Direct naar artikelinhoud

De coolste cowboy in 7 weetjes

De best verkopende Vlaamse stripauteur ooit? Dat was Morris. Zijn geesteskind Lucky Luke bestaat 70 jaar. Hierbij: alles wat u nog niet wist over de cowboy, maar altijd al wilde weten. Geert De Weyer

1 Gestolen filmfoto's

Hoe verzamel je grondige documentatie over het westerngenre als er amper naslagwerken over bestaan? Simpel: je pikt alles wat je maar kunt pikken. "Toen ik begon, bestond mijn documentatie uit filmfoto's", biechtte Morris (Maurice De Bevere) ooit op. "Ik herinner me dat Franquin (tekenaar van Guust, GDW) en ik foto's gingen stelen bij de ingang van bioscopen. Ik heb een hele verzameling foto's met afgescheurde hoekjes!"

Als 24-jarige trok Morris naar de VS om er documentatie te verzamelen. Vanaf 1949 bleef hij zes jaar alleen in New York, waar hij zijn latere scenarist René Goscinny ontmoette.

2 De Daltons zijn dood

Zijn de Daltons uit Lucky Luke gebaseerd op de echte Daltons? Niet helemaal. De echte maakten rond 1890 de streek rond Oklahoma en New Mexico onveilig met bank- en treinovervallen. Bob, Bill, Emmett en Grat zijn meermaals versleten voor tuig van de richel, maar dat viel nogal mee.

Morris baseerde er zijn dommige, in gevangenisplunje uitgeruste Daltons op en gaf hen dezelfde namen, maar maakte - in zijn woorden - "een stommiteit" toen hij ze in het zesde album (1954) liet sterven. Toen de verontwaardigde lezersbrieven bleven aankomen op de Spirou-redactie, besefte hij hoe populair het viertal was. René Goscinny kwam met dé oplossing. Hij voerde vier neven op van de strip-Daltons: Joe, Averell, Jack en William.

3 Schieten op speelkaarten

In een poging de populaire Belgische strip te elimineren, riepen de Fransen in 1949 een censuurcommissie in het leven. In de zowat twintig jaar dat die bestond, moesten enkel Belgische auteurs en uitgevers er verantwoording afleggen. Met absurde maatregelen werd gepoogd de import van populaire albums en bladen als Spirou/Robbedoes en Tintin/Kuifje te kelderen.

Morris moest meer dan eens op zijn tanden bijten. Cancandanseressen werden beschouwd als pornografisch. Een whiskyfles op de cover was geen voorbeeld voor de jeugd. Cowboys die naar elkaar schieten, waren té agressief. En zo mocht Luke alleen nog kogels door speelkaarten, muntstukken of hoeden jagen.

4 Van sigaret naar grasspriet

Dat Lucky Luke in 1983 zijn sigaret verruilde voor een grassprietje, heeft dan weer niets met Franse censuur te maken. Dat was onder druk van de uitgever, de ouders van zijn jonge striplezers en het gevaar dat hij anders niet op de Amerikaanse markt kon publiceren. In 1983 verving Morris de sigaret door een grasspriet. Dit leverde hem waardering op van de Wereldgezondheidsorganisatie.

Dat Luke überhaupt rookte? Daar had Morris dit op te zeggen: "Onze directeur, Charles Dupuis, had me op het hart gedrukt een held te bedenken die geen fouten had, omdat kinderen zich met hem zouden identificeren. Maar ik kreeg al snel door dat zo'n personage stomvervelend zou zijn."

5 Lucky Luke = Popeye + Gary Cooper

Lukes fysiek is gebaseerd op die van animatiefiguren. De allereerste Luke had - zoals dat in de animatie gangbaar was - vier vingers. Zijn hoofd leek op dat van Popeye, zijn bewegingen deden denken aan die van Mickey Mouse. Hoe dat kwam? Morris had jaren in een Brusselse animatiestudio gesleten en wilde een eenvoudig figuurtje, "dat tot een tekenfilm bewerkt zou kunnen worden".

Lukes persoonlijkheid is in Hollywood te zoeken, in de figuur van acteur Gary Cooper. "Ik vind dat hij het beeld van de held uit die bepaalde periode - toen ik veel westerns zag - perfect belichaamt", zei Morris daarover. "Groot, sterk en soepel."

6 Schurken zonder Robin Hood-complex

De schurken uit Lucky Luke kregen bewust geen Robin Hood-complex mee. "In films worden bandieten vaak neergezet als vrijbuiters. In werkelijkheid zijn het meestal echte gangsters, schizofrenen en dergelijke." Morris kon niet anders dan besluiten dat de schurken in Lucky Luke van een ander kaliber waren: "Wij benaderen met onze karikaturen soms veel dichter de werkelijkheid dan wat er al is gezegd en geschreven."

7 Morris is een Vlaming

In Vlaanderen wordt gesproken over de Grote Vier: Willy Vandersteen, Marc Sleen, Jef Nys en Bob De Moor. Dat moet eigenlijk de Grote Vijf zijn, maar Morris - een Kortrijkzaan - werd door zijn Vlaamse collega's en stripjournalisten weggeduwd in de hoek van de Franstaligen, omdat zijn werk er dichter bij aanleunde.

Pijnlijk was daarom de eerste tentoonstelling rond de Vlaamse strip in 2010 op het befaamde stripfestival van Angoulême. Op die expo stond de nieuwe generatie Vlaamse stripauteurs centraal en kregen de Grote Vier een ereplaats. Gevraagd naar de reden waarom Morris niet werd opgenomen, reageerde het fonds in deze krant dat "diens affiniteit met Vlaanderen ver zoek was".

De kunst van Morris, Stéphane Beaujean en Jean-Pierre Mercier, Dargaud, 312 p., 45 euro