Direct naar artikelinhoud

Cas Mudde

Verschillende gebeurtenissen in 2015 zorgden ervoor dat populistische krachten zich in 2016 in het hart van ons systeem konden nestelen, stelt Cas Mudde, wereldautoriteit inzake populisme en extreemrechts. Traditionele partijen focussen in 2017 maar beter op het uitdragen van hun eigen ideologie, stelt hij.

► politoloog, gespecialiseerd in extremisme en populisme in Europa

► universitair hoofddocent Universiteit van Georgia

► °1967, Geldrop

► verbonden aan het Centrum voor Onderzoek naar Extremisme (C-REX), Universiteit van Oslo

► auteur: On Extremism and Democracy in Europe (2016), The Populist Radical Right: A Reader (2017), Populism: A Very Short Introduction ('17) en The Radical Right in America ('17)

► tweet onder @casmudde

Niemand verwachtte dat 2016 zo zou verlopen. Nigel Farage niet en Donald Trump al evenmin. Al was het wel duidelijk dat 2015 zijn sporen zou nalaten. De Griekse crisis had het euroscepticisme van zowel radicaal-rechts als radicaal-links verder aangewakkerd, terwijl de combinatie van de zogenaamde vluchtelingencrisis en de terreuraanslagen - en met name de gesuggereerde connectie daartussen - een perfecte storm voor radicaal-rechts hadden gecreëerd. Toch dachten de meeste 'experts' dat het Verenigd Koninkrijk in de Europese Unie zou blijven en dat de Verenigde Staten haar eerste vrouwelijke president zouden verkiezen. Hoe anders liep het af.

De brexit en Donald Trump definieerden 2016 en zullen nog jaren, wellicht decennia, hun stempel drukken op Europa en de wereld. Hoewel dat niet noodzakelijkerwijze dramatische gevolgen hoeft te hebben, zijn beide onderdeel van een fundamentele aanval op wat tot een paar jaar geleden nog de breedgedragen politieke consensus was. Van links tot rechts waren partijen en politici verenigd in hun steun voor Europese integratie, een (vaag vormgegeven) multiculturele samenleving en de liberale democratie - lees: de democratische rechtsstaat, waarin de meerderheid bepaalt wie regeert, maar elk individu en elke minderheid beschermd is.

Hoewel de eensgezindheid van de bevolking in toenemende mate mede werd afgedwongen door (imaginaire en reële) politieke correctheid - die overigens meer via zelfcensuur dan staatscensuur werkte - stemde de overgrote meerderheid van de bevolking voor 'systeempartijen' terwijl 'antisysteempartijen' grotendeels genegeerd of actief uitgesloten werden.

De wil van het volk

De redenen voor de afbrokkeling van die politieke consensus gaan veel verder terug dan 2015, maar de gebeurtenissen van dat jaar hadden als gevolg dat de uitdagers van het systeem opdoken in het hart van het systeem zelf.

De belangrijkste vertegenwoordigers van de antisysteemkrachten zijn populisten, en dan met name rechtse populisten. Hun monistische ideologie staat haaks op het pluralisme van de liberale democratie: xenofoob nationalisme bedreigt minderheidsrechten, en populisme ondermijnt de scheiding der machten en de bredere rechtsstaat.

In essentie is de recente opkomst van populistische krachten een illiberaal democratische reactie op een ondemocratisch liberalisme. Ik verklaar me nader: populisme is democratisch in die mate dat zij de volkssoevereiniteit en het meerderheidsprincipe accepteert, maar is illiberaal omdat het minderhedenrechten en andere aspecten van de rechtsstaat verwerpt.

Maar de huidige westerse democratieën, met name die binnen de EU, hebben in de afgelopen decennia meer en meer de democratische ruimte beperkt. Verschillende beleidsterreinen werden overgeheveld naar internationale en supranationale organisaties - zoals de EU, Raad van Europa en de Wereldbank - of werden gedepolitiseerd, door privatisering of expertisering (zoals centrale banken). Populisten verzetten zich tegen de doorgeschoten liberalisering door een extreem meerderheidsdenken te propageren: als het volk het wil, dan moet het kunnen!

