Direct naar artikelinhoud

De do’s en don’ts voor reizen in Oost-Europa

In Berlijn wordt dezer dagen volop de Val van de Muur gevierd. Sinds die negende november van 1989 ligt Oost-Europa open om ontdekt te worden. Tina De Gendt reisde een maand lang dwars door het voormalige Oostblok, van Albanië tot Oost-Silezië. Ze verzamelde voor u de do’s (reis met een Interrail Global Pass voor 249 euro door Oost-Europa) en en don’ts (spreek geen Russisch, probeer het liever met Engels, Frans of Duits) voor wie Oost-Europa wil verkennen zonder kleerscheuren.

Mochten geld noch tijd enig bezwaar vormen, dan is er eigenlijk maar één mogelijk antwoord op die vraag: met de trein. De legendarische Orient Express mag dan verdwenen zijn, ook in een gewone wagon is het fysiek oversteken van de Alpen een ronduit magische ervaring. Die moet je moet missen in het vliegtuig, al reis je daarmee wel een pak sneller en is het mits een beetje zoekwerk ook een stuk goedkoper. Zowat elk Oost-Europees land beschikt vandaag over een eigen luchtvaartmaatschappij en die bieden de heen- en terugtickets vaak veel goedkoper aan dan West-Europese maatschappijen. Vanuit Zaventem bieden negen Oost-Europese maatschappijen rechtstreekse vluchten aan (waaronder Bulgaria Air, Malev Hungarian Airlines en Czech Airlines) en vanuit Charleroi-Zuid vliegt Wizzair onder meer naar Bratislava, Sofia en Boekarest. Kijken en vergelijken is de boodschap. En niet nog tien jaar wachten om het Oostblok te ontdekken, want ook bij Wizzair stijgen de prijzen. Als je er vijf jaar geleden nog een ticket voor 10 euro op de kop kon tikken, betaal je nu minimaal 40 euro.Behalve in toeristische topsteden als Praag of Boedapest blijft het uitpluizen van de nationale en internationale transportmogelijkheden een hele opgave. Zowel voor bussen als treinen geldt dat je beter niet te veel afgaat op wat de loketbediende je vertelt en al helemaal niet op de grote uithangborden in de hal. Vertragingen zijn er, zeker op grensoverschrijdende verbindingen, bijna overal en dan hebben we het niet over vertragingen van een half uur.Dat gezegd zijnde zijn zowel de bus- als treinnetwerken in Oost-Europa in het algemeen erg uitgebreid en bovendien spotgoedkoop. De Interrail Global Pass (waarmee je vrij treint in dertig Europese landen, vanaf 249 euro) kan een interessante formule zijn voor wie zijn traject op voorhand uitstippelt. De bussen zijn in de regel iets duurder dan de treinen, maar rijden frequenter en vaak ook consequenter.De zestien landen die Oost-Europa rijk is, zorgen voor een overvloed aan paspoortcontroles aan de grensovergangen. Geduld hebben is de boodschap. Je kunt soms uren aan een grens doorbrengen om een land uit te raken terwijl je in afwachting van de verlossende stempel onnozele vragen moet beantwoorden en inspecties van je koffer moet doorstaan. Wanneer je vijf minuten verder rijdt, wacht je meer van hetzelfde aan de volgende grensovergang, deze keer om het land waar je naartoe wilt binnen te raken. Smeergeld durven ze in de Balkan aan Turkse toeristen wel vragen, maar zodra je een Belgisch paspoort toont, ben je veilig. De zestien landen van Oost-Europa hebben naast grenscontroles ook voor een enorme variëteit aan culturen en gemeenschappen, die allemaal eigen gevoeligheden, ongeschreven regels en niet te vergeten: moedertalen. In een poging het voor zichzelf wat makkelijker te maken, durven toeristen wel eens de fout maken een paar woorden Russisch van buiten te leren, ‘want dat spreken ze daar toch ook?’ Een goedbedoelde ‘nazdrovje’ zal echter in een groot deel van de Oost-Europese cafés op zijn best met een onwennige stilte beantwoord worden. Hetzelfde geldt overigens in enkele delen van de Balkan voor het Turks. Russisch en Turks liggen als talen van de ex-bezetter nogal gevoelig hier. Probeer het liever in het Engels, Frans of Duits en zwijg in alle talen over politiek.

Eten en slapen

Zolang je niet over politiek begint of Russisch begint te praten, word je in heel het vroegere Oostblok goed ontvangen. Dat contact met de plaatselijke bevolking is ook van belang, want geen enkele Lonely Planet, Rough Guide of Trotter zal je zo goed kunnen helpen bij het vinden van de leukste plekjes als de plaatselijke bevolking. Doordat de meeste Oost-Europese landen in volle ontwikkeling zijn, veranderen de hotspots enorm snel. Wat een jaar geleden nog ‘het beste restaurant van de stad’ was, kan dit jaar een verlaten dronkemanscafé zijn en omgekeerd. Wat slaapplaatsen betreft, is Oost-Europa een absolute droom voor budgetreizigers. Doordat de kleine hotelletjes en pensionnetjes overal als paddestoelen uit de grond schieten, is het meestal niet nodig op voorhand te reserveren (tenzij tijdens festivals) en liggen de prijzen zeer laag. Voor een tweepersoonskamer met eigen douche en toilet, ontbijt inbegrepen, betaal je gemiddeld tussen de 20 en 30 euro. Met afdingen en tegen elkaar opbieden kun je vooral in het laagseizoen vaak een nog betere prijs krijgen.