Direct naar artikelinhoud

'Foorkramers zijn artiesten. Wij maken de mensen blij'

Nergens is de grens tussen werken en leven vager dan op de foor, waar kraam en woonwagen zij aan zij staan geparkeerd. Zo is het ook op de Antwerpse Zuiderdokken, waar de Sinksenfoor momenteel zes weken lang halt houdt. Wellicht de laatste keer. Al is ook dat geen einde. 'De kermis gaat altijd door.'

'Mijn toekomst is de kermis", zegt August (18), "en daarom ben ik gestopt met school." "En omdat je je mama miste", lacht zijn moeder Nancy. De zon brandt op het grasmatgroene terras van La Casa Loca, de cocktailbar van Nancy (45) en Roger (41) Van Besien, die in een buitenrij van de Sinksenfoor op de Antwerpse Zuiderdokken staat. Hij is bezig met zwart-geel-rode vlaggetjes, zij begroet joviaal ieder die de bar instapt. Het is woensdag en drie uur in de namiddag. Kermistijd.

Met de cocktailbar is Nancy enkele jaren geleden begonnen. Net als met het spookhuis, dat ook van hen is. Maar de foor, dat doet ze al heel haar leven. "Ik ben geboren op de kermis, heb mijn man ontmoet op de kermis, en kan me geen leven inbeelden zonder de kermis." Haar ouders hadden een suikerspinnenkraam, zijn ouders een frituur. "Onze ouders gingen bij elkaar eten. Toen we twintig waren, zijn we getrouwd."

Intussen zijn zij en Roger de vierde generatie in een geslacht van foorkramers. Zonen Antoine (14) en August zullen generatie vijf zijn. "Ik doe het te graag", zegt August. "Het zit in mijn bloed. School lukte wel, maar dit ligt me beter. Cocktails maken, sociaal zijn en praten."

Hij moest van mij niet stoppen, zegt Nancy. "Maar het is te gek om te investeren in zijn studies als hij toch de kermis op wil." Dus liet August het boekhouden aan de Leuvense Hogeschool. En kocht het gezin een extra caravan. "Eten doen we nog samen. Maar in zijn caravan kan hij zijn vrienden ontvangen. En zijn vriendinnetje." "Ook van de kermis", vult August aan.

"Onze kinderen zijn zoals we ze grootbrengen", zegt Nancy. "Ze hebben nog het echte straatleven, spelen zoals vroeger tot tien uur buiten. Zij zijn super super ontwikkeld, maar dan anders, ja. Maar of het gewone leven dan beter is? Ik heb een vriendin en die haar zoon heeft een tic nerveux van het studeren en van het playstationnen 's nachts. Zeg mij: hoeveel mensen zien hun kinderen opgroeien zoals wij?"

En toch zijn het de foorreizigers, vertelt ze, die door velen als marginalen worden bestempeld. "Nochtans hebben wij een betere blik op de wereld. Al was het maar door zes weken in Brussel te staan tussen al die nationaliteiten. En met ons gezin zijn we al in Bali, Cuba, Jamaica en Mexico geweest. Bovendien, als we marginalen zouden zijn, zouden de banken ons geen leningen geven."

Even voordien had Nancy daarover ook al gezegd: "Kermismensen zijn eigenlijk artiesten. Overal waar wij komen zijn de mensen blij."

Behalve dan op de Zuiderdokken. Want deze 45ste Sinksenfoor is mogelijk de laatste hier. Nadat zes buurtbewoners in 2012 voor de rechter een verhuizing hadden afgedwongen, besloot het stadsbestuur dat de foor nog maximaal twee jaar op het Zuid mocht staan.

Het was het babbelen daarover dat Nancy tot de artiestenuitspraak bracht. De dag ervoor had ze Natalia, en Kevin Janssens en Josje op de Sinksenfoor gezien. "Het zijn artiesten en acteurs die begrijpen wat het is om te vechten voor hun beroep."

Dat weet ook haar buurvrouw, Nancy Barrez (42). Met man Walter (45) bakt ze al twintig jaar galetten, smoutebollen en frieten. Haar kraam is versierd met neonverlichte letters die de naam 'Booms Frituur' vormen. "Bij ons is alles handgebakken. Ambachtelijk. Mijn schoonvader heeft ooit een machine gekocht. Na een dag heeft hij ze buitengegooid. Hij moest er niet van hebben."

