wetgeving. De Zuid-Afrikaanse ervaring gaf me de kracht om in 1997 terug te keren naar Oeganda om daar de strijd aan te binden. Het was en is niet makkelijk. We zijn veel mondiger geworden en boekten enige juridische en andere successen. Maar de religieuze backlash bleef niet uit en dus gaat de strijd voort”.