Direct naar artikelinhoud

Belgische sopraan kan ‘La Calisto’ niet redden

De jonge Belgische sopraan Sophie Karthaüser debuteert in de Opera van Parijs met de titelrol in La Calisto van Cavalli. Dat het stuk teleurstelt, ligt geenszins aan haar.

Sophie Karthäuser debuteert in de Opera van Parijs

De regie van de Franse Mischa Makaïeff is weinig subtiel en ook muzikaal slaat deze La Calisto nergens gensters.

Sophie Karthäuser had in eigen land al heel wat kansen gekregen en gegrepen. In de Munt kreeg ze van Bernard Foccroulle verscheidene hoofdrollen, waaronder Pamina in de succesvolle Jacobs-Kentridge-productie van De toverfluit. Dat opende ook de deuren in Frankrijk: Rijsel, Bordeaux, Nantes, Straatsburg. Foccroulle bleef haar uitnodigen toen hij benoemd werd bij het festival van Aix-en-Provence. Maar Parijs is nog wat anders.

Dat haar Parijse debuut, in de titelrol van een nieuwe enscenering van Cavalli’s La Calisto, ondanks lovende recensies (Le Figaro schreef: “De Belgische sopraan, een van de beste Mozartzangeressen van het ogenblik, schittert in de titelrol”) geen stormachtig succes werd, heeft Karthäuser niet echt aan zichzelf te wijten. Een flauw spektakel, een matte directie en tekortschietende techniek verhinderden beter.

Misschien zijn wij verwend geweest door de legendarische, door Herbert Wernicke geregisseerde en door René Jacobs gedirigeerde productie van La Calisto in de Munt, met haar flitsende tempo en haar op de ‘Sala del Mappamondo’ in het Palazzo Farnese in Caprarola geïnspireerde decor, een wonder van verbeelding. Die productie is de hele wereld rondgereisd en verscheen op dvd; in de laatste run ervan in de Munt zong Karthäuser eveneens de titelrol.

In vergelijking daarmee heeft de Franse regisseuse Mischa Makaïeff een louter decoratief werkstuk afgeleverd. De sterrenhemel: een bollenwinkel. De natuur: behangselpapier. Roltypering gebeurt door opgezette beesten: de herder Endimione zeult met een schaap en Calisto zelf met een wolf (omdat volgens de legende Jupiter haar vader Lycaon had veranderd in zulk beest). Als Jupiter haar ogen vergelijkt met Phaeton (die zon wilde spelen en daardoor de aarde bijna in brand stak), stort er een vliegtuigje neer dat Phaéton heet. Enzovoorts: veel pedante één-op-één-illustratie. Daartegenover staat weinig subtiliteit. Toegegeven: het is niet makkelijk de metamorfose van een nimf in een beer weer te geven. Maar moet dat dan echt een roze beer zijn? Cavalli’s opera is in wezen een aaneenschakeling van erotische ver- en misleidingen en als dusdanig een spiegel van ons aller stuntelige liefdesleven. Makaïeff - die elders nochtans al uitstekende spektakels produceerde, zoals een hilarische Moskva, Tsjerjemoesjki van Sjostakovitsj in Lyon - en haar choreograaf Lionel Hoche komen op dat vlak niet verder dan platte travestie en onbenullig saterspel. In een interview vertelde Karthäuser dat ze blij was dat Makaïeff de zangers meer observeerde dan aanstuurde; het resultaat van die werkwijze is hier nochtans gewoon een totaal gebrek aan personenregie.

Dirigent Christophe Rousset brengt een tamelijk getrouwe versie van de partituur van Cavalli, met relatief weinig coupures en toevoegingen, maar slaagt er evenmin in de dramatische sterktes ervan naar voren te halen. Al in het eerste bedrijf slaat de verveling toe en ondanks enkele poëtische momenten (zoals aan het begin van het tweede en het derde bedrijf) gebeurt dat telkens opnieuw. Daar kan ook de grotendeels uitstekende bezetting, met naast Sophie Karthäuser ook kleppers zoals Véronique Gens (een heel straffe Giunone), Marie-Claude Chappuis (een dito Diana) en Lawrence Zazzo (een mooie Endimione), niet tegenop.

Sophie Karthäuser krijgt weldra overigens een Parijse revanche: volgend seizoen zingt zij in de Opéra Comique Agathe in Der Freischütz van Weber, onder leiding van niemand minder dan John Eliot Gardiner.