Zoon Gilles (17) heeft examens nu en zit op internaat, net als vele kinderen van foorkramers, de meesten in Etterbeek of Maasmechelen. Daar is het dat vaak liefdes ontstaan. Al was ook dat niet altijd evident. "Vroeger was er een muur van vier meter hoog die de meisjes van de jongens scheidde. Het enige contact dat we hadden was op de wc. Daar kon je een bal over de muur gooien. Waarop je dan schreef: 'Ik hou van jou'. Soms kwam de bal terug, soms niet. Maar als hij terugkwam, dan stond daarop: 'Ik ook van jou', zo gaat het verhaal."

Bij Nancy en Walter sloeg de vonk over op de kermis. "Ja, het was liefde op het eerste gezicht." Zo proper als hun kraam blinkt, zo verzorgd ligt hun woonwagen erbij. De thermometer geeft 26 graden aan. In een eikenhouten kast staat porselein. Videocassettes met potloodletters staan geordend op een schap. "Een documentaire van Michel Follet over de foor en onze trouwvideo", zegt Nancy. Op de kast staat een foto van zoon Gilles.

De dreigende verhuizing van de Sinksenfoor ziet ook zij niet zitten. "Alsof ze uw pree halveren en de huur van uw huis verdubbelen." Het zou voor hen de tweede verplichte verplaatsing zijn. "Dertig jaar lang stonden we op de kerstmarkt op de Groenplaats. Vijf jaar geleden moesten we verhuizen. We pasten niet meer in het kader van de Groenplaats, klonk het. Uit schaamte hebben ze ons een chalet aangeboden. We hebben geweigerd."

Victor De Bruyne (56), ruim dertig jaar foorkramer en vierde generatie van een geslacht van gebakkramers dat teruggaat tot 1850, ziet vandaag "een groep politiekers met een verkeerd inzicht op wat kermis is", zo zegt hij in zijn bureau, zoals hij knipogend Café Modeste noemt.

"Politiekers denken dat wij een voetbalstadion zijn. De Bosuil (stadion van FC Antwerp), die kun je verplaatsen, ja. Maar de kermis niet. Het volk moet zich thuis voelen. De Sinksenfoor en het Zuid zijn met elkaar vergroeid. Bovendien is alles hier voorzien: water, elektriciteit. Dat kost de stad 50.000 euro. Wel, de kermis betaalt voor haar staanplaatsen in totaal 500.000 euro."

Wat eveneens aan hem vreet, is de altijd wat sluimerende geringschatting. "Bijna elk evenement krijgt subsidies, tv-programma's als Mijn restaurant worden openlijk verwelkomd. Waarom moet de kermis als enige wel betalen? Wij zijn braaf, maar geen jojo's of poesjenellen." Iets later en iets milder klinkt dat zo: "Het strafste van de zaak is: ook die van de schone restaurants zijn klant bij ons. Arm of rijk, wij pakken iedereen voor hetzelfde."

Als woordvoerder van de Vlaamse foorkramers praat Victor met vuur wanneer het gaat over de toekomst van zijn beroep. Dat zijn overgrootmoeder zeventien kinderen had, vertelt hij. Dat de kermis is blijven draaien tijdens de oorlog. Dat het van een paar goochelaars, een beer op een bal en katapulten gegaan is naar molens, lootjeskramen en spectaculaire overkop-attracties. En dat de foor nu eenmaal in het bloed zit, al generaties lang.

Om dan te zeggen: "Mijn vrouw en ik kunnen geen kinderen krijgen. Ik heb dat een plaats gegeven, maar het doet nog steeds zeer. Dat is het enige zwarte gat in mijn leven: niet kunnen overdragen."

Op het edele Zuid zie je elegante handtassen, comfortabele mocassins, en precieuze spullen uitgestald in treffelijke vitrines. Toch staat op die van schoonheidssalon Nails & Beauty: 'Sinksenfoor, welkom home.'

