Direct naar artikelinhoud

Calvo & Pohlmann

Kristof Calvo is federaal fractieleider van Groen. Zijn wisselcolumn met Joachim Pohlmann (N-VA) verschijnt op vrijdag.

CALVO

Actief burgerschap en al zeker politieke betrokkenheid krijg je niet gratis. Daar moet je elke dag aan werken. Wie daar een belangrijke rol in speelt, zijn onze politieke jongerenorganisaties. De Vlaamse regering is daar blijkbaar niet van overtuigd. Ze schrapte deze week met één pennentrek al hun subsidies, ook al gaat het om amper een half miljoen euro voor alle zeven organisaties samen, van Jong Groen tot Jong N-VA. Op een Vlaamse begroting is dat peanuts, maar toch: gedaan ermee.

De brieven met het slechte nieuws dragen de handtekening van Sven Gatz (Open Vld). In een regering van zakennationalisten moest hij het lichtpunt worden: een progressieve liberaal die houdt van de stad, een politicus die niet alleen twittert maar ook tijd maakt om boeken te schrijven. Die minister, die bevoegdheden, dat plaatje klopte gewoon. Twee jaar na Gatz' comeback zitten al heel wat Brusselaars, kunstinstellingen en jeugdwerkers met een kater. Daar kwamen deze week ook nog heel wat geëngageerde jongeren bij: de leden en de trekkers van onze jongerenpartijen.

Als ex-jongerenvoorzitter ben ik erg teleurgesteld in de beslissing. Net op een moment dat de roep om meer burgerschap luider klinkt, snap ik ze echt niet. Tijdens mijn vrijwillig engagement als voorzitter heb ik meer geleerd dan op de universiteit. Ik zou elke politicus zo'n jongerenvoorzitterschap toewensen. Het leert je wat politiek echt is: mensen samenbrengen en dingen in beweging krijgen. Het was een tijd van ludieke acties en pittige congressen, van manifesten en de eerste - toen nog veel te lange - persmededelingen, van grote dromen en kleine stappen.

Politieke jongerenorganisaties, dat is maatschappelijke O&O (Onderzoek en Ontwikkeling), politieke innovatie. Naast de financiering door hun moederpartijen verdienen ze daarom ook erkenning van de Vlaamse Gemeenschap, waar ze volop mee aan bouwen. In een tijd waar partijen hun aantrekkingskracht tanende is, kiezen deze jongeren ervoor om hun politiek engagement wel te structureren. Voorbij de eenmalige actie, dicht bij de plek waar het echt kan bougeren, daar waar het nog altijd echt gebeurt in ons politiek systeem. Deze jongeren engageren zich immers dicht bij de raden en parlementen, de colleges en regeringen. Ze nemen het woord in een wereld waar je het als jonkie echt niet zomaar krijgt.

Hun moedige keuze wordt nu gefnuikt door een laffe politieke daad. Voor de jongeren in kwestie is de schrapping een kennismaking met de cynische kant van de stiel die ze proberen te promoten. We proberen al jaren de Senaat en de provincies op te doeken, maar die lobbymachine en die van de intercommunales zoals Eandis is nu eenmaal sterker dan die van politieke jongeren zonder megafoon en slechts een pril netwerk. Over de parlementaire pensioenen blijft men maar praten, maar het half miljoen voor de politieke jeugd is wel al geschrapt.

De politieke anciens van de traditionele partijen zorgen ondertussen nog altijd goed voor zichzelf. Net daardoor wordt het moeilijker om uit te leggen waarom onze democratie iets mag kosten, waarom politieke jongerenorganisaties subsidies verdienen. Daar profiteert deze beslissing van. Want de minister weet: deze schrapping is geen keuze waar hij veel kritiek voor zal krijgen. Het is cynisch om antipolitieke gevoelens te gebruiken tegen onze meest propolitieke jongeren. De terechte verontwaardiging over het uitblijven van een beslissing over de parlementaire pensioenen inzetten om het werkingsgeld van politieke jongeren te schrappen, het heeft iets onkies.