Vooruitkijken naar 2017

Voor de duidelijkheid: populisten hebben nog nooit een meerderheid van de stemmen behaald in een gevestigde democratie. Er speelde meer in de Britse en Italiaanse referenda dan uitsluitend populistische motieven, en zelfs Norbert Hofer, de (verliezende) presidentskandidaat van de Oostenrijkse FPÖ, en Donald Trump werden niet uitsluitend op basis van rechts-populistische overwegingen gesteund. En nog opvallend: daarbij won geen van beiden een meerderheid van de stemmen.

In toenemende mate gaan verkiezingen in westerse democratieën niet meer in de eerste plaats tussen verschillende stromingen binnen de liberale democratie - met name christendemocraten, sociaaldemocraten, liberalen, en groenen - maar tussen (een combinatie van) liberale democraten en illiberale democraten. 2017 zal daarin niet veel verandering brengen.

Er zijn momenteel zo'n vijftien parlementaire en presidentsverkiezingen in Europa gepland voor 2017 en daar zullen ongetwijfeld nog wat vroege verkiezingen bijkomen (ik zet mijn geld op Denemarken, Griekenland en Italië). Zoals altijd gaat de meeste aandacht naar de grote landen, in dit geval Duitsland en Frankrijk. De verkiezingen in die twee landen zijn erg verschillend, zowel in termen van verkiezingssysteem als verwachte uitslag, maar zullen door precies hetzelfde frame worden gevolgd: mainstream versus populisme.

In Duitsland is kanselier Angela Merkel na meer dan elf jaar aan de macht nog steeds onwaarschijnlijk populair en haar christendemocratische CDU blijft een van de populairste partijen in Europa. Momenteel peilt de CDU rond de 35 procent, zo'n 10 procent meer dan de sociaaldemocratische SPD en bijna drie keer zoveel als het radicaal-rechtse Alternative für Deutschland (AfD). En toch zal alle berichtgeving gaan over de strijd tussen Merkel en de AfD, en pretenderen dat de steun voor de AfD een verwerping is van Merkels beleid - hoewel eerdere regionale verkiezingen aantoonden dat de AfD bij alle partijen stemmen wegplukt en zelfs ook niet-stemmers weet te bekoren.

Het belangrijkste electorale gevecht zal zich voordoen in Frankrijk, waar Marine Le Pen het naar alle verwachting in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen zal gaan opnemen tegen de aartsconservatief François Fillon. Alle peilingen wijzen in de richting van een overweldigende zege voor Fillon, maar wie durft daar nog op in te zetten na 2016? Er zijn in Frankrijk ook parlementsverkiezingen, die ongetwijfeld eveneens een groei in steun voor het Front National (FN) zullen laten zien, maar het complexe kiessysteem zal het aantal zetels waarschijnlijk wederom sterk beperken. De vraag is wat de tweestrijd met een zeer conservatieve rivaal voor gevolgen zal hebben voor de interne homogeniteit van het FN.

De verschillen tussen Fillon en Le Pen op het gebied van buitenlands beleid zijn alleen relevant voor de enkele kiezers die op basis hiervan stemmen. Beiden zijn heel eurosceptisch en pro-Poetin. Het belangrijkste verschil is dat Fillon de EU structureel wil hervormen, in de gaullistische richting van L'Europe des patries, terwijl Le Pen Frankrijk radicaal uit de EU wil halen.

Ten aanzien van immigratie, integratie, criminaliteit en veiligheid zijn de verschillen ook niet zo groot. Le Pen is slechts nog radicaler. De belangrijkste beleidsverschillen zijn sociaal-economisch, waar Fillon wordt gezien als een aanhanger van het neo-Thatcherisme, terwijl Marine Le Pen de FN meer naar links heeft doen opschuiven. Maar nog meer nadruk op antiglobalisering en welvaartschauvinisme zal niet genoeg zijn om linkse kiezers te winnen en kan de meer conservatieve krachten binnen het FN tegen de borst stuiten.

Wat de Franse verkiezingen gemeen hebben met de Nederlandse, is dat het belangrijkste duel tussen een (erg) rechtse mainstream-kandidaat en een radicaal-rechtse kandidaat gaat. In Nederland probeert premier Mark Rutte de verkiezingen tot een tweestrijd tussen hem en Geert Wilders te maken, in de hoop daarmee de 'democratische stem' helemaal in te palmen.