"Ook onze vrouwen laten graag hun nagels doen. Wij kopen ons eten ook in de supermarkt. De handelaars weten dat ze aan ons verdienen", vertelt Frans Dupont (26) vanuit zijn tombolakraam. Voor 10 euro krijg je 30 lootjes met fruitprentjes. Op de stoffen leunbank ligt een kartonnen bord waarop onder elastieken de winnende combinaties staan. Een peer, een appel en een aardbei betekent een flatscreentelevisie. De man naast ons krijgt de troostprijs. Een set kleurrijke messen.

"Mijn overgrootouders kwamen uit het circus en hadden een rups. Mijn grootouders hadden een lunapark en een vliegmolen, mijn ouders een lunapark en een tombola, en ik heb die laatste en een schietkraam."

Vrouw Jennifer (27) en zoon Mike (1) zijn gaan wandelen. Frans spreekt een voorbijganger aan. Hij koopt zich in. "Je herkent direct wie klant is en wie van de kermis is. Hoe iemand loopt, bewonderend rondkijkt, het verraadt het. Onlangs liep ik in Parijs over de kermis. Niemand riep me bij zijn kraam."

Dat het onderling soms ambras is, ontkent Frans niet. "We werken allemaal voor onze broodwinning, we zijn collega's maar ook concurrenten. Maar op het einde trekken we altijd aan hetzelfde zeel."

Het was te merken bij de blokkade van de Antwerpse Singel eind maart. Een colonne van honderden foorkramers had met vrachtwagens het verkeer lamgelegd. Als protest tegen de verplichte verhuizing van de Sinksenfoor, volgend jaar. Venijnig werd er achteraf naar hen gesist om de veroorzaakte hinder. "We doen één staking en dan zoveel heisa. Als er met de kermis iets gebeurt, is het altijd negatief. Of zijn wij het alleen die dat denken?"

Zeven dagen op zeven, van carnaval tot december, zo lang duurt het seizoen. "Vakantie is dan welkom, maar niet te lang. Vijf weken, en dan begin ik het beu te worden. Begint het weer te kriebelen. Wil ik opnieuw reizen van stad naar stad. Wij zijn niet gemaakt om op een stoel te zitten in de tuin. Het pensioen is voor een foorkramer zijn ondergang."

Iets verderop, bij de oudste draaimolen van 't stad - "1880", zeggen de eigenaars - wordt dat duidelijk. "Zevenenzeventig jaar", knikt Lucienne (56) richting het kotje van de draaimolen waar haar schoonmoeder jetons verkoopt. 'Meedraaien is betalen', vertelt een plakkaat achter het glasraam.

"Op een ander gaan ze naar het rusthuis. Bij ons reist de grootmoeder mee", vertelt Lucienne, terwijl ze in de weer is met een ijzeren kom vol slakken. Met haar man Franky (56) baat ze een karakollenkraam uit. Haar karakollenkraam. "Want van heel miniem naar heel veel vaste klanten helemaal zelf opgebouwd", zegt ze tevreden.

Vier was ze toen ze naar het internaat ging, veertien toen ze stopte met school. "Mijn vader had kanker. In elke stad waar de kermis kwam, ging hij naar het ziekenhuis. Alle kinderen moesten helpen. Mee de rups op- en afbreken."

Later ontmoette ze Franky. Ze trouwden in de winter, 36 jaar geleden intussen. Toen was het foor en werd de jongste geboren, tijdens het opstellen. "In de winter was het koud. Dan kropen de mensen dicht bijeen." Franky's ouders hadden de molen. Zij begon met haar kraam. Vandaag is de molen van haar ene zoon. De andere heeft een frietkraam.

Het geheim van goeie karakollen? "Een goeie kokkin." Kermissen afschuimen? "Hetzelfde als een jaar vakantie." Dat dit haar leven is en zal zijn, daar is geen seconde aan te twijfelen. "Ik heb op de schippersschool in Hoboken gezeten. En zoveel jaar later staat er aan mijn kraam dan plots een hele familie van schippers die ik ken. Meer moet ik niet hebben."

Ja, het werd moeilijker door de jaren. Meer regels, in elke stad weer andere. "Alsof je in Antwerpen met Javel moet kuisen en in Limburg met Detol. Maar dit is nu eenmaal onze manier van leven. Wij zouden nooit niet kunnen gaan werken in de fabriek." Een glazen bol heeft ze niet, zegt ze. Maar dat de kermis altijd zal doorgaan, gelooft ze wel. "Folklore blijft altijd bestaan."