Direct naar artikelinhoud

Superieure kaste?

Geachte Yves Desmet. Ik beschouw u als één van de vooraanstaande journalisten in dit land. En dat heeft met ‘zalven’ niets te maken. Ik meen het. Daarom heb ik uw column van vrijdag 30 april met veel aandacht gelezen. Wel, eerlijk gezegd, ik herken me niet in wat u me toeschrijft. Het ligt dus ofwel aan mij ofwel aan u. Ofwel ben ik heel onduidelijk geweest in mijn communicatie ofwel hebt u me niet goed begrepen of willen begrijpen. Gisteren kreeg ik een 30-tal telefoons van zowat de hele Vlaamse pers. (Zelfs één van De Morgen, maar niet over de zaak Devillet). Misschien was een telefoontje van u ook nuttig geweest om me minstens wat te testen vooraleer u uw commentaar schreef. Ik had u dan kunnen uitleggen waarom ik deze droevige zaak, inderdaad als ‘oud nieuws’ heb bestempeld en dit, omdat uw Franstalige collega-journalisten - vergeet u niet dat ik al 9 jaar perschef ben aan de andere kant van de taalgrens - over de zaak Devillet al uitvoerig hebben geschreven en commentaar geleverd. Dat ik trouwens afgelopen Pasen nog met het slachtoffer op RTL-televisie debatteerde. Dat deze man de zaak bekend maakte toen hij meerderjarig was en niet als vijftienjarige, en dat hij toen geen klacht wenste in te dienen. Dat ik betreur dat de zaak strafrechtelijk verjaard was toen hij van mening veranderde en dat de verjaringsperiode in de toekomst misschien nog dient verlengd te worden. Maar dat het toch wel heel kort door de bocht is de schuld van deze verjaring aan de kerkelijke oversten toe te schijven. En dat het inderdaad het recht is van elke burger om dan naar de burgerlijke rechtbank over te stappen.

En ik had er beslist nog dit aan toegevoegd: als seminarieoverste (want dat ben ik ook) beschouw ik priesters zeker niet als behorend tot een ‘superieure kaste’. Daarom hebben ze ook recht op een telefoontje vooraleer men hen bepaalde opinies toeschrijft. Journalisten behoren overigens net zo min tot een andere ‘superieur kaste’. Daarom schrijf ik u beleefd deze open brief als antwoord op uw commentaar.

De kerk van De Dijn in ongenade…

Dat seks op een paar taboes na “een onschuldige, vrolijke bezigheid is zoals goed eten en drinken” zal je mij hier niet laten beweren. Er zit volgens moraalfilosoof Herman De Dijn inderdaad ook een donkere kant aan. Maar het is niet omdat de huidige schandalen niet dateren van vóór het laatste concilie dat men het seksueel misbruik door de clerus ook in die tijd kan toedekken.

Dat De Dijn met de paus de oorzaak van het crimineel en ander misbruik door de clerus legt bij de invloeden uit een oversekste, veranderende samenleving, bij secularisme, materialisme en relativisme of een verkeerde toepassing van de conciliedecreten, getuigt van moedwil. Duidelijker dan Ian Buruma deed, is het niet uit te drukken: “Het probleem van de zondige priesters is dat macht in democratische samenlevingen niet langer het privilege van enkelingen is, en dat mensen minder bereid zijn om hypocrisie te dulden”. Het celibaat is dan ook een onrealistisch anachronisme geworden.