Direct naar artikelinhoud

De toets van de schilder

Dat ze niet de hipste biënnale presenteren, beseffen de curatoren van de drie erkende musea in de Leiestreek maar al te goed. Maar ook in hun vierde editie van de biënnale van de schilderkunst proef je de energie van het atelier. Vertrekkend bij Ensor, Wouters en Wolvers ontvouwt zich een beeld van hoe schilders hun ding doen.

Toen er aan de oevers nog vlas werd geroot, hoorde de Leie en de Vlaamse schilderkunst samen als olieverf en terpentijn. De laatste decennia van de twintigste eeuw is die band teloorgegaan, maar de collecties van het Museum van Denise en de Leiestreek en van het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle getuigen nog rijkelijk van dat roemrijke verleden. Samen met het Raveelmuseum in Machelen-aan-de-Leie slaan ze de handen in elkaar voor de biënnale van de schilderkunst.

De bezoeker moet geen grote statements verwachten, elke curator nam de eigen museumcollectie en zijn eigen artistieke gevoeligheden als uitgangspunt. Het geheel meandert als de Leie en in elke bocht valt wel iets moois te ontdekken.

Beginnen doen we in het Raveelmuseum, dat al eerder een expositie bracht waarin de schildertoets en de materialiteit van het schilderij centraal stonden. Directeur Piet Coessens presenteert een variëteit aan dragers, van gebogen reliëfs van Ben Nicholson en schilderingen op glas tot de gekleurde plint van Guy Mees. Natuurlijk treffen we vertrouwde namen aan die een of andere band hadden met Raveel, zoals de asceet Dan Van Severen, de materieschilders Bram Bogart en Eugène Leroy, verfploeteraar Karel Dierickx, gewezen leerlinge Agnes Maes en beeldhouwer Bernd Lohaus.

Ze worden aangevuld met vaste waarden Walter Swennen, Luc Tuymans en Mitja Tusek, evenals een schare interessante jongere schilders als Carole Vanderlinden, Bart De Clercq, Matthieu Ronsse en Vincent Geyskens. Maar de revelatie van deze expositie is Mario De Brabandere met nooit eerder getoonde, vroege werken. Eerder durfde de schilder met deze verrassende, grote schilderijen niet naar buiten te komen. Wat we zien vraagt om een groot overzicht van het oeuvre van deze autobiografische schilder. Iets voor het SMAK misschien?

De architectuur van het Museum van Deinze en de Leiestreek is, anders dan het Raveelmuseum, niet gunstig voor een sensueel rendez-vous met de schilderkunst. Maar curator Wim Lammertijn rekent af met het wat muffe imago door te openen met een mysterieus liggend naakt van de Japanse kunstenaar Naoto Kawahara, L'assassin menacé. Daarin geeft Kawahara een eigen invulling aan het gelijknamig surrealistisch doek van René Magritte. Voor Lammertijn gaat het vooral om het decoratieve muurmotief, dat hij associeert met de gouden achtergronden bij portretten van Gustave Van de Woestyne.

In een aparte zaaltje vinden we nog een naakt van Kawahara, naast pointillistische portretten van Theo Van Rysselberghe en Henry van de Velde. Verder in de tentoonstelling trekken vooral de krachtige doeken van de jonge Virginie Bailly de aandacht. Ze verzoent de chaos van na een bombardement met een subtiele, secure evocatie van diepte en licht. Van de oudere Fik van Gestel krijgen we sterke werken met vegetatieve motieven te zien. De gesuggereerde verwantschap met sommige doeken van Deinzenaar Raoul De Keyser is terecht. Onbekend, maar zeker te volgen, is de jonge Aglaé Bassens uit Mons. Haar schilderij Muffled ademt de sfeer van Francis Bacon.

Het aanbod in Museum Dhondt-Dhaenens is minder versplinterd. De focus ligt hier op een dialoog tussen ensembles van kunstenaars van verschillende generaties. Waarden uit de nog warme kunstgeschiedenis, zoals Robert Ryman, Niele Toroni en Roy Lichtenstein sieren de centrale gang. In de ruimte links hangen grote werken van Koen van den Broek, geïnspireerd op lege fragmenten uit het urbane landschap.

Daartegenover presenteert directeur Joost Declercq een reeks van Philippe Vandenberg die rond de eeuwwisseling ontstond. In deze schilderijen maakte expressieve figuratie plaats voor de chemie van de verf die een sombere, verstikkende leegte oproept. Naar verluidt was Vandenberg toen onder invloed van de vergankelijkheidspoëzie van de Oostenrijkse dichter Georg Trakl. De vibrerende taferelen van Rik Wouters lijken een beetje ongelukkig weggestopt. Temeer daar de werken van de jonge Amerikaan Richard Aldrich ons niet kunnen overtuigen dat hij een van de kunstenaars is naar wie we de komende jaren moeten uitkijken.

In de andere museumzaal vormen de pasteuze strandtaferelen van Victor Wolvens het ankerpunt uit de collectie. Ze contrasteren met de fragiele, informele schilderingen van Jerry Galle. De Antwerpse kunstenaar heeft deze schilderijen met een penseel laten uitvoeren door een robot, waarvoor hij een programma heeft geschreven. Een beetje twijfel zaaien in de kunst is heilzaam, maar de naburige mozaïekschilderijen van Jack Whitten doorstaan het prima.

De Biënnale van de schilderkunst loopt tot 12 oktober (gesloten op maandag). Meer info: www.rogerraveelmuseum.be, www.museumdd.be en www.museumdeinze.be