Vooralsnog legt hem dat geen windeieren, maar hetzelfde geldt voor Wilders. Beide partijen kunnen zo rond de 20 procent van de stemmen halen, bijna twee keer zoveel als de grootste andere partijen (de liberale D66 en de sociaaldemocratische PvdA), maar sluiten daarmee ook een coalitieregering uit. Het gevolg daarvan is dat de Nederlanders een buitengewoon moeilijke regeringvorming mogen verwachten, waarin alle 'grote' partijen uit het verleden (CDA, D66, PvdA en VVD) nodig zijn om een meerderheid in zowel de Tweede als Eerste Kamer te garanderen.

Toch zullen Frankrijk en Nederland hoogstwaarschijnlijk de uitzonderingen worden van 2017. In de meeste andere landen zullen radicaal-rechtse partijen geen of hoogstens een marginale rol spelen. Zowel in Duitsland als Tsjechië peilen rechts-radicale partijen rond de 10 procent van de stemmen - in Tsjechië is de radicaal-rechtse stem zelfs verdeeld over verschillende partijen - terwijl in Noorwegen de rechts-populistische Vooruitgangspartij (FrP) na regeringsdeelname wellicht zelfs een (kleine) verkiezingsnederlaag tegemoetgaat. In geen van de directe presidentsverkiezingen speelt een radicaal-rechtse kandidaat een rol van betekenis.

Waar staan we nu?

Gek genoeg is deze situatie niet compleet verschillend van die in 2016, waarin - ondanks alle aandacht voor 'populistische' overwinningen voor de brexiteers en Trump - radicaal-rechtse partijen gemiddeld slechts 4,2 procent in parlementaire en 10 procent in presidentsverkiezingen behaalden. In acht van de twaalf parlementaire verkiezingen behaalde radicaal-rechts geen zetels en in slechts één van de vijf presidentsverkiezingen geraakte een radicaal-rechtse kandidaat in de tweede ronde - in drie van de vijf gevallen was er zelfs geen (relevante) kandidaat in de eerste ronde!

Hiermee wil ik geenszins beweren dat radicaal-rechts geen doorslaggevende factor in de Europese politiek is geworden, maar we moeten het succes (of het gebrek eraan) wel in het juiste perspectief plaatsen. Radicaal-rechtse partijen zijn min of meer succesvol (5-10 procent) in grofweg de helft van de Europese landen, waarvan zeer succesvol (meer dan 10 procent) in zo'n tiental. In de nabije toekomst zullen daar ongetwijfeld nog enkele landen bijkomen - te denken valt aan de AfD in Duitsland en het Vlaams Belang in België. Daarnaast zijn er nog enkele oprukkende rechts-populistische partijen, die minder uitgesproken xenofoob-nationalistisch zijn, in grofweg vijf landen.

Waar het recente succes van radicaal-rechtse en rechts-populistische partijen sterker is dan voorheen, is dat zeker ook het geval voor hun invloed. Nog nooit hadden rechts-radicale partijen en ideeën zo'n grote rol in de Europese politiek als vandaag. In verschillende landen zijn radicaal-rechtse partijen ofwel de grootste partij ofwel de op-een-na-grootste partij. Als gevolg daarvan spelen zij een centrale rol in het politieke debat, het bepalen van de verkiezingsstrategie én in het vormen van regeringen.

Momenteel nemen drie radicaal-rechtse partijen deel aan nationale regeringen (Hongarije, Slowakije, Zwitserland), houdt de Deense Volkspartij (DF) de Deense minderheidsregering overeind, en regeren rechts-populistische partijen mee in Finland, Griekenland, Letland, Noorwegen en Polen. Alleen in Hongarije en Polen levert de partij ook de premier. Kortom, de overgrote meerderheid van de Europese regeringen en regeringsposities worden nog steeds bezet door liberaal-democraten.

Het belangrijkste probleem is dat veel van de liberaal-democraten ideeën en zelfvertrouwen missen. Net als de media zijn zij onderdeel van de populistische tijdsgeest geworden, gevangen in een zelfbedreigend discours, waarin de populistische uitdagers de stem van het volk zijn, en zij in het beste geval gutmenschen en wegkijkers zijn, in het slechtste geval corrupte landverraders.

