Direct naar artikelinhoud

Karin Heremans’ pleidooi voor hoofddoekenverbod op haar school

In Een tip van de sluier verduidelijkt Karin Heremans, directrice van het Atheneum in Antwerpen, waarom een hoofddoekenverbod past in haar bekommernis om een pluralistisch beleid.

“Het is belangrijk voor westerse landen dat ze hun moslimbevolking niet verhinderen hun godsdienst te beleven zoals zij dat willen, bijvoorbeeld door moslimvrouwen op te leggen welke kledij ze moeten dragen. We kunnen vijandigheid tegenover een godsdienst niet wegstoppen achter de pretentie van liberalisme.”

Het zijn de woorden van president Obama, uitgesproken tijdens zijn inmiddels beroemde speech in Caïro, waar hij poogde de betrekkingen tussen het Westen en de islamwereld te normaliseren. En ze klonken mij goed in de oren. Want de discussie over de hoofddoek, vaak het luidst gevoerd door moslim- en verlichtingsfundamentalisten, kwam mij stilletjes aan de strot uit. Het is soms onwerkelijk om te zien hoe het hele debat over migratie, inburgering, vervreemding, multiculturaliteit en multireligiositeit verengd kan worden tot enkele vierkante decimeters stof.

Maar toch zit ik al lang genoeg in het politieke en publieke debat om te weten dat het net symbolen zijn die de heftigste discussies en emoties oproepen.

Mijn visie was altijd dat een hoofddoek kan, ook in publieke functies, behalve als het om gezagsfuncties gaat. Lapidair samengevat: een hoofddoekje in de klas kan, eentje voor de klas niet, tenzij het om een islamleerkracht gaat. Een advocaat met een hoofddoekje kan, maar een rechter niet. In sommige functies moet iedereen, ook moslims, erkennen dat de neutraliteit van de functie die ze uitoefenen belangrijker is dan hun religieuze overtuiging, zonder dat ze er daarom afstand van moeten doen.

En toen kwam het verhaal van Karin Heremans. Met een schoolgeschiedenis en een visie op multicultureel onderwijs die haar meteen ontslaan van iedere verdenking dat ze er een andere agenda op na zou houden dan die van haar pedagogische overtuiging van actief pluralisme. Het verhaal uit haar praktijk maakte het plots een stuk moeilijker om zich veilig in het theoretische comfort van de grote principes te blijven nestelen.

Bij haar op school was de hoofddoek uitgegroeid tot veel meer dan een teken van geloof. Het was er ook een van geloofscompetitie: hoe groter, hoe vromer, hoe kleiner, hoe minder je erbij hoort. Het was een teken van exclusie, van zich terugtrekken in het eigen grote gelijk geworden, haaks op de visie van de school, die net diversiteit wilde aanmoedigen en ondersteunen. Een symbool van groepsdruk tegen individuele ontwikkeling en vrijheid, waarbij godsdienstvrijheid dreigde andere even fundamentele vrijheden in gevaar te brengen.

En omdat de Belgische politiek deze hete aardappel zorgvuldig blijft doorschuiven naar de individuele schooldirecties in plaats van haar eigen verantwoordelijkheid op te nemen, belandde directrice Heremans in het oog van een mediastorm.

Dit boek vertelt haar verhaal en brengt op overtuigende wijze haar motivatie om uiteindelijk te kiezen voor een hoofddoekenverbod. Niet uit vijandigheid tegen een godsdienst, maar uit een bekommernis om pluralisme. Niet uit vijandigheid tegen een bevolkingsgroep, maar uit bekommernis om de rechten van de individuele leden van die gemeenschap.

Het pleidooi is overtuigend, maar ook een beetje jammer. Want de hoofddoek heeft niet alleen met religie te maken, maar staat ook symbool als protest tegen een maatschappelijke achterstelling die op gebied van werk, woonbeleid en maatschappelijke integratie een fiasco blijft. De hoofddoek is ook verzetsvlag en teken van identiteit tegenover een samenleving die na drie generaties nog steeds geen antwoord vindt op deze sociaal-economische achterstelling, terwijl deze jongeren inmiddels zowat de helft van de Antwerpse schoolpopulatie uitmaken. Dat is niet de verantwoordelijkheid van een school, maar van de samenleving. Zolang die samenleving die structurele achterstelling niet verhelpt, zal een hoofddoekenverbod, hoe paradoxaal ook, misschien nodig blijven.