Direct naar artikelinhoud

Vlaming sport meer en anders

En toch is het niet allemaal positief: 27 procent van de volwassenen doet op geen enkele manier aan sport. ‘Dat blijft een geweldige uitdaging voor de overheid’, zegt onderzoeker Jeroen Scheerder.

Het goede nieuws: de Vlaming sport almaar meer. 73 procent van de volwassenen komt op dit moment in contact met sport. “Dat gaat over sport in de meest ruime definitie”, zegt onderzoeker Jeroen Scheerder, professor aan de afdeling Sociale Kinesiologie en Sportmanagement op de KU Leuven. “Alles telt mee: wandelen, fietsen, lopen, voetballen. Evenwel zonder ‘utilitaire’ verplaatsingen in rekening te brengen. Te voet brood halen bij de bakker beschouwen wij niet als sport.”

Uit het onderzoek blijkt dat ‘contact met sport’ de voorbije veertig jaar verzesvoudigd is in Vlaanderen. Van 12 procent in 1969 tot de huidige 73 procent. Vrouwen scoren vandaag ook even goed als mannen, terwijl er in 1969 nog een opvallend verschil was: 7 procent van de vrouwen deed toen aan sport voor 17 procent van de mannen.

De positieve trend bewijst dat het Vlaamse sport-voor-allenbeleid werkt, maar dat is niet het hele verhaal. Jeroen Scheerder: “De verklaring houdt niet op bij overheidsinitiatieven. Ook de sportfederaties zelf promoten beweging steeds beter en de bijdrage van de commerciële sector is aanzienlijk. Dat de Vlaming meer aan sport doet, is ook de verdienste van de fitnesscentra.”

De sportende Vlaming is zeer waarschijnlijk, maar niet noodzakelijk een goede zaak voor de gezondheidszorg. “Wij onderzochten de frequentie van het contact met sport”, zegt Scheerder. “Niet de intensiteit van de sportbeoefening. Daarom is het moeilijk om aan deze resultaten een gezondheidswaarde te koppelen. Dit onderzoek bewijst wel dat er bij de mensen een groot draagvlak is voor sport ter promotie van gezondheid.”

Minder clubsporten

Scheerder wil ook graag weerleggen dat het verhaal alleen maar positief is. “Zoals gezegd: sport is in dit onderzoek zeer ruim gedefinieerd. Dat betekent dat 23 procent van de volwassenen op dit moment op geen enkele manier in contact komt met eender welke vorm van sport. Dat blijft een gigantische uitdaging voor de overheid. Het zijn cijfers die ons een Europese middenmoter maken. We scoren inzake breedtesport beter dan het gros van de mediterrane landen, maar slechter dan de Noord-Europese.”

Uit de huidige resultaten - op basis van de Participatiesurvey 2009 van het steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport - blijkt niet alleen dat de Vlaming vaker is gaan sporten, hij sport ook anders. Minder traditioneel. Scheerder: “62 procent van de bevraagden doet aan sport in wat wij een ‘lichte sportgemeenschap’ noemen. Dat betekent: een uurtje badmintonnen met vrienden of samen een halfuurtje lopen. De sportbeoefening gaat weg van zwaardere structuren, mensen sluiten zich minder aan bij echte clubs. De meest beoefende sporten bij 14- tot 85-jarigen lenen zich ook uitstekend tot die organisatie. Recreatief fietsen en recreatief wandelen zijn momenteel het meest populair. Blijkbaar gaan wij na de secundaire school op een andere manier aan sport doen.”

De veranderde sportbeoefening haalt de Vlaming ook weg van de traditionele locaties. “55 procent van de ondervraagden doet aan outdoorsport”, zegt Scheerder. “Dat kan alles zijn: een park, bos of plein. Amper één op de vier doet nog aan sport in de gebruikelijke sporthal. Het lijkt raadzaam de sportinfrastructuur op die trend af te stemmen.”

Scheerder bedoelt het niet als een pleidooi voor minder sporthallen. “Zeker niet. Jongeren gaan voor sport wel nog naar de sporthal. Maar er is wel een probleem van leegstand. Overdag gebeurt er niks in onze sporthallen. Terwijl het voor 55-plussers net het ideale moment is om aan sport te doen. Daar kan wel iets aan gedaan worden.”