Liberaal-democratische politici hebben zichzelf aangepraat dat feiten er niet meer toedoen en dat 'het volk' niet langer ideeën wil maar actie. En dus lopen ze blind achter de populisten aan, reageren ze op hun tweets, en veroordelen ze de boodschapper maar niet de boodschap. Maar als de boodschap het politieke debat domineert, dan verkiest de radicaal-rechtse kiezer het origineel boven de kopie, zoals FN-leider Jean-Marie Le Pen al in de jaren 90 voorspelde.

Cordon sanitaire of normalisatie?

Nu radicaal-rechts groter en invloedrijker is geworden, laait de strijd weer op over hoe men er mee moet omgaan. Het cordon sanitaire wordt amper nog verdedigd in Europa - behalve als het gaat om extreemrechtse partijen als Gouden Dageraad in Griekenland en de Kotleba-Volkspartij Ons Slowakije. In Oostenrijk lijken zowel de christendemocratische ÖVP als de sociaaldemocratische SPÖ naar de hand van de FPÖ te dingen, terwijl men zelfs in Duitsland en Zweden geluiden kan horen om met respectievelijk AfD en Zweden-Democraten samen te werken.

Maar er zijn nog twee landen die dapper vasthouden aan het cordon: België en Frankrijk - in Nederland is het nieuwe cordon meer persoonlijk dan ideologisch, en in de eerste plaats een gevolg van de persoonlijke animositeit tussen de voormalige politieke vrienden Mark Rutte en Geert Wilders. In beide landen dacht men enkele jaren geleden nog dat het cordon sanitair succesvol was geweest. Aan het begin van de eeuw waren zowel FN en VB over hun hoogtepunt heen en werd er openlijk gespeculeerd dat dit permanent was. Teleurgesteld over hun gebrek aan invloed als gevolg van het cordon, waren de radicaal-rechtse kiezers gevlucht naar partijen als Lijst Dedecker en de N-VA in België en naar De Republikeinen, het voormalige UMP, in Frankrijk.

Maar nu zijn ze terug, en sterker dan ooit. Het VB peilt rond de 12 procent, gelijk aan haar hoogste verkiezingsscore in 2007, en lijkt de wind in de zeilen te hebben zolang haar belangrijkste concurrent regeringsverantwoordelijkheid deelt. Hoewel N-VA-leiders het VB even hard aanvallen als vroeger, maken Waalse partijen zich al zo veel zorgen dat de éminence grise van de Waalse liberalen, Louis Michel, zich genoodzaakt voelde een dreiging uit te spreken: de MR zal federaal niet met N-VA samenwerken als zij op lokaal niveau met het VB gaan regeren.

Zowel het cordon sanitaire tégen als een samenwerking mét radicaal-rechts is voornamelijk ingegeven door angst en visiegebrek. Beide strategiën zijn uitsluitend gericht op het verzwakken van radicaal-rechts in plaats van het versterken van de liberale democratie.

In de meeste gevallen is het gevolg een verzwakking van de liberale democratie: het cordon leidt bijna altijd tot een beperking van het publieke debat en een opportunistisch ad-hocbeleid dat de boodschapper veroordeelt, maar de boodschap grotendeels uitvoert, terwijl normalisatie tot een verwatering van de grenzen tussen liberale en illiberale democratie leidt. In beide gevallen bepaalt radicaal-rechts de agenda en veroordelen de liberaal-democratische partijen zichzelf slechts tot reageerders.

De enige manier om deze vicieuze cirkel te doorbreken, is voor liberaal-democraten om terug te keren naar de kern, naar hun eigen ideologie en hun eigen normen en waarden. Zonder een duidelijk en positief verhaal zullen de gevestigde partijen nog meer kiezers verliezen en kansloos blijven in politieke en publieke debatten met radicaal-rechts.

Samenwerking met radicaal-rechts zal voor verschillende partijen in de nabije toekomst een mathematische noodzaak worden, maar dit zal niet altijd vanuit een machtspositie zijn. Of de gevestigde partijen nu een grote of een kleine partner in de coalitie zijn, ze kunnen alleen de liberaal-democratische waarden verdedigen als ze deze zelf (er)kennen en duidelijk omschrijven in hun eigen partij- en regeringsprogramma. Dát is de uitdaging voor 2017 en verder.